Sebastiaan Dönszelmann e.a. - Handboek vreemdetalendidactiek

Handboek vreemdetalendidactiek

derwijspraktijk door het verrijken van docentcompetenties. Alle hoofdstukken zijn geschreven door experts op het specifieke onderwerp, die op verschillende wijzen betrokken zijn bij vakdidactisch onderzoek, lerarenopleidingen, curriculumont- wikkeling en onderwijspraktijk. De hoofdstukken zijn steeds op vergelijkbare wijze opgebouwd. Ze beginnen met een casus uit de taalonderwijspraktijk, die echt gebeurd is of echt gebeurd zou kunnen zijn. Vervolgens wordt het hoofdstukthema uitgewerkt, in een combinatie van theoretische inzichten en praktische toepassingen, gericht op het wat, het hoe en het waarom. Steeds staan ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van de onder- wijsleeromgeving voor het vreemdetalenonderwijs centraal. De hoofdstukken zijn bedoeld om je aan het denken te zetten en de inzichten te gebruiken bij het aan- scherpen en verrijken van je eigen opvattingen en praktijken. Ieder hoofdstuk sluit af met reflectieve opdrachten en suggesties voor verder lezen. Dit boek richt zich in de eerste plaats op vreemdetalendidactiek in het voortgezet onderwijs. Daarom zijn in het boek enkele formuleringskeuzes gemaakt: Meest- al spreken we over ‘de docent’, maar soms wordt er ‘leraar’ gebruikt. In de meeste hoofdstukken wordt gesproken over ‘de leerling’, maar soms wordt het neutralere ‘leerder’ gebruikt; waar het gaat over het mbo of de lerarenopleiding kom je ook ‘cursist’ of ‘student’ tegen. Overal waar ‘hij’ of ‘zij’ wordt gebruikt, kan elke talendo- cent of elke leerling zich aangesproken voelen. Bij de aanduiding van talen zijn de volgende keuzes gemaakt: meestal spreken we over ‘vreemde talen’. Dan richten we ons op talen die in de onderwijspraktijk worden aangeboden: Engels, Duits, Frans, Spaans, maar ook Chinees, Italiaans, Russisch, Turks, Arabisch. Soms worden deze aangeduid als ‘tweede talen’ (ook wel afgekort als T2 of L2), om het verschil aan te duiden met het leren en gebruiken van een eerste taal: de taal die je thuis hebt geleerd en die je daar meestal gebruikt (T1 of L1). Die wordt ook wel ‘thuistaal’ genoemd, om het verschil met ‘schooltaal’ duidelijk te maken. Voor veel leerlingen is de ‘schooltaal’ (Nederlands) immers niet dezelfde als de ‘thuistaal’. De begrippen ‘moedertaal’ en ‘moedertaalonderwijs’ kom je in de praktijk en in andere bronnen ook vaak tegen. Net als in het vreemdetalenonderwijs merk je ook in dit boek dat er veel manieren kunnen zijn om bijna hetzelfde uit te drukken, en dat de context soms bepaalt dat wat hetzelfde lijkt, toch weer net iets anders kan betekenen. Dat is de rijkdom van taal! Dit boek neemt de Nederlandse onderwijspraktijk en eindtermen als uitgangspunt. Veel aspecten gelden echter ook voor het talenonderwijs in andere contexten. Voor een toe- lichting op het vreemdetalenonderwijs in Vlaanderen, zie de website bij dit boek.

32

Made with FlippingBook - Online catalogs