John Bassant en Marianne Bassant-Hensen (red.) - Mensenwerk

1 De praktijk van het sociaal werk

handelen), maar heeft ook specialistische kennis die hij kan inzetten als hij specifieke ondersteuning biedt aan individuen of groepen. De sociale professional heeft te maken met het dagelijks leven van een cliënt in al zijn complexiteit. Om daarin het juiste te kunnen doen zal hij inzicht moeten hebben in die complexiteit. Hij moet niet alleen zicht hebben op de mogelijke beperkingen van een cliënt, maar vooral ook op de mogelijkheden die de omgeving (de buurt, de school, het werk) biedt. Hij moet zien of hij zelf ondersteuning biedt of vrijwilligers inschakelt en – zeker zo belangrijk – wanneer hij specialistische hulp inschakelt. Vergelijk het met de huisarts die zelf behandelt of verwijst naar een fysiotherapeut, een psycholoog of een medisch specialist. Hij doet dat op grond van zijn eigen vakmanschap en van zijn kennis van de (medische) omgeving. Die verbondenheid met het dagelijks leven heeft ertoe geleid dat het sociaal werk lange tijd niet als volwaardig professioneel werk werd beschouwd, omdat de weten schappelijke onderbouwing ervan gebrekkig was. Inmiddels kent het sociaal werk enkele bijzonder hoogleraren en doen vooral de lectoraten aan de hogescholen hun best om een eigen invulling te geven aan de wetenschappelijke basis en de verdere ontwikkeling ervan. Maar het blijft moeilijk het dagelijks leven in wetenschappelijke termen te vatten zonder het in kleine bestudeerbare stukjes op te knippen met het risico dat de essentie van het dagelijks leven verloren gaat. Bij het dagelijks leven geldt bij uitstek dat het ge heel meer is dan de som der afzonderlijke delen. Er is niet één samenhangende wetenschappelijke theorie van het sociaal werk. De pogingen om die te ontwikkelen (bijvoorbeeld met de andragogie in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw) zijn vooralsnog mislukt. Het sociaal werk is toch vooral een praktijk. Over die praktijk valt natuurlijk wel te theoretiseren, en dat wordt ook gedaan. De verschillende takken van het sociaal werk hebben allemaal een plaats veroverd op de universiteiten met bijzondere leerstoelen en op de hogescholen met de lectoraten. Maar de wetenschappelijke input komt toch vooral van menswetenschappen als psychologie, sociologie en pedagogie, en er is geen wetenschap van het sociaal werk. Voor het sociaal werk is er inmiddels een gemeenschappelijke kennisbasis, een Body of Knowledge, Attitudes and Skills (BOFKAS). Deze stelt de sociaal werkers in staat hun beroepsmatig handelen te verbeteren en te legitimeren en verantwoorden, of, met ande re woorden: kwalitatief goed werk te leveren. Kwaliteit Net als de gezondheidszorg ontwikkelt het sociaal werk manieren van werken en metho den waarvan bewezen is dat ze effectief zijn en die de toets van de wetenschappelijke kritiek kunnen doorstaan. Dit wordt evidence based werken genoemd. De vraag is of dit wel mogelijk is voor het sociaal werk. Veel sociaal werkers weten uit de praktijk dat elk resultaat betwistbaar is en dat soms zelfs niet helemaal duidelijk is wat het resultaat is. Veel van wat zij doen, is in de praktijk beproefd maar niet weten schappelijk bewezen. Zouden ze hun aanpak moeten staken omdat het wetenschappe-

24

Made with FlippingBook Digital Publishing Software