Peter Ale & Martine van Schaik - Reken-wiskundeactiviteiten stimuleren in de groep

2. Introduceer het gesprek en leg het doel uit. Vertel de leerling waarom je dit doet. 3. Geef de leerling de ruimte. Probeer als leerkracht een niet te grote rol te pakken in het gesprek en te veel te gaan praten. Durf stil te zijn! 4. Stel open vragen en vermijd suggestieve vragen. Stel vragen die de leerlingen uitdagen tot nadenken en die de leerlingen in hun kracht zetten. Voorbeelden: ‘Wat wil je later worden?’, ‘Heb je daar rekenen bij nodig?’, ‘Wat moet je hier doen?’, ‘Hoe ga je het aanpakken?’ 5. Luister, vat Samen en vraag Door (LSD). • Smeer NIVEA(U): Niet Invullen Voor Een Ander. • Wees een OEN: Open, Eerlijk, Nieuwsgierig. • Maak je niet DIK: Denk in Kwaliteiten. • Durf STIL te zijn: SssT Is Lonend. 6. Zorg voor voldoende afwisseling. Varieer in vragen die gericht zijn op zowel inhoud als beleving en varieer ook in opgaven en manieren van hulp geven. 7. Maak aan het einde afspraken, waaronder doelstelling en aanpak. Vraag commitment van de leerling! 8. Streef ernaar om minimaal drie keer per jaar een uitgebreider rekengesprek te voeren met leerlingen van uiteenlopende rekenniveaus. Deze ervaringen kun je inzetten in compactere rekengesprekken gedurende het schooljaar. [ einde kader tips ] Een belangrijke aanvulling op wat hiervoor over het rekengesprek verteld is, is de rol van het kind zelf. Een goed rekengesprek met een kind voeren staat of valt met de betrokkenheid van het kind. 2.4 Computational thinking en leren programmeren Steeds meer komt er aandacht voor het aanleren van vaardigheden als computational thinking en programmeren. Computational thinking (CT) is gericht op het nadenken over hoe een probleem opgelost kan worden met een computer. Programmeren is een middel om die oplossing te maken. Deze twee vaardigheden gaan dan ook behoorlijk hand in hand. Leren programmeren is nodig om computers de oplossingen te laten uitvoeren, maar je moet dan vooraf wel heel goed weten wat het probleem is en wat de computer kan. ‘Wat ga je programmeren?’ is altijd de kernvraag om een oplossing te vinden voor het probleem. Computational thinking en programmeren zijn beide vaardigheden waar je kinderen goed in een kleine groep ervaring mee kunt laten opdoen. Bovendien kan het op vele verschillende manieren: speels, uitdagend, creatief, met of zonder gebruik van echte computers … Deze vaardigheden hebben vaak nog niet een goede plek gekregen in de methodes die op school gebruikt worden. Ook worden ze lang niet altijd gekoppeld aan de rekenles. Dat is jammer, want deze vaardigheden hebben wel veel gemeen met het probleem oplossen dat ook in de rekenles centraal staat. Het aanleren van deze vaardigheden is vooralsnog dus voor een deel afhankelijk van los aangeboden activiteiten in de groep. Hierna geven we je een aantal tips om ook deze vaardigheden te stimuleren in de groep. [voorbeeld] Een programmeertaal die heel snel te leren is en direct effect laat zien is Scratch. De kinderen leren de basisstructuren van een computerprogramma (zie figuur 2.17): • sequentie (activiteiten worden op volgorde achter elkaar uitgevoerd);

Made with FlippingBook flipbook maker