Sebastiaan Dönszelmann e.a. - Handboek vreemdetalendidactiek

1.2 • Wanneer lukt het?

DEEL 1  Vertrekpunten

dat je deze kennis over leren inzet voor jouw eigen didactische leerproces. Daarbij horen voortdurend vragen als: kloppen mijn aannames wel, kan ik iets leren binnen deze context en wat heb ik nu precies geleerd? Omdat voor jou het leren onderwijzen de eerste prioriteit is, is het verstandig assertief te zijn en ervoor te zorgen dat je, in alle drukte die de schoolcontext nu eenmaal meebrengt, niet zomaar het onderwijs- kundige erfgoed van je sectie overneemt. Vraag aan je begeleider om overtuigingen en werkwijzen te expliciteren en te onderbouwen. Lukt dat niet, dan is dat natuur- lijk geen probleem; je begeleider is geen vakdidacticus. Samen kunnen jullie wel op onderzoek uitgaan. Wie weet blijken de werkwijzen van je begeleider goed onder- bouwd, maar misschien zijn er ook slimmere alternatieven waarmee jullie samen kunnen experimenteren. Zorg ervoor dat je binnen de schoolcontext tot leren komt door die context optimaal te gebruiken en te bevragen (deze houding wordt ook wel agency genoemd; onder anderen Timmermans, 2012). Initiatief nemen om je eigen leren te optimaliseren kan natuurlijk best span- nend zijn. Daarom volgen hier enkele suggesties. Het kan bijvoorbeeld erg helpen je begeleider uit te leggen dat je binnen de opleiding je didactisch handelen moet leren onderbouwen, dat je dat graag wilt kunnen, ook in de toekomst. Laat je werk- plekbegeleider didactisch onderzoek lezen dat jou aanspreekt. Spreek een moment af waarop jullie over deze tekst (of beeldbron) in gesprek gaan en breng zo een in- houdelijke discussie over goed onderwijs op gang met een gezamenlijk vertrekpunt. Aansluitend op jullie gesprek kan er vanzelfsprekend geëxperimenteerd worden met (kleine of grotere) didactische interventies – alweer zo’n belangrijke eis van je oplei- ding en voorwaarde voor elk leren: experimenteren. Geef goed aan wat jij zou willen leren van dat experiment en vraag gerust aan je begeleider welke leerwensen bij hem leven. Zo maak je van mogelijk abstracte leerdoelen heel reële leerwensen en kan je stageplek een realistische leerwerkplek worden waar jij kunt leren van de ervaring en kennis van je begeleider (zonder daar een kopie van te worden) en jouw begelei- der wellicht van jouw professionaliseringsdrang (je bent immers in opleiding) met jouw bewuste lerende houding. Student Nigel doet er goed aan om zijn begeleider eens een toegankelijk artikel van bijvoorbeeld Mondria (zie ook hoofdstuk 12) over gebrekkige retentie en cumu- latief toetsen te laten lezen en daarover in gesprek te gaan. Ook Esmée heeft agency nodig, al is haar uitgangspositie iets eenvoudiger. Haar begeleider zal waarschijnlijk openstaan voor theorie over Doeltaal-Leertaal en zich laten bijsturen door de infor- matie dat een bewuste en gerichte inzet van de L1 in sommige onderwijskundige situaties veel effectiever is dan altijd stug de doeltaal volhouden (meer hierover in hoofdstuk 3). Nigel en Esmée zullen ook veel hebben aan OASIS, waar ze veel taal- didactische achtergrondinformatie vinden (zie kader).

47

Made with FlippingBook - Online catalogs