John Bassant en Marianne Bassant-Hensen (red.) - Mensenwerk

1.4 De sociaal werker als professional

cepteren? Dat kan natuurlijk niet, maar wat doe je dan? Is onvoorwaardelijke acceptatie wel mogelijk? Hoe ga je om met een cliënt die normen en waarden praktiseert die haaks staan op de jouwe? Die zich laat leiden door de letter van de Koran of de Bijbel terwijl je zelf niet gelovig bent? Of die er voor jou bedenkelijke politieke ideeën op nahoudt? Op deze vragen is geen algemeen geldend antwoord mogelijk. Iedere sociaal werker zal daar zijn eigen weg in moeten vinden. Een basisregel van het sociaal werk is het accepteren van mensen zoals ze zijn. Dat be tekent niet dat je alles wat de cliënt doet maar goed moet vinden. Het is van belang dat je onderscheid kunt maken tussen de cliënt als persoon en zijn gedrag. Het belangrijkste is dat je contact kunt blijven houden met je cliënt, ook als hij onaanvaardbare dingen doet of gedaan heeft. Zonder contact, of liever gezegd, zonder een relatie met de cliënt is sociaal werk onmogelijk. Dat valt niet mee en ook voor een cliënt is dat moeilijk. Jij bent een vreemde voor hem, zeker in het begin, maar je verwacht dat hij je vertrouwt en accepteert. Lukt dat niet, dan wordt dat vaak aan de cliënt geweten, terwijl de sociaal werker zich ook zou mogen afvragen wat hij daar zelf aan heeft bijgedragen. Niet alleen de cliënt is anders, ook de sociaal werker is dat, in ieder geval ten opzichte van de cliënt. Sociaal werk is relationeel werk. Zonder acceptatie is een werkbare, laat staan werk zame relatie niet goed mogelijk. De cliënt centraal stellen veronderstelt dus dat de sociaal werker om kan gaan met diversiteit en de cliënt kan accepteren zoals hij is. Maar er is meer nodig. De professionele sociaal werker zal het idee moeten laten varen dat hij de cliënt moet veranderen. Hij kan goed ‘schakelen’ tussen ondersteunen en ingrijpen, is bescheiden en kan respectvol en terughoudend met cliënten omgaan. Van maakbaarheid naar ‘eigen kracht’ We zijn er zo langzamerhand wel achter dat de samenleving moeilijk of zelfs helemaal niet ‘maakbaar’ is. Dat geldt ook voor mensen en zelfs voor kinderen. Mensen die den ken dat ze in de opvoeding kinderen kunnen modelleren als een beeldje van klei, raken ongetwijfeld hevig teleurgesteld. Ouders kunnen maar betrekkelijke invloed uitoefenen op de ontwikkeling van hun kinderen, maar toch wordt er van ze verwacht dat ze goe de, oppassende burgers van hen maken. Het samenspel tussen ouders en kinderen is ingewikkeld, vooral als kinderen ouder en zelfstandiger worden en meer invloeden van buitenaf te verwerken krijgen. In discussies hierover zijn de nuances maar al te vaak zoek. De sociaal werker zal zich van deze nuances bewust zijn. Zijn werkterrein, de moderne samenleving met zelfstandige burgers, is nu eenmaal niet eenduidig. Er is sprake van een wirwar van mensen en relaties en van instituties. Het lijkt de impliciete opdracht aan de sociaal werker: zorg dat het met je cliënten goed komt of dat ze zich beter gaan gedragen. Dat is een mooie opdracht, maar mensen ver ander je niet: dat zullen ze zelf moeten doen. De sociaal werker kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren, niet meer en niet minder. Door bijvoorbeeld niet zelf van alles voor

27

Made with FlippingBook Digital Publishing Software