Peter Ale & Martine van Schaik - Reken-wiskundeactiviteiten stimuleren in de groep

Om kwantitatieve verhoudingen aan de orde te laten komen, kun je denken aan activiteiten waarbij hoeveelheden en tellen een rol spelen. Bij het verven van eieren met Pasen kun je de kinderen met de kleuren geel, rood en blauw nieuwe kleuren laten maken. Bijvoorbeeld twee delen rood en één deel blauw wordt samen paars. De kinderen experimenteren met mengen en verhoudingen. Wanneer uiteindelijk alles bruin is geworden, omdat alle kleuren door elkaar zijn gegaan, kun je samen opnieuw onderzoeken met verf hoe dat gekomen is. Dit hoeft natuurlijk niet in exacte verhoudingen te worden besproken; daar zijn ze nog te jong voor. Kinderen moeten wél gaan inzien dat het uitmaakt hoeveel rood je bij blauw doet om de gewenste kleur paars te krijgen. Ook bij het spelen met zand kunnen kwantitatieve verhoudingen verkend worden. De vraag ‘Ik wil graag één zandkoekje, alsjeblieft’, zet een kleuter aan tot het maken van een zandkoekje. Om het gesprek op verhoudingen te krijgen kan de begeleider ook komen met een opmerking als: ‘Nou, doe toch maar een koekje dat twee keer zo groot is. Ik heb namelijk best wel trek.’ Bij het bouwen van een toren zal een opmerking als ‘Zullen we een toren bouwen die twee keer zo hoog is als deze tafel [waarbij een tafel vlak bij het bouwsel wordt gezet]?’ de kinderen aanzetten tot het bouwen van een hoge toren. Door dit aan te vullen met opmerkingen als: ‘Kunnen we ook zien of hij precies twee keer zo hoog is? Hoe kunnen we dat controleren?’, worden de kinderen aan het denken gezet over het vergelijken van de stukken tot de tafel en daarboven. Sommige kinderen zullen dan, door eerst de hoeveelheid blokken tot tafelhoogte te tellen, en daarna de blokken vanaf de rand van de tafel, kunnen nagaan of de toren twee keer zo hoog is. Een oplossing die kinderen zullen gebruiken die nog niet zo goed kunnen tellen (of dat niet als oplossing zien voor het meten van de hoogte), zullen waarschijnlijk komen met ‘meten’ door te vergelijken met hun handen. Ze proberen dan met hun handen de afstand te nemen van de grond tot de rand van de tafel, en vergelijken dat met de maat van de toren boven de tafel (waarbij ze hun best doen om hun handen te verplaatsen naar het bovenste deel, zonder de afstand tussen hun handen te veranderen). [voorbeeldactiviteit verhoudingen – een reus op bezoek!] Een verhaal/thema dat je flink kunt uitbreiden én waarbij verhoudingen een rol spelen is een verhaal uitspelen waarbij een grote vriendelijke reus langs is geweest op de groep (zie figuur 4.12). Doe dit door op de grond een heel grote voetafdruk te tekenen (of maak er een van een groot vel papier). Als de kinderen de ruimte binnenkomen, zullen ze zien dat er iets geks aan de hand is. Als ze het niet zien, wijs ze er dan op. Zeg bijvoorbeeld: ‘O jee, wat ligt daar nou?!’ Zien de kinderen dat het een voetafdruk is? Zien ze ook wat er voor geks mee aan de hand is? Hoe groot is de voetafdruk eigenlijk? Is hij net zo groot als jouw voetafdruk? Hoeveel voetafdrukken samen? Al snel komen ze tot de ontdekking dat deze voetafdruk wel (reusachtig) groot is. Wat zegt dit eigenlijk over de persoon van wie deze voetafdruk is? Hoe groot zal die zijn? Uiteindelijk kunnen de kleuters door hun schoenen in de afdruk te zetten bepalen hoeveel keer zo groot deze persoon moet zijn. Dat moet wel een reus geweest zijn! Was het misschien de grote vriendelijke reus? Was die hier?

Made with FlippingBook flipbook maker