Lucie Nijmeijer-Snellers - Leraar, jij maakt het verschil!
Leraar, jij maakt het verschil!
De leerkracht als succesfactor
Lucie Nijmeijer Snellers
OpgedragenaanAgnes,mijnmoeder, diedemildheidvoorleefde.
Leraar, jijmaakthet verschil! De leerkracht als succesfactor
Lucie Nijmeijer-Snellers
c u i t g e v e r ij
c ou t i n ho
bussum2012
©2012Uitgeverij Coutinhobv Alle rechtenvoorbehouden. Behoudensde inof krachtensdeAuteurswet van1912gesteldeuitzonderingenmag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enigevormof op enigewijze, hetzij elek- tronisch,mechanisch, door fotokopieën, opnamen, ofopenigeanderemanier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemmingvandeuitgever. Voor zoverhetmakenvan reprografischeverveelvoudigingenuitdezeuitgave is toe- gestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wette- lijkverschuldigdevergoedingen tevoldoenaanStichtingReprorecht (Postbus3051, 2130KB Hoofddorp,www.reprorecht.nl).Voorhetovernemenvan(een)gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kanmen zichwenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en ReproductierechtenOrganisatie, Postbus3060, 2130KB Hoofddorp,www.stichting- pro.nl). Uitgeverij Coutinho Postbus333 1400AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl Omslag: JeanneMelchels,Westervoort Illustratiepagina95onderaan:ArendvanDam, Landsmeer Foto’s omslag enbinnenwerkpagina15, 37:©Heutink ICThuisstijl, Hengelo Foto’sbinnenwerkpagina111, 161:©Wilbert vanWoensel, Amsterdam Noot vandeuitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personenof instanties die aanspraakmakenopbepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op tenemenmetdeuitgever. Depersonenopde foto’skomenniet inde tekstvoorenhebbengeenrelatiemethet- geen inde tekstwordtbeschreven. ISBN 9789046903308 NUR 841
Voorwoord
EenCherokee-indiaan ingesprekmet zijnnog jongekleinzoon. Grootvader: ‘Hetgevechtdatzichafspeelt inelkemens isalshetgevecht tussen tweewolven.’ Kleinzoon: ‘Tweewolven?Welke tweewolven?’ Grootvader: ‘Dewolf vanhetmisgunnen, kwaadspreken,misbruiken enhaten. Endewolf vanhet verzachten, vergeven, ondersteunenen liefheb ben.’ Kleinzoon: ‘Maargrootvader,welkewolf gaat het gevechtwinnen?’ Grootvader: ‘Dewolf die jevoert!’ Welkegedachtenvoed je enwelkeniet?Hoe jij denkt over onderwijs, hoe jij kiest te kijken, bepaalt de kwaliteit van je onderwijs, het leerplezier van je leerlingenen jeeigenwerkplezier. Bewustwordingdat er keuze is in jemanier vandenken is eenbelangrijke stap.Hetbesef dat je invloedhebtwanneer jedat echtwilt. Erzijngebeurtenissendie jeoverkomen,dieonvermijdelijkzijn.Echter,het aantal gebeurtenissenwaarop jewel invloedkuntuitoefenen, isveelal groter dan jedenkt. Bewust of onbewust, jemaakt voortdurendkeuzes. Ookniet kiezen is een keuze. Al je keuzes tot nu toe hebben jouw leven, jouwmanier vanwerken en jouwmate van geluk beïnvloed. Dat kan anders voelen omdat je je niet bewustwasvan jekeuzesof omdat je zegemaakt hebt opgrondvanwat an- derenvan jewilden.Maarook toenheb jij ervoor gekozenniet inopstand te komen en je te latenbepalendoor die ander, omwelke redendanook. Zelfs alsdeomstandigheden je totaal lijken tebepalen, hangt dehoeveelheid leed diezemetzichmeebrengenafvandemanierwaarop jijkiestomermeeom te gaan. Had jij anders gekozen, danhad je leven er anders uitgezien. Jijmaakt jekeuzes.Niemandanders. Als jewilt, kun je jezelf steeds herprogrammeren om (nog) effectiever en gelukkiger teworden. Hoewel het indit boek gaat over optimalisering in je werkzullendeeffecten in jeprivélevendoorwerken.
Probeer te verwezenlijken bij jezelf wat je beoogt bij anderen. Als je een prettige groep leerlingen en sympathieke collega’swilt, zet dan zelf de eer- ste stap.Weeseenprettige leraar.Weeseen sympathiekecollega. ‘ Be the change that youwant to see in in theworld. ’ MahatmaGhandi LucieNijmeijer-Snellers zomer2012
Inhoud
Inleiding 11
1 De leerling 15 1.1 Natuurlijkgedrag 15 1.2 Fysiekeenpsychischeveiligheid 18 1.3 Vertrouwenenzelfvertrouwen 18 1.4 Eenzwakvoordezwakkere 21 1.5 Kinderenzijnbelangrijkenbijzonder 23 1.6 De leerling latenexcelleren 25 1.7 Het rustigekind 28 1.8 De leerstof 28 1.9 Zelfstandigwerken 29 1.10 Problematisch leerlinggedrag 31 1.10.1 Schuldvraag 32 1.10.2 Conflicterendekaraktereigenschappen 33 1.10.3 Mildkijken 34 1.10.4 Hetbestevanzijnkunnen 35 2 De leraar 37 2.1 Jijmaakthet verschil! 37 2.2 Succesfactoren 38 2.2.1 Realiseer jedat jewerkvanhet grootstebelang is 38 2.2.2 Passiecreërenvoor jewerk 39 2.2.3 Relativeren 44 2.2.4 Jepersoonlijkekwaliteitenerkennen 45 2.2.5 Identiteit en imago 46 2.2.6 Je leerbaaropstellen 48 2.2.7 Flexibelehouding 49 2.2.8 Openstaanvoorverandering 51 2.2.9 Jouw inbreng 53 2.2.10 Eenanderekijk 55 2.2.11 Grenzenbewaken 56 2.2.12 Kiesvoorpositief 57 2.2.13 Ook jij 59
2.2.14 Jonggenoeg 60 2.2.15 Watpast echtbij je? 60 2.3 Deomgangmet collega’s 61 2.3.1 Collega’s complimenteren 61 2.3.2 Rolmodel 61 2.3.3 Vragenomeerlijke feedback 62 2.3.4 Omgaanmet ergernisenconflicten 64 2.3.5 Ruis indecommunicatiebeperken 65 2.3.6 Constructief vergaderen 66 2.4 Jebenaderingvande leerlingen 66 2.4.1 Jekuntniet té lief zijn 66 2.4.2 Jeverplaatsen inde leerling 68 2.4.3 Aandacht 71 2.4.4 Respectvollebenadering 73 2.5 Praktischezaken 76 2.5.1 Hanterenvanwerkdruk 76 2.5.2 Efficiënt administreren 77 2.5.3 Redelijke tijdsinvestering 78 2.5.4 Energie 82 2.5.5 Ontspanning 83 2.5.6 Uiterlijkepresentatie 84 2.5.7 Persoonlijkehygiëne 87 2.6 De startende leraar 88 2.6.1 Kwaliteitenenvaardigheden 89 2.6.2 Slechts startbekwaam 92 2.6.3 Hiaten 92 2.6.4 Mijneigenbeginnerservaring 94 2.6.5 Overbelasting 94 2.6.6 Onzekerheid 97 2.6.7 Ouderavonden 98 2.6.8 Hulp inschakelen 99 2.6.9 Ben ikeengoede leraar? 100 2.7 Problematisch leraargedrag 102 2.7.1 Voorbeelden 102 2.7.2 Bemoeienismet thuissituatie 107 2.7.3 ‘Opvoeden’ vanouders 108 3 Leraar en leerlingenals groep 111 3.1 Ordeengezag 111 3.1.1 Autoriteit vroegerennu 112 3.1.2 Autoriteitherwinnen 115 3.2 Belonen 116
3.3 Gedragscorrigerendemaatregelen 122 3.4 Regelsbepalenennaleven 125 3.4.1 Wat kán,mag! 125 3.4.2 Te streng 126 3.4.3 Structuurbieden is ruimte scheppen 129 3.4.4 Teverwend 130 3.4.5 Onhandigeof oneigenlijkemaatregelen 130 3.5 Eisenwaaraaneenmaatregelmoet voldoen 131 3.5.1 Kleine straf 131 3.5.2 Consequenteuitvoering 132 3.5.3 Een strafmoetdirect of vrijwel directuitvoerbaar zijn 133 3.5.4 Een strafmoetbegrepenworden 133 3.5.5 Een strafmoethet ongewenstegedragveroordelen, niethet kind 134 3.5.6 Een strafmoet in respectvollebewoordingen wordenopgelegd 134 3.6 Het Leerblad 134 3.7 Het incasserenvan straf 141 3.8 Pesten 141 3.8.1 Het gepestekind 142 3.8.2 Pestenmoetwordengemeld 143 3.8.3 Depester 144 3.8.4 De informele leider 145 3.8.5 Doorschuiven: een suggestievooreenonverdraagzame groep 146 3.9 Respect 146 3.9.1 Mondigheid 146 3.9.2 Normbesef 147 3.9.3 Normbesef aanleren 148 3.9.4 Normbesef en internet 153 3.9.5 Beleefdheid 153 3.9.6 Inhouden 153 3.9.7 Verplaatsen ineenander 156 3.9.8 Anticiperen 157 3.9.9 Voorbeeldgedragwatbetrefthet tegengaanvan discriminatie 158 4 Ouders 161 4.1 Het liefste: hunkind! 161 4.2 Relatievanaf geboorte 162 4.3 Harmonie tussenoudersen leraar 163 4.4 De ‘tweekampen’ 163
4.5 Opkomenvoor jekind 163 4.6 Doubleren 164 4.7 Ruis indecommunicatie 166 4.8 Problematischoudergedrag 166 4.8.1 Tornenaangezag 170 4.8.2 Hetprobleem latenwaarhet is 172 4.8.3 Verwaarlozing 173 4.9 Ondersteuningdoorouders 174 4.10 Mijnouders 175 Nawoord 177
Literatuur 179
Register 181
Overdeauteur 182
Inleiding
Dit boek is een kijk op de praktijk van het basisonderwijs. Het is bedoeld om ervaring en visie te delenmet collega’s, startende leraren, pabostudenten en oudersomhenhiermeevandienst tezijn. Inhet basisonderwijs is de invloed vande leraar als persoonvan zeer groot belang. Hoehij is alsmens,maakt het verschil.Wetenschappelijkonderzoek opdit gebiedwijst uit dat de belangrijkste succesfactor inhet onderwijs de manof vrouwvoor deklas is. Dit zal onderwijsmensenniet vreemdvoorko- men. Het lijkt danookvoordehand te liggenom in te zettenophet floreren vande leraaralsmens. Het welzijn van de leraar kan echter in deze tijd van ‘passend onderwijs’ onderdrukkomen te staan. Passendonderwijswil zeggendat elkkind recht heeft oponderwijsdat past bij zijnbehoeften, intelligentieen leerstijl. Tege- lijkertijdkanhet aantal leerlingenpergroepdedertigovertreffen. Uit eenonderzoekvanhetCentraalBureauvoordeStatistiekblijktdatvan alle bedrijfstakken het onderwijs het hoogst scoortmet het aantal gevallen van burn-out en dat binnen deze categorie het basisonderwijs de hoogste score heeft in vergelijkingmet andere vormen van onderwijs. Erwordt ge- concludeerddatdithogepercentagemogelijkkomtdoordegrotepsychische werkbelasting (Hupkens, 2005). DeArboUniepubliceerderesultatenvaneengrootschaligwetenschappelijk onderzoekonder 60.000 leraren: ‘Er is inhet onderwijsde laatste jaren een flinke stijging tezienvanpsychischeklachten. Vanal het langdurigeverzuim blijkt dat bijna de helft (44%) eenpsychische oorzaak heeft, met verschijn- selen als overspannenheid, burn-out en depressiviteit. Het lijkt erop dat de doorgaans zeer gemotiveerde en betrokkenmedewerkers in het onderwijs extra kwetsbaar zijn voor de toenemende eisen die vanuitmaatschappij en overheid aan onderwijsmedewerkersworden gesteld.’ Het onderzoekwijst tevens uit dat verzuimdoor psychische klachten in alle leeftijdscategorieën voorkomt (ArboUnie, 2012). Leraarschapblijkt geen geringeopgave. Dit boekheeft als doel hetwelbe- vinden van de leraar te bevorderen. Het biedt handvatten omwerkdruk en psychischebelasting te reduceren enbeoogt tevens een inspiratie te zijn tot nieuwelan.
11
Inleiding Het kiezen voor eenopen instelling en eenpositievehouding kan veel ople- veren. Eengeringeverschuiving indenkwijzekangrotegevolgenhebben.Als de uitspraak ‘je grootste vijand zit in je hoofd’ waar is, kun jemet evenveel recht stellen ‘jegrootstevriendzit in jehoofd’.Het isaan iedervanonsom te kiezenmetwievande tweeweeen relatieaangaan. Eengoedehouding is van essentieel belangom je staande tehouden inde turbulentewereld die onderwijs heet. Het is die houding, die het best past bij je persoonlijkheid. Dit impliceert dat er veel verschillendemanieren van goedonderwijszijn. Iedereonderwijsgevendewerkt anders. Anderswil niet zeggenmindergoed.Ditboekkaneenhulpmiddel zijnom teontdekkenwel- ke stijl hetbestbij jepast. Ook het ontwikkelen van een flexibele houding is een belangrijke voor- waardeomdeveleveranderingendie inhet onderwijswordendoorgevoerd met succes te implementeren. Deervaren leraarkan zichdoorhet lezenvandit boekmeerbewustworden van zijn kwaliteiten, want wiemet succes een klas runt, klaart een stevige klus. Voorbeginnende lerarenenpabostudentendiepraktijkervaringmissen, is het niet nodigomopallerlei terreinenopnieuwhetwiel uit tevinden. Het is energieverliesomdoor vallenenopstaan te lerenals erookeenandereweg is. Er kan leringworden getrokken uit de ervaringen van anderen. Mensen die starten in het onderwijs hebben theoretische kennis tot zich genomen, methoden bestudeerd, uitvoerig aan dossiervorming gedaan, maar veelal is onderbelicht gebleven hoe te handelen inmoeilijke situaties op sociaal- emotioneel gebied. Bovendienworden zij nogal eens extra op de proef ge- stelddoorkinderenenoudersomdat, hoekanhet anders, hunautoriteitnog beperkt gevestigd is enhun kwaliteitennog niet hebben kunnenblijken. Zij zullen zich door dit boek begrepen en ondersteund voelen en kunnen hun voordeel doenmetdevelepraktijkvoorbeelden. Ouders van leerlingen kunnen door het lezen een nieuw perspectief krij- gen op de onderwijsgevende, die een groot deel van de dag met hun kind doorbrengt. Bovendien zijn veel van de opvoedkundige tips gemakkelijk te vertalennaar thuissituaties. Doormijnwerkalscoachenbegeleidervanstartende lerarenzie ikveel ver- schillende situaties en kom ik tot de conclusie dat leraren veel van elkaar zouden kunnen leren en van elkaar zouden kunnen overnemen. Uiteraard gelet opwat bij iederspersoonlijkheidpast,want authenticiteit isvan cruci- aal belang. Vaakmerk ikdat lerareneenhoogstreefniveauhebben.Als jegeneigdbent de lat te hoog te leggen is het goedom te lerenmeer te relativeren. Het kan
12
Inleiding geleerd worden door anders te denken, zaken anders te bezien. Alleen al dezegedachtekanhelpen: ‘Wiegaat vooreen tienkanalleennog falen.’ Omdat ik tweedagenperweek les geef, houd ik contactmet dedagelijkse praktijk van het onderwijs. Doordat ik persoonlijk ervaar waar de schoen wringt, kan ikdemensendie ikcoachbetervandienst zijn. Mijn voornaamste uitgangspunten ten aanzien van onderwijs zijn in de eersteplaats dat kinderen fysiek enpsychisch veilig zijn, daarnadat zij veel kennisopdoen (deschool iseen leerinstituut!)en tenslottedatditopeenzo plezierigmogelijkemaniergebeurt.Dit laatsteomdat ikvinddatdekinderen daar inmoreelopzicht rechtophebben, alleenal vanwegehetkale feitdat zij op jonge leeftijdbijwet gedwongenwordenomnaar school tegaan. De hoofdregel voor de leraar is dat hij handhaaft. Als je niet in staat bent te handhaven,datwilzeggen:orde tehoudenenautonoom tezijn, zul jehetniet langvolhoudenen ishet leraarschap ‘langzamezelfmoord’. Persoonlijk ervaar ikwerken inhet onderwijs als boeiend en inspirerend. Hoewel depubliekeopinie somsandersdoet vermoeden, isonswerkechter niet altijdevengemakkelijk. Dat zal blijkenuit verschillendevoorbeelden. Dit boek is gebaseerdop verworven inzichten enheeft geenwetenschappe- lijkepretenties. Het handelt niet over vakkennis en leerstofinhoudelijke on- derwerpen, hoewel beide zeer belangrijk zijn. Ikheb geschreven vanuit een visie op het reguliere basisonderwijs en heb andere vormen van onderwijs onbelicht gelaten. Het boekbevat onderandereautobiografischepassagesoverhoe ikeenmil- dekijkhebverworvenop leerlingen, ouders van leerlingen, collega’s enmij- zelf als leraar. Ikhebdiemilde, relativerendeblikkunnenontwikkelendoor de invloedvanwijzemensen inmijnomgeving, door studieenervaring. He- laasookdoorhetaloude,wellichtonvermijdelijke, principevan ‘doorschade en schande’. Het ouderschapheeftmij vanuit het ouderperspectief naar on- derwijsdoenkijken.Hetwaseenwaardevol aanvullendperspectief. Ikhebervoorgekozenomaande leraarende leerling terefererenmet ‘hij’ en ‘hem’. Uiteraardkanhier ook ‘zij’ en ‘haar’wordengelezen. Depraktijkvoor- beeldenzijnwaargebeurd, denamengefingeerd.
13
De leerling 1.1 Natuurlijkgedrag Waar zijnwe inons onderwijsnouhelemaalmeebezig?We laten jongekin- deren (te) lange tijd stil opeen stoel zittenendanverwachtenwedat zij ge- ïnteresseerdblijven inwatwij als leraar temeldenhebben. Op1 januari1901werdde leerplichtwet inwerkinggestelddiekinderenvan zes tot twaalf jaarverplichtte tothet volgenvanonderwijs.Maarpastdema- nierwaaropwij het onderwijs inrichtenbij denatuurvan jongekinderen? Is het redelijkwatwij vanhenverlangen? Strikt naar hun natuur gekeken zouden kinderen buitenmoeten kunnen zijn inhet bos of aanhet strand. Spelen, schreeuwen en ravotten zijndedin- gendiewij kinderenvannatureziendoenalswezevrij laten. Vanuit evoluti- onairengenetischperspectiefgedragenzij zichzoalszijgedurendemiljoenen jarengeprogrammeerdzijn. En is het eigenlijk niet vaak zo dat ons schoolsysteem beter past bij de persoonlijkheidvanmeisjesdanvan jongens?Het ‘gepeuteropdevierkante centimeter’ van het schrijven in schriftjes en het lezen in boekjes? Het is interessantomhierbij stil testaanenhetwektbegripvoor jesomsweerbar- stige leerlingen. Je zou denken dat het gedoemd is temislukkenwat wij op school van kin- deren verlangen. Het lukt dan ook niet zondermeer. Om het voor veel kin- deren tegennatuurlijke scholingsproces toch succesvol te laten verlopen, is erdeuitgekiende structuurontwikkelddiewij nukennen. Eengedetailleerd bouwwerk van regelgeving endisciplinewaarinblijvend geïnvesteerdmoet wordenendat constantebewakingvereist omniet inelkaar tevallen. Waarom kiezenwij er dan toch voor om het te doen zoals we het doen? Omdatwevindendat eenkindgoedopgeleidmoetwordenomeengunstige positie in demaatschappij te verwerven. Ja, dan is, in een samenleving als de onze, scholingnoodzakelijk enuitermate effectief. Als onderwijsgevende werk jehiervolopaanmee, terwijl ermisschien ietsheel anderszoumoeten 1
15
1 De leerling
16 © JanKruis, Breukelen
1.1 Natuurlijkgedrag
gebeuren als je de natuurlijke aard van het jonge kind als vertrekpunt zou nemen. Als je jedit realiseert, ben jenogmeer gemotiveerdomhet leerpro- ces voor kinderen zo pijnloosmogelijk te laten verlopen, hun een optimaal pedagogischklimaat tebieden ineenveilige, plezierigeomgeving. Het stripverhaal van Jan, Jans endekinderen dat hiernaast staat, uit de tijd dat de basisschool nog lagere school heette, geeft op komische wijze weer hoeeenkinderoverkandenken (Kruis, z.j.). Kinderenhebbenerrechtopregelmatiguitgelegd tekrijgenwaaromzijnaar school gaanenwaaromzijmoeten leren. Lerarenvindendatvaakzovanzelf- sprekenddat zij nalatendit goeduit te leggen. Kinderen begrijpen soms helemaal niet waarvoor ze naar school gaan en voor wie ze leren. Vraag het eens in je groep. Je zult versteld staan van de antwoorden. Opdevraagwaarvoor ze lerenwordt vaak gezegd ‘voor jou’ of ‘voormijnvaderenmoeder’. Het isgoeddat kinderenwetendat jij je inhenverplaatst enmethenmee- voelt. Somsmoeten ze gerustgesteldworden, zeker demoeilijk lerende kin- deren. Leerlingenmoeten regelmatig uitgelegd krijgen dat ze voor zichzelf leren. Hetmoet hunverduidelijktwordendat taaie leerstof later vanbelang kanzijnendat jebegriphebt voorhet somsmoeizameproces. Voorbeeldenvanwat tegenkinderengezegdkanworden: ■ ‘Kinderen inons land zijnwettelijkverplicht omnaar school tegaan. Alle mensen inons landhebben samenbeslotendat dat goed is. Je leert veel. Het is leuk om veel teweten, maar leren is ook nodig om later een goed beroep tekunnenuitoefenen. Om genoeg geld teverdienenomvan te le- ven. Voor 1900was die verplichting om naar school te gaan er nog niet. Dat lijkt misschien leuk, maar dat was het niet. Kinderenmoesten vaak werken. Doordat zeniet leerdenop school, kondenzemoeilijkervooruit- komen inhun latere leven.’ ■ ‘Deze taaloefening lijktmisschiensaaienonbelangrijk.Toch isheteenvan de tientallenkleine stapjesdiemakendat jij strakseengoedverhaal kunt schrijven.’ ■ ‘Hetkanzijndat julliedenkendat ikaanhetzeurenbenmetdeze informa- tie.Maardat isniet zo.Het isdebasisvandebasisen jezultmerkendat je ernogvaakoverhoort.’ ■ ‘Depersoonsvorm ineen zinbepalen lijkt nuvoor julliemisschiennutte- loos.Toch isheteennoodzakelijkevooroefeningomdewerkwoordenmet zekerheidgoed tekunnen spellen enhet is ookbelangrijkvoor de studie van vreemde talen als je over een paar jaar in het voortgezet onderwijs zit.’ ■ ‘Dezeuitlegduurt eigenlijk al te lang. Ikweet het. Het is eenmoeilijkon- derwerp. Als jullie het nog vijf minuten vol kunnen houden, kun je ook werkelijkmetdeze informatieaanhetwerk.’
17
1 De leerling
■ Tegen het eind van een dagdeel of als de kinderenwat moe zijn: ‘Ik zal proberenom zokortmogelijkuit te leggen. Probeer eens of je jegedach- tenerbij kunt houden. Ikzal jullienadeuitlegvragenof jullieookvinden dat ikkort en tochgoedhebuitgelegd.’ ■ ‘Watnukomt isechtmoeilijk. Eigenlijk témoeilijk.Tochdoenweeenaan- val. Denk jemetmemee?!’ 1.2 Fysiekeenpsychischeveiligheid Een kindmoet zich veiligweten en zich vertrouwd voelen om psychisch te kunnen groeien. Als het leerproces, opwat voormanier danook, zou leiden totminder zelfvertrouwenbij eenkinddan isereennegatief saldo. Het blijkt dat vluchtelingenkinderen die veel angst heb- ben ervaren niet in staat zijn om te leren. Zij moeten zich eerst weer geruime tijd veilig hebben gevoeld alvorens zij in staat zijn leerstof inzichop tenemen. Het basiscriteriumwaar onderwijs aanmoet voldoen is de garantie van fysieke en psychische veiligheid. Kinderen enoudersmoetenhieropkunnenvertrouwen. Alsdezega- rantieerniet is, hoefterwatmijbetreftnietoveronderwijs gesproken teworden. Als ikhieralsouder twijfelsoverzou hebben, zou ikweigerenmijnkindnaarschool testuren. Er horen geenuitstekende spijkers aan speeltoestellen te zit- tenof lossewandrekken in gymzalenof loshangende stop- contacten in lokalen. Het kind en zijnoudersmoetenverzekerdkunnen zijnvan een veilige omgeving in de ruimste zin van het woord. De leraar dient integer en begripvol te zijn; hij moet onder- steuningenveiligheidbieden. Ook al is de school primair een leerinstituut, toch komt pas na het garanderen van een veilige omgeving het over- dragen van kennis als belangrijkste naar voren. Fysieke veiligheid en psy- chischwelbevindenhebbenaltijdvoorrang. 1.3 Vertrouwenen zelfvertrouwen Zelfvertrouwen en geloven in jezelf zijn belangrijke fundamenten voor een goede ontwikkeling. Een onderzoek onder vierhonderd scholieren aan de universiteitvanColorado toontaandathetzelfvertrouwenvankinderen toe- neemt als zij af en toeopschrijvenwat zij goedvindenaanzichzelf enaande Een praktisch voorbeeld hoe een school een veilige omgeving kan bieden is door te zorgen dat er een ziekenbedje is. Inelke school zou een (opklapbaar) bedje moeten staan voor het ge val dat een kind zich echt ziek voelt,misselijk is of zich zo ernstig bezeerd heeft dat hij niet meer kan staan of zitten. Als een kind plotse ling erg ziek wordt, zit je er als leraar erg verlegen mee en is een bedje buitenge woonwelkom.Het kindkan dan liggen in afwachting van verdere hulp.
18
Made with FlippingBook - Online catalogs