John Bassant en Marianne Bassant-Hensen (red.) - Mensenwerk

mensenwerk

MENSENWERK ORIËNTATIE OP WERKVELDEN IN HET SOCIAAL WERK J o h n B a s s a n t , M a r i a n n e B a s s a n t - H e n s e n ( r e d . )

 

Mensenwerk

 

 

Mensenwerk Oriëntatie op werkvelden in het sociaal werk

John Bassant en Marianne Bassant-Hensen (red.)

Ineke Heemskerk Eva Heezemans Hans Janssen Thea van Kempen Dick Oudenampsen

Kees Penninx Anita Pfauth Alie Weerman

Tweede, herziene druk

c u i t g e v e r ij

c o u t i n h o

bussum 2017

 

© 2010/2017 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gege vensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder vooraf gaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toege staan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk ver schuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductie rechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).

Eerste druk 2010 Tweede, herziene druk 2017

Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl

Omslag: Lorenzo de Jongh, Uitgeverij Coutinho Foto's omslag en binnenwerk: Bert Spiertz en Shutterstock, tenzij anders vermeld. Foto's hoofdstuk 10: Kerk in Actie Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Perso nen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever. De personen op de foto’s komen niet in de tekst voor en hebben geen relatie met het geen in de tekst wordt beschreven.

ISBN 978 90 469 0555 5 NUR 752

 

Voorwoord

Het sociaal werk is zo breed en veelomvattend als het leven zelf. En het is mensenwerk. Het kent vele werksoorten en disciplines die zich allemaal bezighouden met mensen die om wat voor reden dan ook hulp en steun nodig hebben. Hulp en steun die hun kansen bieden om zich te handhaven, zich te ontwikkelen en een menswaardig bestaan te leiden in onze complexe samenleving. Sociaal werkers richten zich naast de medische professionals, de gedragsdeskundigen en de verzorgenden vooral op de ondersteuning en soms op het herstel van een menswaardig bestaan, dus op het dagelijkse leven van deze mensen. Mensenwerk beoogt dit veelzijdige werkgebied te ordenen en overzichtelijk te maken. De sociaal werker is een bijzondere professional die vanuit een brede basis generalistisch kan werken in een breed en gevarieerd aantal werkgebieden. Dit boek biedt een eerste oriëntatie op de verschillende werkgebieden. Het is geschreven voor studenten van so ciale studies en kan ingezet worden in de eerste jaren van de studie in zowel reguliere hbo-trajecten als Ad-trajecten. In deze tweede editie zijn we afgestapt van een indeling in doelgroepen. Bij nader inzien vinden we deze indeling te statisch en we willen de mogelijk stigmatiserende effecten van de term doelgroep vermijden. De indeling in werkgebieden waarvoor we nu hebben gekozen doet meer recht aan de dynamiek en veelzijdigheid van het sociaal werk. We zijn ons ervan bewust dat het juist ook deze dynamiek en veelzijdigheid zijn die iedere indeling arbitrair maken. Dat neemt niet weg dat sociaal werk met ouderen nu eenmaal een andere inhoud en benadering vraagt dan sociaal werk met kinderen. De ondersteu ning – en dus ook de deskundigheid van de sociaal werker – van iemand met een psy chische stoornis heeft andere kenmerken dan van iemand met een fysieke beperking, enzovoort. Bovendien hebben zich binnen ieder werkgebied gespecialiseerde instituties en organisaties ontwikkeld met specifieke beroepsprofielen en deskundigheden met een eigen geschiedenis, cultuur en organisatie. In een inleidend hoofdstuk wordt een aantal actuele ontwikkelingen geschetst die van invloed zijn op hoe het huidige sociaal werk vorm krijgt. Daarna worden in afzonderlij ke hoofdstukken de meest voorkomende werkvelden besproken: kinderen en jeugdi gen, ouderen, mensen met een psychische aandoening, verslaafden, dak- en thuislozen, justitiabelen, mensen met een lichamelijke beperking, mensen met een verstandelijke beperking en vluchtelingen. De grenzen van deze indeling in werkgebieden zijn grillig, dynamisch en overlappen elkaar soms. Waar sprake is van een duidelijke overlapping verwijzen we naar het hoofdstuk waarin dit ook aan de orde komt.

 

De paragrafen die in de eerste editie per hoofdstuk de historische ontwikkeling van een werksoort beschreven, zijn in deze editie komen te vervallen. Niet omdat we dat geen be langrijk onderwerp vinden, maar omdat er op dit terrein zeer gedegen studieboeken be schikbaar zijn en we de vrijgekomen ruimte goed konden gebruiken. Deze tweede druk van Mensenwer k is geheel geactualiseerd en sluit aan bij de actuele stand van zaken zowel in het sociaal werk als in het onderwijs van sociale studies. Ieder hoofdstuk is grondig herschreven waarvan vijf door nieuwe auteurs. Alle hoofdstukken zijn gebaseerd op de situatie na de transitie. Er is meer aandacht voor professionele samenwerking en voor de gevolgen van veranderingen in het sociaal werk zoals het ambulanter worden van de zorg, het stimuleren van de eigen kracht van burgers en de inzet van hun sociale netwerk, mantelzorgers en vrijwilligers. Je kunt dit boek lezen als een reisgids waarin je je oriënteert op de algemene kenmerken, achtergronden, bijzonderheden en voorzieningen in een groot land dat je als reisdoel hebt gekozen. Het land is te omvangrijk om in zijn geheel te bezoeken, dus je moet keuzes ma ken en je oriënteren op de eerste reisbestemmingen die je kiest. Daarbij is een reisgids een handig hulpmiddel, maar je leert de omgeving pas echt kennen door er te zijn en er ervaring op te doen. Met Mensenwerk als gids voor de werkgebieden van het sociaal werk is dat niet anders. Door de ervaringen die je zelf opdoet in de praktijk van het werk ontdek je of je de juiste route en het meest geschikte reisdoel hebt gekozen. Maak er een ontdekkingsreis van, waarbij je niet alleen leert over jouw nieuwe omgeving, de mensen die je ontmoet en jouw reisgenoten, maar ook over jezelf. Voorlopig heb je gekozen voor een reis in een land waar de zon niet alle dagen schijnt en waar je met allerlei onverwachte uitdagingen en avonturen geconfronteerd zult worden. Als je op zoek bent naar iets wat er werkelijk toe doet, dan ben je met deze keuze op de goede weg. Wij bedanken de auteurs Wouter van Eekhout (jeugd), Gerrit Wolfswinkel (ouderen) en Peter Herzberg (verslaafden) van de eerste uitgave die in deze editie geen inbreng meer heb ben gehad, maar wel de basis hebben gelegd voor de bijdragen van de auteurs in deze editie. Martha van Endt-Meijling, die twee hoofdstukken schreef voor de eerste uitgave van Men senwerk (chronisch zieken/lichamelijke beperkingen/etnische groepen ) is in 2012 overle den. Wij gedenken haar hier met het – binnen het kader van dit boek zeer relevante – citaat vanMarcel Proust dat voor Martha bijzondere betekenis had: ‘Voor de ware ontdekkingsreis hoeft men geen nieuwe landschappen te zoeken, maar moet men nieuwe ogen krijgen.’ Onze speciale dank gaat uit naar de auteurs van de hoofdstukken van deze editie van Mensenwerk . Sommigen vertrouwd, anderen nieuw. Zonder hun deskundige en inspireren de bijdragen zou dit boek niet tot stand zijn gekomen. Ten slotte: van de deskundige feed back waarmee Michel van de Graaf (Uitgeverij Coutinho) ons heeft ondersteund bij het kiezen van de inhoud en samenstelling van het boek hebben wij dankbaar gebruik gemaakt. Een boek als dit is nooit af. Ontwikkelingen gaan snel en vernieuwingen volgen elkaar op.

 

Zowel het werkveld als de opleidingen zijn erg dynamisch. Net als bij reisgidsen vragen wij de gebruikers hulp om veranderingen in de situatie ter plaatse aan ons door te geven. We houden ons dan ook aanbevolen voor op- en aanmerkingen.

John Bassant Marianne Bassant-Hensen Januari 2017

 

Inhoud

Leeswijzer 13 1 Mensenwerk 14

De praktijk van het sociaal werk John Bassant 1.1 Inleiding 15 1.2 Sociaal werk 17 1.3 Sociaal werk in een participatiesamenleving 19 1.4 De sociaal werker als professional 23 1.5 De organisatorische context 30 1.6 Sociale wijkteams 31 1.7 Besluit 31 Vragen en opdrachten 32

Literatuur 32 Websites 32 2 Met het oog op de toekomst 34 Kinderen, jongeren en hun ouders Hans Janssen 2.1 Inleiding 36 2.2 Jeugd in beeld: omschrijving van de doelgroep 38 2.3 Werken met de doelgroep in de praktijk: sociaal werk met kinderen, jongeren en hun ouders 40 2.3.1 Drie gebieden van jeugdhulpverlening 42 2.3.2 Jeugdbescherming en reclassering 47 2.3.3 Zorg voor jeugd met een verstandelijke beperking 49 2.3.4 Onderwijshulp: passend onderwijs 51 2.4 De wettelijke kaders 53 2.5 Wat vraagt het werken met kinderen, jongeren en hun ouders van je en wat levert het je op? 55 2.6 Besluit 56 Vragen en opdrachten 56

Literatuur 57 Websites 57

 

3 Het belangrijkste is dat ik er nog toe doe! 58 Ouderen Kees Penninx 3.1 Inleiding 59 3.2 De seniorenmarkt: sector van de toekomst 61

3.3 Diversiteit, generaties en levensfasen 64 3.4 Sociaal werk en de derde levensfase 68 3.5 Sociaal werk en de vierde levensfase 69 3.6 De wijk als vindplaats van vragen én kansen 72 3.7 Wat vraagt werken met ouderen van je en wat levert het je op? 75 3.8 Besluit 75 Vragen en opdrachten 76 Suggesties voor verder lezen 77

Literatuur 78 Websites 79 4 Herstelwerkzaamheden 80 Mensen met psychische aandoeningen Marianne Bassant-Hensen 4.1 Inleiding 81 4.2 Kenmerken van psychische aandoeningen 83

4.3 Structuur en financiering van de ggz: ambulantisering 88 4.4 Herstelwerk als werkterrein van de sociaal werker 90 4.5 Het werkterrein van de sociaal werker: werksetting en functies 95 4.5.1 Werkterreinen 95 4.5.2 Specialisaties in functie en beroep 97 4.6 Wat vraagt werken met mensen met psychische aandoeningen van je en wat levert het je op? 98 4.7 Besluit 99 Vragen en opdrachten 100

Literatuur 100 Websites 102

 

5 Morgen ga ik echt stoppen 104 Verslaafden Alie Weerman 5.1 Inleiding 105 5.2 Wat is verslaving? 107 5.3 Verslavende middelen en hun werking 111 5.4 Het biopsychosociale model: vicieuze cirkels 114 5.5 Oorzaken van verslaving 115 5.6 Beleid 116 5.7 Behandeling en begeleiding 117 5.8 Wat vraagt werken met verslaafden van je en wat levert het je op? 122 5.9 Besluit 122 Vragen en opdrachten 123 Literatuur 123 Websites 125 6 In Nederland hoeft toch niemand op straat te slapen? 126 6.2 De doelgroep: wat zijn dak- en thuislozen? 129 6.3 Dak- en thuislozen: kenmerken en cijfers 131 6.3.1 Kenmerken van dak- en thuislozen 131 6.3.2 Cijfers 132 6.4 Werken in de dak- en thuislozenzorg 133 6.4.1 Methodieken 135 6.4.2 Voorzieningen en diensten 137 6.4.3 Samenwerken in de maatschappelijke opvang 140 6.5 Wat vraagt werken met dak- en thuislozen van je en wat levert het je op? 144 6.6 Besluit 145 Vragen en opdrachten 145 Dak- en thuislozen Thea van Kempen 6.1 Inleiding 128

Literatuur 146 Websites 147 7 Over de grens 148 Justitiabelen Ineke Heemskerk 7.1 Inleiding 150

7.2 Wat is criminaliteit? 151

7.2.1 Kenmerken van justitiabelen 152 7.2.2 De wereld van het strafrecht 153 7.2.3 Feiten en cijfers  153

 

7.3 Diversiteit 154 7.4 Vooruitblik op het veiligheidsbeleid 155 7.5 Het strafrecht 156

7.5.1 Jeugdigen en het strafrecht 156 7.5.2 Volwassenen en het strafrecht 156 7.5.3 Justitiabelen: een gevarieerde doelgroep 157 7.6 Waar kom je als sociaal werker justitiabelen tegen? 158

7.6.1 Werken met jeugdigen 158 7.6.2 Werken met volwassenen 161 7.7 Wat vraagt werken met justitiabelen van je en wat levert het je op? 164 7.8 Besluit 165 Vragen en opdrachten 166 Literatuur 166 Websites 167 8 Een mens is meer dan zijn ziekte 168 Chronisch zieken en mensen met een lichamelijke of zintuiglijke beperking Dick Oudenampsen 8.1 Inleiding 169 8.2 Wat is een chronische ziekte en wat betekent dat voor de cliënt? 171 8.2.1 Ziekte en gezondheid 171 8.2.2 Diversiteit en ziektebeleving 172 8.2.3 Chronische ziekte 173 8.3 Beperkingen 176 8.4 Zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking of een chronische ziekte 179 8.5 Chronisch zieken en hun sociale positie 180 8.6 De regie in eigen hand 181 8.7 Waar kom je als sociaal werker mensen met een chronische ziekte of beperking tegen? 183 8.8 Wat vraagt werken met chronisch zieken en mensen met een beperking van je? 185 8.9 Besluit 185 Vragen en opdrachten 186

Literatuur 186 Websites 187 9 Ik bepaal het zelf! 188

Mensen met een verstandelijke beperking Anita Pfauth 9.1 Inleiding 189 9.2 Mensen met een verstandelijke beperking 190

 

9.3 Feiten en cijfers 192 9.4 Werken met mensen met een verstandelijke beperking 193 9.4.1 Groepsbegeleider 194 9.4.2 Jobcoach 197 9.4.3 Casemanager 198 9.4.4 Zorgconsulent 200 9.5 Wat vraagt werken met mensen met een verstandelijke beperking van je en wat levert het je op? 201 9.6 Besluit 204 Vragen en opdrachten 205 Literatuur 205 Websites 206 10 Op zoek naar een veilige plek 208 Vluchtelingen Eva Heezemans/Stichting Centrum '45 10.1 Inleiding 210 10.2 Wie is een vluchteling en wie een asielzoeker? 212 10.3 Uitgeprocedeerd, en dan? 213 10.4 Alleenstaande minderjarige vluchtelingen en asielzoekers 215 10.5 Mensenhandel 216 10.6 Vluchtelingen en trauma 218 10.7 Werken met vluchtelingen in de praktijk 222 10.8 Wat vraagt werken met vluchtelingen van je en wat levert het je op? 227 10.9 Besluit 227 Vragen en opdrachten 227

Literatuur 228 Websites 229

Register 231 Over de auteurs 238

 

Leeswijzer

Mensenwerk biedt je een kennismaking met de vele mogelijkheden van het sociaal werk. Je kunt dit boek gebruiken als gids bij het zoeken naar en mogelijk ook kiezen van een voor jou passende werksoort binnen het sociaal werk. Daarvoor heb je veel informatie nodig over de verschillende werkterreinen die het sociaal werk rijk is. Met het ene werk terrein zul je meer affiniteit hebben dan met het andere. Bovendien heb je nu misschien niet meer dan heel algemene kennis van het sociaal werk en weet je nog niet wat de vele mogelijkheden zijn. Dit boek geeft je daar informatie over en helpt je een verantwoorde keuze te maken. Hoofdstuk 1 is een algemeen inleidend hoofdstuk over het sociaal werk en de sociaal werker. Elk volgend hoofdstuk belicht een van de werkgebieden: achtereenvolgens soci aal werk met kinderen, jongeren en hun ouders in hoofdstuk 2, met ouderen in hoofd stuk 3, met mensen met psychische aandoeningen in hoofdstuk 4, met verslaafden in hoofdstuk 5, met dak- en thuislozen in hoofdstuk 6, met justitiabelen in hoofdstuk 7, met chronisch zieken en mensen met een lichamelijke of zintuiglijke beperking in hoofdstuk 8, met mensen met een verstandelijke beperking in hoofdstuk 9 en met vluchtelingen in hoofdstuk 10. Alle auteurs van de verschillende hoofdstukken hebben uitgebreide kennis van en ervaring met het werkgebied dat ze beschrijven. Ieder hoofdstuk begint met een dag- of logboekfragment of citaat van een sociaal werker. Zo maak je kennis met het dagelijks werk in het betreffende werkterrein. Vervolgens wordt in enkele paragrafen (die overigens niet in ieder hoofdstuk precies hetzelfde zijn) duidelijk gemaakt wat het beschreven werkveld inhoudt, wie de cliënten zijn, wat de sociaal werker hun kan bieden en vanuit welke functies en organisaties dit veelal gebeurt. Daarna wordt aangegeven wat er van je wordt verwacht als je in het betreffende werkveld komt te werken, maar ook wat het je oplevert. Ieder hoofdstuk sluit af met enkele vragen en opdrachten die je zelf of samen met medestudenten kunt verwerken. Ten slotte bevat ieder hoofdstuk een lijst met gebruikte literatuur en enkele relevante websites. Wanneer je al een bepaalde voorkeur hebt – of via dit boek hebt ontdekt – dan kun je in de literatuurlijst ook de nodige aanknopingspunten vinden om je verder in dit werkveld te verdiepen. In alle hoofdstukken vind je in grote lijnen eenzelfde opzet. Dat maakt het mogelijk de verschillende werkvelden goed met elkaar te vergelijken.

13

1 Mensenwerk De praktijk van het sociaal werk John Bassant

‘Autonomie betekent niet dat iedereen hetzelfde begrijpt, maar dat je in anderen accep teert wat je van hen niet begrijpt.’

Richard Sennett (2003), Respect in een tijd van sociale ongelijkheid (p. 255)

1.1 Inleiding Dit boek biedt een kennismaking met de praktijk van het sociaal werk. ‘Sociaal werk’ is een overkoepelende term waarmee de beroepen in het sociaal domein worden aange duid. Onder de titel Vele takken, één stam verwees de Sectorraad Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs (nu Hogere Sociale Studies) in 2008 naar deze eenheid in verscheidenheid. Daarmee zette hij de ontwikkeling naar een beroepsopleiding sociaal werk in, en die ontwikkeling is nog steeds gaande. Wij gebruiken in dit boek de term sociaal werk als aanduiding van het beroep en van de bijbehorende opleiding. Dit doen we vanwege de gezamenlijke kenmerken van de sociale beroepen, maar vooral omdat de ontwikkelin gen in het sociaal werk een brede blik vereisen. De term sluit ook aan op het interna tionale taalgebruik. Sociaal werk is niet alleen een beroep, maar ook een omschreven soort werk dat tot doel heeft mensen te ondersteunen in een complexe samenleving en ervoor te zorgen dat iedereen, vooral wie daarvoor slecht is toegerust als gevolg van beperkingen van allerlei aard, op een voor hemzelf en voor de samenleving acceptabele manier kan leven. Ieder mens moet zelf kunnen bepalen hoe hij zijn leven inricht en wat hij met zijn leven aan wil. Ook als iemand beperkingen kent die hem daarbij ernstig hinderen en kwetsbaar maken. Mensen dienen zo lang mogelijk voor zichzelf te zorgen, zo nodig en zo mogelijk met inzet van familie, vrienden en mogelijk ook buren. Zij zijn de eerst aangewezenen om hun naasten die het niet redden in de samenleving op te vangen, te beschermen en zo nodig te helpen. Ondersteuning zal steeds meer in de eigen leefomge ving van deze mensen plaatsvinden. Maar soms is die ondersteuning door familie en anderen (het sociale netwerk) niet voldoende, bijvoorbeeld omdat de problemen te groot zijn of omdat een sociaal net werk ontbreekt en familie niet bereid of in staat is te helpen of er eenvoudigweg niet is. Dan komt het professionele sociaal werk in beeld. In dit boek laten we zien wat het sociaal werk en de sociaal werker aan ondersteuning kunnen bijdragen. We schetsen een beeld van de veelvormigheid en complexiteit van het sociaal werk aan de hand van de verschillende (traditionele) doelgroepen. Met de titel Mensenwerk willen we duidelijk maken dat sociaal werkers met mensen werken. So ciaal werk ís mensenwerk. Het is werk mét en vóór mensen, maar ook werk ván mensen.

15

1 De praktijk van het sociaal werk

Doelgroepen In dit boek maak je kennis met het sociaal werk via doelgroepen. Dat heeft vooral een pragmatische reden. Een sociaal werker zal, als je vraagt wat voor werk hij doet, veelal antwoorden dat hij groepsleider is in een jeugdinrichting, gezinsbegeleider, maatschap pelijk werker op een school, jobcoach voor mensen met een licht verstandelijke beper king, reclasseringswerker of penitentiair inrichtingswerker. Met andere woorden: hij benoemt daarmee de specifieke doelgroep waarvoor hij zich inzet. Elke beschreven doel groep kent eigen typerende behoeften en noden: iemand met een verstandelijke beper king onderscheidt zich daarin van een dakloze of iemand met psychiatrische problemen, een zorgbehoeftige oudere of een vluchteling. Werken met de beschreven doelgroepen vraagt een specifieke deskundigheid van de sociaal werker en bijbehorende specifieke kennis en vaardigheden. Maar indeling in doelgroepen heeft ook het risico van stigmatisering en gelijkschake ling: een of enkele kenmerken van individuen worden kenmerken van een hele groep. Cli ënten zijn dan niet zozeer mensen als ieder ander, maar worden als het ware gereduceerd tot wat hen onderscheidt van andere mensen: hun onmaatschappelijkheid, hun poten tieel gevaar, hun gebrek aan zelfredzaamheid, hun beperking, hun ziekte, kortom: hun anders zijn. De overheid (en de zorgverzekeraars) gebruikt deze gereduceerde definitie van een doelgroep als instrument bij de toedeling van voorzieningen en financiering. Mensen zijn individuen: zelfstandig en met een eigen identiteit, ondanks hun proble men of beperking. Niemand is hetzelfde, maar toch worden mensen vaak in allerlei hok jes ondergebracht. Het begrip ‘doelgroep’ verwijst naar hun overeenkomsten, we groe peren mensen rond één kenmerk: jongeren, ouderen, psychiatrische patiënten, mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, dak- en thuislozen. Groeperen rond een kenmerk maakt het makkelijker om te bedenken wat er met en voor die mensen gedaan kan worden. Bovendien geeft het een goed beeld van de veelzij digheid en breedte van het beroep van de sociaal werker: hulp en ondersteuning bieden in verschillende domeinen en leefgebieden. Met enig voorbehoud is het indelen in doelgroepen dus wel te rechtvaardigen. Het gaat om problemen en beperkingen die in belangrijke mate het dagelijks leven van men sen bepalen en het hen moeilijk of zelfs onmogelijk maken zelfstandig aan het maat schappelijk leven deel te nemen. Hun problemen of beperkingen kunnen ertoe leiden dat ze buitenspel komen te staan. Een (soms flinke) steun in de rug zorgt ervoor dat ze ‘erbij’ kunnen blijven en liefst ook mee kunnen doen. Lastiger wordt het wanneer leeftijd als ordeningsprincipe wordt gebruikt. Het be zwaar geldt met name voor het hanteren van de kalenderleeftijd als criterium. Dan wor den de verschillen wel erg veronachtzaamd. Het leidt tot generalisaties als ‘de jeugd van tegenwoordig’, ‘babyboomers’ en ‘bejaarden’. In dit boek vermijden we dit soort genera lisaties door veel werk te maken van de verschillen die er binnen iedere doelgroep zijn en door aandacht te geven aan de individualiteit van de betreffende mensen. De doelgroepen in dit boek zijn voor iedereen herkenbaar en, als je rekening houdt

16

1.2 Sociaal werk

met de genoemde risico’s en valkuilen, een goed bruikbare indeling voor de eerste ken nismaking met sociaal werk.

1.2 Sociaal werk De kern van sociaal werk is het bevorderen en ondersteunen van de zelfredzaamheid van mensen, ook als dat moeilijk is vanwege lichamelijke of verstandelijke beperkingen, psy chiatrische of psychosociale problemen of armoede. Daarbij zal in de eerste plaats een beroep gedaan worden op de eigen mogelijkheden van mensen en hun sociale netwerk. Iedereen is in principe verantwoordelijk voor het eigen welzijn en kan pas, als hij vanuit zijn omgeving niet meer de noodzakelijk hulp en steun kan krijgen, een beroep doen op door de overheid gefinancierde professionele hulp. Dat wil overigens niet zeggen dat de sociaal werker pas in actie komt als het misgaat. Hij heeft ook een taak bij het voorko men van problemen. Preventie is een wezenlijk onderdeel van het sociaal werk. Het werkgebied van sociaal werk betreft alle leefgebieden – wonen, werk/school, vrije tijd, sociale relaties en gezondheid – in samenhang met elkaar. Het gaat dus om het bieden van ondersteuning in situaties in het dagelijks leven. Daarom dient de hulp zo veel en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving van de cliënt plaats te vinden. De Wet maatschappelijke ondersteuning van 2015, de Jeugdwet en ook de Participa tiewet geven voor het sociaal werk een duidelijk inhoudelijk en organisatorisch kader. In de verschillende hoofdstukken hierna zal dit kader concreet uitgewerkt worden voor de betreffende doelgroep. Sociaal werk kent volgens de Wmo een zekere gelaagdheid. De Gezondheidsraad (2014) stelt in zijn rapport Sociaal werk op solide basis dat in het sociaal werk drie ‘velden’ on derscheiden kunnen worden: 1 Het activeren van de kracht van burgers en samenleving. Je kunt hierbij denken aan het ondersteunen van initiatieven van buurtbewoners, mantelzorgers en preventieve voorzieningen. 2 Individuele ondersteuning van individuen door professionals, zowel tijdelijk als lang durig indien noodzakelijk (bijvoorbeeld bij chronische problematiek). Dit gebeurt in toenemende mate door multidisciplinaire wijkteams, waar sociaal werkers deel van uitmaken. 3 Complexe en langdurige ondersteuning. Nu vindt deze ondersteuning nog veelal buiten de eigen leefomgeving van de cliënt plaats, maar deze zal evenals de onder 1) en 2) aangeduide activiteiten zo veel moge lijk in de eigen leefomgeving van de betrokkenen plaats moeten gaan vinden.

Bij het activeren van de kracht van burgers en samenleving hebben sociaal werkers voor al een stimulerende en faciliterende taak. De burgers kunnen het zelf, maar moeten ertoe

17

1 De praktijk van het sociaal werk

in staat gesteld worden. Het werk gebeurt door de burgers, de sociaal werkers blijven zo veel mogelijk op de achtergrond: de zogenoemde nulde lijn. Sociaal werkers bieden professionele hulp en ondersteuning. Ze werken generalis tisch, dat wil zeggen dat ze ervoor zorgen dat de mensen die het nodig hebben met lichte hulp en steun zo goed mogelijk kunnen functioneren in hun dagelijks leven. Dat kan door het geven van individuele hulp en ondersteuning maar ook via groepswerk of door gebruik te maken van collectieve voorzieningen (samenlevingsopbouw). Direct, door zelf dat werk te doen, of indirect door vrijwilligers of mantelzorgers te ondersteunen. Dit werk noemen we eerstelijnshulp. In de zogenoemde tweede lijn zijn de hulpverlening en zorg ondergebracht die meer specialistisch van aard is en nu nog vaak in instellingen als psychiatrische inrichtingen, jeugdinrichtingen en verpleeghuizen plaatsvindt. Sociaal werkers zijn dus in alle drie de lijnen werkzaam, maar niet op dezelfde manier. In de eerste lijn werken ze vooral generalistisch en moeten ze kunnen bepalen of er spe cialistische en zwaardere hulp moet worden ingeschakeld of dat lichtere hulp en onder steuning beter is. In de tweede lijn werken specialisten, zoals groepsleiders in een jeugd psychiatrische instelling of reclasseringswerkers. Dit soort hulpverlening wordt echter steeds meer ondergebracht in kleinschalige voorzieningen in de buurt en de omgeving, die erop gericht zijn de kwaliteit van leven voor cliënten op peil te houden of te verbe teren. Door die ontwikkeling werken sociaal werkers vaker in de buurt en komen zij ook vaker in aanraking met verschillende domeinen en leefgebieden. Bovendien werken so ciaal werkers in alle drie de lijnen nauwer samen met elkaar en met andere professionals, zoals artsen en verpleegkundigen, politie en gemeenteambtenaren in de nulde en eerste lijn, en andere specialisten, zoals psychiaters en orthopedagogen in de tweede lijn. Het werk van sociaal werkers ontwikkelt zich en vraagt om een professional die in meerdere domeinen thuis is. De geschiedenis van het sociaal werk Sociaal werk is niet van vandaag of gisteren, maar kent een eeuwenlange geschiedenis. Het is voor een sociaal werker van belang kennis te nemen van deze geschiedenis, al was het alleen maar om te begrijpen hoe samenleving en sociaal werk met elkaar ver weven zijn en veranderingen en ontwikkelingen in de samenleving ook het sociaal werk veranderen. De hele geschiedenis uit de doeken doen zou in het kader van dit boek onbegonnen werk zijn. In dit boek behandelen we vooral het heden en de toekomst. Er zijn allerlei uitstekende boeken over de geschiedenis van het sociaal werk, en ook een website: www.canonsociaalwerk.nl.

18

1.3 Sociaal werk in een participatiesamenleving

1.3 Sociaal werk in een participatiesamenleving Sociaal werk vindt plaats in een voortdurend veranderende samenleving. Deze verande ringen hebben een direct effect op het sociaal werk. De meest ingrijpende verandering van de laatste decennia is die van de ontwikkeling van de participatiesamenleving en de afbouw van de verzorgingsstaat. Wat houdt dat in? In onze maatschappij hoeft niemand van honger om te komen. We weten niet beter dan dat er voor zieken een dokter klaarstaat, er voor werklozen een uitkering is, de open bare bibliotheek iedereen van alle mogelijke boeken en andere media voorziet, ouderen AOW krijgen, er voor iedereen onderwijs naar keuze is en nog veel meer. Er is een heel scala aan voorzieningen dat ervoor zorgt dat iedereen tot op zekere hoogte een mens waardig bestaan kan leiden en zich kan ontwikkelen naar zijn mogelijkheden. De staat speelt hierbij een belangrijke rol, en het geheel van deze voorzieningen heet dan ook de verzorgingsstaat. Moderne (vooral Europese) staten bieden hun burgers garanties voor een menswaardig bestaan en zorgen dat iedereen kan delen in de welvaart en dat ieders welzijn zo veel mogelijk verzekerd is. Het gaat daarbij in eerste instantie om beschermen de wetten tegen onrecht, ernstige risico’s en misbruik, om sociale zekerheid dus. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw worden steeds meer vragen gesteld bij de betaalbaarheid van dit stelsel en bij de solidariteit die nodig is om het in stand te hou den. Immers, de financiering van dit alles gaat naar draagkracht: de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Hogere inkomens worden zwaarder belast dan lagere, en daarmee komen de grenzen van het stelsel in zicht. Langzamerhand vat bij sommigen het idee post dat de ene helft de andere helft van Nederland moet onderhouden. Zo zwart-wit is het niet, maar toch wordt de vraag steeds sterker of het wel rechtvaardig is de ene mens te laten opdraaien voor de ellende van de andere mens. De vanzelfsprekendheid van de verzorgingsstaat wordt langzaam maar zeker aange tast. Zowel omdat de voorzieningen onbetaalbaar dreigen te worden als omdat de op vattingen over hulp en ondersteuning veranderen. Moet de overheid wel voor het geluk en het welzijn van haar burgers zorgen? Moeten die dat niet in de eerste plaats zelf doen? Al die sociale wetten en zekerheden leiden maar tot afhankelijke en passieve burgers. Er is inmiddels steeds meer nadruk komen liggen op wat mensen voor elkaar kunnen betekenen, zoals in zelfhulpgroepen en lotgenotencontact. Mensen willen hun lot meer in eigen hand nemen en accepteren steeds minder dat dat van bovenaf wordt opgelegd. Afschaffing van de verzorgingsstaat is niet zozeer aan de orde, maar wel een verregaan de versobering ervan, een beperking tot het noodzakelijke. In Europa en zeker in Nederland creëert de staat een vangnet voor wie het echt nodig heeft, maar tegenwoordig worden daarvoor wel strenge criteria gehanteerd en wordt streng gecontroleerd. De komst van vele vluchtelingen en migranten uit vaak niet-westerse landen verscherpt deze discussie. Bij ve len leeft het idee dat deze mensen onevenredig profiteren van ‘onze’ regelingen.

19

1 De praktijk van het sociaal werk

De verzorgingsstaat onder druk De versobering van de verzorgingsstaat is ingezet. Een belangrijk argument is, naast de veranderende inzichten, van financiële aard: de sociale voorzieningen worden onbetaal baar. Bezuinigingsronde na bezuinigingsronde laat vervolgens zijn sporen na in de voor zieningen, waarbij sommigen spreken van modernisering en anderen van afbraak. De verzorgingsstaat verzorgde en beschermde vooral het materiële en financiële wel zijn, maar heeft nooit het geluk van mensen kunnen verzekeren. Geluk is immers niet te koop en wordt niet van overheidswege verstrekt. De huidige discussie lijkt zich dan ook te hebben uitgebreid naar het thema: heeft iedereen recht op geluk, zoals ieder mens recht heeft op onderwijs, op voedsel, op onderdak? Hoe dan ook, er zijn andere opvattingen in de samenleving ontstaan over de ver antwoordelijkheid van burgers. Niet de overheid, maar de individuele burger draagt de eerste verantwoordelijkheid voor zijn welzijn en moet dus zo lang mogelijk voor zichzelf (kunnen) zorgen. Het hoger onderwijs (Hogere Sociale Studies, voorheen HSAO) heeft aansluiting ge zocht bij de veranderende samenleving in het rapport Meer van waarde (2014) van de commissie Boutellier. Dit rapport vat de ontwikkelingen als volgt samen. De sociale structuur van de samenleving is ingrijpend aan het veranderen, door nieu we vormen van gemeenschappelijkheid (onder invloed van onder andere het internet en de sociale media) die veel meer communicatie mogelijk maken en een impuls geven aan initiatieven van organisaties en burgers. Daarnaast liggen de arrangementen van de ver zorgingsstaat onder vuur vanwege de onbeheersbare kosten, de overmatige bureaucratie en te ver doorgeschoten hulpverlening. Als antwoord op beide ontwikkelingen heeft er een decentralisatie van het sociaal beleid plaatsgevonden, waarbij de gemeenten geacht worden zorg, jeugdzorg en participatie op een zuinigere manier met meer kwaliteit te leveren. De commissie Boutellier omschrijft de kernfunctie van het sociaal werk als volgt: het bevorderen van sociale samenhang, inclusiviteit en participatie – samengevat als kwaliteit. Deze kernfunctie valt uiteen in: 1 een collectieve oriëntatie, veelal in termen van participatie en emancipatie, en 2 een individuele oriëntatie waarin termen als begeleiding en hulpverlening centraal staan (Boutellier, 2014). De ontwikkeling naar meer autonomie en zelfredzaamheid van burgers en daarmee van een verschuiving binnen het sociaal werk van hulpverlening naar ondersteuning van de eigen kracht van mensen heeft haar (ongetwijfeld voorlopige) neerslag gevonden in drie al eerdergenoemde wetten: de Wmo, de Jeugdwet en de Participatiewet. Op weg naar een participatiesamenleving De Wmo, de Jeugdwet en de Participatiewet stimuleren de ontwikkeling van een par ticipatiesamenleving. Dat is een samenleving waarin niet de overheid maar de burgers zo veel mogelijk zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen leven en welzijn en voor de

20

1.3 Sociaal werk in een participatiesamenleving

kwaliteit van samenleven. De overheid schept de condities om dat mogelijk te maken. Er zijn in allerlei buurten in steden en dorpen uiteenlopende initiatieven genomen om de participatiesamenleving in te richten, veelal burgerinitiatieven. Zo zijn er buurtcoöpera ties ontstaan, waarin burgers samen activiteiten opzetten, van het gezamenlijk inkopen van zonnepanelen tot het regelen van onderlinge hulp en ondersteuning in geval van ziekte of eenzaamheid. Zo omschreven lijkt de participatiesamenleving een ideale samenleving. Maar niet alle burgers zijn in staat om hun eigen leven vorm te geven omdat ze daar niet voldoende voor toegerust zijn, en kwetsbaar zijn als ze op zichzelf zijn aangewezen. Bovendien zijn er mensen die vooral hun eigen weg willen gaan. Het beroep dat de overheid doet op de eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht van mensen, wordt niet vanzelfsprekend door iedereen op dezelfde manier beantwoord. Het roept ook spanningen en vooral onzekerheid op door vragen als: waar kan ik op rekenen als het niet goed met me gaat, moet ik me bekommeren om mijn dementerende buurvrouw, wat moet ik aan met de verslaafdenopvang in de buurt, wat kan ik doen voor die duidelijk verwarde vrouw in mijn straat? Burgers kunnen zelf veel alledaagse problemen oplossen en elkaar helpen als dat nodig is. Maar bij ernstige problemen van lichamelijke of psychische aard zal profes sionele hulp geboden moeten worden. Samenleven kent altijd spanningen. Ook de participatiesamenleving is er zeker niet vrij van, integendeel. We gaan nader in op enkele van deze aan de samenleving inherente spanningen: tussen individu en samenleving, tussen ontwikkeling en disciplinering en tussen vrijwilligheid en dwang. Tussen individu en samenleving In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw domineerde de opvatting dat veel pro blemen werden veroorzaakt door de maatschappij of, zoals dat toen genoemd werd, door ‘het systeem’. De maatschappij was ziekmakend en moest dus veranderen. Tegen woordig is duidelijk dat het vooral gaat om een ‘mismatch’ tussen een individu en de samenleving. Dat maakt het veel ingewikkelder. Er ligt nu veel meer nadruk op de individuele verantwoordelijkheid en zelfredzaam heid van mensen. Met het toenemen van de complexiteit van de samenleving en de daarbij behorende (hoge) eisen levert dat voor veel mensen problemen op. Zij kunnen niet voldoen aan die eisen en dreigen daardoor aan de rand of buiten de samenleving terecht te komen. Dat bedreigt de sociale kwaliteit van die samenleving. Sociaal werkers moeten hier de balans zien te vinden door niet alleen te werken aan de kracht van de individuele cliënten, maar ook aan de kwaliteit van de sociale omgeving. Sociaal werk richt zich nooit alleen op het individu. Sociaal werkers gaan uit van de samenhang tussen een cliënt en de mensen om hem heen (zijn sociale netwerk) en tus sen een cliënt en de samenleving. Eerbiedig je deze samenhang niet, dan loop je het risico ongelukken te maken – bij de cliënt, zijn netwerk of de maatschappij en mogelijk zelfs bij alle drie. Dat is het lastige en misschien zelfs tragische van het sociaal werk: wat je goed

21

1 De praktijk van het sociaal werk

doet voor een individu kan anderen schaden. Maar als je de nadruk legt op het belang van de maatschappij, zou je het individu tekort kunnen doen.

Tussen ontwikkeling en disciplinering In een samenleving waarin bestraffen de eerste reactie lijkt te zijn op welke misstand dan ook, is het niet eenvoudig om bezinning te vragen en tijd te nemen voor een meer weloverwogen besluit. Beleidsmakers en politici lijken steeds weer voor de korte termijn te kiezen. Straffen blijkt vaak neer te komen op isoleren en buitensluiten. En van buitensluiten is geen samenleving en zeker geen mens beter geworden. Lange gevangenisstraffen blij ken geen oplossing te bieden voor het probleem van de criminaliteit. Net zomin als het afzonderen van psychiatrische patiënten en mensen met een verstandelijke beperking in een rustige, landelijke omgeving een houdbare oplossing bleek. Aan de andere kant leidde het sluiten van de grote psychiatrische inrichtingen en als gevolg daarvan de te rugkeer van psychiatrische patiënten in de samenleving, ook weer tot flinke spanningen. Veel van de zwervers in onze steden hebben ernstige psychiatrische problemen en zijn zonder begeleiding of ondersteuning helemaal niet opgewassen tegen een zelfstandig bestaan. Repressie (straffen) staat op gespannen voet met een van de belangrijkste uitgangspun ten van het sociaal werk. Sociaal werk is altijd gericht op ontwikkeling. Dat geldt ook voor situaties waarin sprake is van straf, zoals bij justitiabelen. Sociaal werkers zullen disciplinering altijdmoeten gebruiken omontwikkelingmogelijk temaken. Disciplinering en ontwikkeling sluiten elkaar niet per definitie uit, maar een spannende combinatie is het zeker. Tussen vrijwilligheid en dwang (drang) Ook tussen vrijwilligheid en dwang bestaat spanning in de participatiemaatschappij. Een voorbeeld daarvan is te vinden in de zogenoemde bemoeizorg voor dak- en thuis lozen en psychiatrische patiënten. Deze vorm van zorg is bedoeld voor ‘zorgwekkende zorgmijders’, mensen die zichzelf buiten het bereik van de hulpverlening houden, maar het zonder hulp en steun niet redden. Het zijn mensen met een zware psychiatrische problematiek, zoals psychoses, vaak gecombineerd met een verslaving. Af en toe komen ze in het nieuws met ernstige geweldpleging of zelfs moord. Maar het meest in het oog springen toch hun verregaande verwaarlozing en onaangepastheid, die bij velen afkeer en angst oproepen. Deze mensen raken buiten ieder maatschappelijk verband, lang niet altijd omdat ze dat willen, maar omdat ze door hun stoornis letterlijk ‘de weg kwijt zijn’ en daardoor buitengesloten raken. Als niemand zich met hen zou bemoeien, zouden ze reddeloos verloren raken en ook een gevaar voor hun omgeving vormen. Je als hulpverle ner ongevraagd bemoeien met een ander is in het sociaal werk lange tijd taboe geweest, maar wordt de laatste tijd weer min of meer succesvol gedaan. In de ‘bemoeizorg’ krijgt het individu de noodzakelijke hulp en steun tegen zijn zin, omdat hij zich niet realiseert dat hij die nodig heeft. De samenleving wordt verlost van de overlast die deze zorgmij-

22

1.4 De sociaal werker als professional

ders vaak met zich meebrengen. Bemoeizorg is niet alleen maar dwang en drang, maar ook zorg en behandeling. Het is nooit het eind van het verhaal, maar eerder het begin: zo snel mogelijk reguliere zorg en behandeling toepassen, met instemming van de cliënt en met als doel weer een eigen en aanvaardbare plek te vinden in de samenleving. Het is van belang dat sociaal werkers zich bewust zijn van deze spanningen in hun werk en in de maatschappij. Sociaal werk beweegt zich per definitie tussen disciplinering en individuele ontwikkeling, tussen dwang of drang en individuele vrijheid, tussen het be lang van de samenleving en het belang van het individu. Die polen liggen soms ver uit elkaar, en dikwijls krijgt de ene pool te veel nadruk ten koste van de andere. Dat is waar schijnlijk onvermijdelijk. 1.4 De sociaal werker als professional Sociaal werkers zijn optimistische professionals. Ze geloven in mensen, maar niet op een naïeve manier. Optimisme, in het sociaal werk het geloof in de eigen kracht van mensen, is erg belangrijk, maar met optimisme alleen kom je er niet. Sociaal werk is heel breed, veelzijdig en complex. En het is mensenwerk. Dat geeft het sociaal werk een heel eigen karakter, en maakt het boeiend en uitdagend. De sociaal werker is een bijzondere pro fessional, die naast vakmanschap (de technische aspecten) een aantal bijzondere eigen schappen heeft: hij stelt altijd de cliënt centraal, kan omgaan met diversiteit, accepteert zijn cliënten zoals ze zijn, weet de eigen kracht van zijn cliënten te stimuleren, gaat niet louter uit van eigen inzichten of macht, weet een balans te vinden tussen ondersteunen en ingrijpen en gaat respectvol en terughoudend om met cliënten. Deze eigenschappen werken we in de volgende subparagrafen verder uit. Professionaliteit en vakmanschap De sociaal werker is een professional. Wat houdt dat precies in? Sociaal werk is per de finitie relationeel werk, en vindt dus altijd plaats samen met de cliënt (en niet vóór de cliënt). De cliënt bepaalt dus mede de kwaliteit van het werk. Hij is geen object van bemoeienis, maar een medespeler. Dat vergt van de sociaal werker een bijzondere vorm van professionaliteit, want hij komt er niet met het correct inzetten van technieken en methoden (vakmanschap). Er zijn meer (persoonlijke) eigenschappen nodig voor goed sociaal werk. Sociaal werkers kennen door de aard van het werk een heel eigen professionaliteit, waarin naast vakmanschap (het beheersen van vaardigheden) ruimte is voor de werker als persoon. Dat heeft te maken met het relationele, interpersoonlijke van het werk. Professionaliteit en vakmanschap van de sociaal werker vormen volgens Marcel Spierts (2014) de harde kern van het sociaal werk. De sociale professional zoals Spierts die voor ogen heeft, werkt generalistisch (hij overziet het hele ‘systeem’ en kan daarnaar

23

1 De praktijk van het sociaal werk

handelen), maar heeft ook specialistische kennis die hij kan inzetten als hij specifieke ondersteuning biedt aan individuen of groepen. De sociale professional heeft te maken met het dagelijks leven van een cliënt in al zijn complexiteit. Om daarin het juiste te kunnen doen zal hij inzicht moeten hebben in die complexiteit. Hij moet niet alleen zicht hebben op de mogelijke beperkingen van een cliënt, maar vooral ook op de mogelijkheden die de omgeving (de buurt, de school, het werk) biedt. Hij moet zien of hij zelf ondersteuning biedt of vrijwilligers inschakelt en – zeker zo belangrijk – wanneer hij specialistische hulp inschakelt. Vergelijk het met de huisarts die zelf behandelt of verwijst naar een fysiotherapeut, een psycholoog of een medisch specialist. Hij doet dat op grond van zijn eigen vakmanschap en van zijn kennis van de (medische) omgeving. Die verbondenheid met het dagelijks leven heeft ertoe geleid dat het sociaal werk lange tijd niet als volwaardig professioneel werk werd beschouwd, omdat de weten schappelijke onderbouwing ervan gebrekkig was. Inmiddels kent het sociaal werk enkele bijzonder hoogleraren en doen vooral de lectoraten aan de hogescholen hun best om een eigen invulling te geven aan de wetenschappelijke basis en de verdere ontwikkeling ervan. Maar het blijft moeilijk het dagelijks leven in wetenschappelijke termen te vatten zonder het in kleine bestudeerbare stukjes op te knippen met het risico dat de essentie van het dagelijks leven verloren gaat. Bij het dagelijks leven geldt bij uitstek dat het ge heel meer is dan de som der afzonderlijke delen. Er is niet één samenhangende wetenschappelijke theorie van het sociaal werk. De pogingen om die te ontwikkelen (bijvoorbeeld met de andragogie in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw) zijn vooralsnog mislukt. Het sociaal werk is toch vooral een praktijk. Over die praktijk valt natuurlijk wel te theoretiseren, en dat wordt ook gedaan. De verschillende takken van het sociaal werk hebben allemaal een plaats veroverd op de universiteiten met bijzondere leerstoelen en op de hogescholen met de lectoraten. Maar de wetenschappelijke input komt toch vooral van menswetenschappen als psychologie, sociologie en pedagogie, en er is geen wetenschap van het sociaal werk. Voor het sociaal werk is er inmiddels een gemeenschappelijke kennisbasis, een Body of Knowledge, Attitudes and Skills (BOFKAS). Deze stelt de sociaal werkers in staat hun beroepsmatig handelen te verbeteren en te legitimeren en verantwoorden, of, met ande re woorden: kwalitatief goed werk te leveren. Kwaliteit Net als de gezondheidszorg ontwikkelt het sociaal werk manieren van werken en metho den waarvan bewezen is dat ze effectief zijn en die de toets van de wetenschappelijke kritiek kunnen doorstaan. Dit wordt evidence based werken genoemd. De vraag is of dit wel mogelijk is voor het sociaal werk. Veel sociaal werkers weten uit de praktijk dat elk resultaat betwistbaar is en dat soms zelfs niet helemaal duidelijk is wat het resultaat is. Veel van wat zij doen, is in de praktijk beproefd maar niet weten schappelijk bewezen. Zouden ze hun aanpak moeten staken omdat het wetenschappe-

24

1.4 De sociaal werker als professional

lijk keurmerk ontbreekt? Velen pleiten voor een ruimere opvatting van effectiviteit, die meer past bij de aard van het sociaal werk. Werken met mensen is vooral relationeel werk van lange adem. Relaties ontwikkelen zich, zijn dynamisch en veranderen. Daarmee kunnen ook de doelen gaandeweg veranderen en dan moeten sociaal werkers hun werk wijze aanpassen. Juist dit perspectief verdraagt zich slecht met de korte termijn van het evidence based werken. Evidence based werken beoogt de verbetering van meetbare kwaliteit, maar het sociaal werk heeft moeite om de kwaliteit van het werk objectief te meten. Zeker omdat bij sociaal werk de relatie een doorslaggevende factor is. Relaties zijn moeilijk of niet in termen van haalbare doelen te vatten, maar ze bepalen wel in belangrijke mate het succes of falen van een behandeling of een begeleiding. Dat zijn processen met ups en downs: de ene dag gaat het beter dan de andere. Meting op een slecht moment kan een hulpverlener dan ook totaal de verkeerde kant op sturen. Daarom is het misschien beter te zoeken naar een evidence based practice . Hierin wordt wetenschappelijke ken nis gecombineerd met de werkervaringen van de professional en de ervaringen en be vindingen van de cliënt. Het gaat niet alleen om het overdragen van wetenschappelijke inzichten aan de praktijk, maar ook om het toevoegen van praktijkkennis aan weten schappelijke kennis, een vorm van practice based theory . Sociaal werkers kunnen op die manier bijdragen aan een body of knowledge , die voor het sociaal werk behalve theorie ook beproefde praktijkkennis omvat. De professionaliteit van de sociaal werker zit hem dus niet zozeer in het wetenschappe lijke gehalte van zijn werk, maar vooral in de verantwoorde wijze waarop hij met cliënten omgaat, ze ondersteunt en helpt en in de wijze waarop hij de ervaringen die hij al wer kend opdoet om weet te zetten in bruikbare kennis, die toegankelijk is voor collega-pro fessionals en controleerbaar en toetsbaar is. Professionaliteit is zo bezien niet statisch, maar aan voortdurende verandering en aanpassing onderhevig. Eigenlijk gaat het dus om een permanente professionalisering. Dit type professionaliteit wordt ook wel normatieve professionaliteit genoemd, een wat verwarrende term omdat je hierbij algauw denkt aan regels en normen. Bedoeld wordt een vorm van professionaliteit die kennis kan verbinden met (persoonlijke) erva ring. Deze professional kan zelf theorie en praktijk met elkaar verbinden en eigen erva ringen tot nieuwe kennis verwerken. Het gaat daarbij niet alleen om wát de sociaal werker doet, maar ook om hóé hij dat doet. Hij moet niet alleen het goede doen, maar moet het goede ook goed doen. En het goede goed doen kan een sociaal werker alleen maar samen en in verbondenheid met de cliënt. Of beter gezegd: als hij de cliënt centraal stelt in zijn werk. Dit lijkt vanzelfspre kend, maar levert in de dagelijkse praktijk wel enkele uitdagingen op. Sociale professionals moeten in staat zijn om te gaan met enkele kenmerkende ver schijnselen die verband houden met het centraal stellen van de cliënt. Zij moeten om kunnen gaan met diversiteit en hun cliënten onvoorwaardelijk kunnen accepteren .

25

1 De praktijk van het sociaal werk

Diversiteit Mensen verschillen in allerlei opzichten van elkaar. Mensen hebben verschillende rol len en posities, verschillende karakters en gemoedstoestanden, verschillende etnische, culturele en religieuze achtergronden, verschillende seksuele geaardheid, verschillende scholing en werk, en ga zo maar door. Dit vatten we samen in het begrip diversiteit. So ciaal werkers moeten zich rekenschap geven van al deze diversiteit en zich realiseren dat ze zelf ook ‘anders’ zijn. Zo is het van belang je bewust te zijn van je Nederlandse achter grond als je met Nederlanders met een Marokkaanse achtergrond te maken krijgt of van het feit dat je net twintig bent als je met iemand van zeventig te maken krijgt. Als sociaal werker kun je hoger opgeleid en rijker zijn dan je cliënt, of niet religieus terwijl je cliënt strenggelovig is – of andersom. Cliënten zijn bovendien in veel opzichten afhankelijk van je. En ook dat is diversiteit. Het is van belang na te denken over omgaan met diversiteit, maar het is nog be langrijker je (professioneel) handelen hierop af te stellen. Kennis is belangrijk, maar niet voldoende, het komt op handelen aan. Een sociaal werker moet oog hebben voor de verschillen tussen mensen en zich hoeden voor generalisatie. Hij moet kunnen omgaan met diversiteit. Dat wil zeggen dat hij bijvoorbeeld moet zien dat iedere psychiatrische patiënt een mens is met een eigen persoonlijkheid, autonomie en karakter. De patiënt valt niet samen met zijn stoornis, of anders gezegd: hij is geen schizofreen, maar iemand met een psychotische stoornis, of hij is geen mongool, maar heeft het syndroom van Down. Dit is niet vergezocht of pietluttig, het levert een wereld van verschil op. Voor een dokter kan het nuttig zijn zich te beperken tot de kwaal als zodanig, maar sociaal werkers hebben altijd te maken met een mens in een context. De toenemende rationalisatie van het sociaal werk maakt dat de mens gemakkelijk verdwijnt achter zijn diagnose of probleem en dat de relatie van het probleem met de omgeving niet meer gezien wordt. Of anders gezegd: dat de mens met een probleem gereduceerd wordt tot zijn probleem. Een sociaal werker is geen automon teur, hij is geen technicus, zelfs geen menskundig ingenieur. Begeleiden, ondersteunen en helpen is veel meer dan een probleem oplossen. Sociaal werkers ondersteunen en helpen mensen bij het ontwikkelen en behouden van een menswaardig bestaan. Hoeveel cli ënten van een sociaal werker nodig hebben wordt bepaald door wat er met hen aan de hand is en wat ze zelf kunnen, maar ook en vooral door wat ze zelf willen. Dat verschilt van mens tot mens. Niet iedere arme heeft meer geld nodig, niet iedere psychiatrische patiënt hoeft opgenomen te worden, niet iedereen met een verslaving of iedere dakloze moet van de straat, niet iedere oudere is hulpbehoevend en niet alle vaders en moeders zitten te wachten op opvoedingsondersteuning. Acceptatie Het valt niet mee om je steeds bewust te zijn van die verschillen en het is nog moeilijker om er voortdurend rekening mee te houden. Waar trek je de grens in het contact met je cliënt, wat accepteer je en wat niet? Betekent het respecteren van een cliënt ook alles ac-

26

Made with FlippingBook Digital Publishing Software