Peter Ale & Martine van Schaik - Reken-wiskundeactiviteiten stimuleren in de groep

[einde voorbeelden] Het tegenovergestelde van gesloten vragen zijn open vragen. Hierbij geldt dat er meerdere antwoorden mogelijk zijn. Soms is het zelfs zo dat ‘alle antwoorden goed zijn’. Denk maar aan vragen in de trant van: ‘Wat vind je van …?’ Behalve dat er meerdere antwoorden te bedenken zijn op deze vraag, is in principe ook elk antwoord goed. Open vragen hebben als doel kinderen aan het denken te zetten, kinderen te betrekken bij het onderwerp of de opdracht, enzovoort. Dit soort vragen zijn daarom heel geschikt op allerlei momenten: aan het begin van een activiteit/opdracht (als instructie), tijdens je begeleiding/hulp, of juist helemaal aan het einde (als nabespreking). [enkele voorbeelden] Aan het begin van een activiteit of opdracht: - [startend met een praatplaat of een vreemd voorwerp] Wat zie je hier? Wat valt je op aan deze plaat/dit voorwerp? (Vervolgens noteer je alle antwoorden die worden gegeven, bijvoorbeeld in een woordspin met sleutelwoorden die je later verbindt aan de activiteit/opdracht.) - Kijk eens om je heen. Welke getallen zie jij, wanneer je goed om je heen kijkt? - Kijk, dit is een klok [een klok aanwijzend]. Wat is er te zien op deze klok? Tijdens de begeleiding/hulp: - Welke vraag heb je voor mij? - Hoe gaat het met de opdracht/activiteit? - Wat vind je van deze opdracht/activiteit? Aan het einde van een activiteit of opdracht: - Wat vond je het leukst van deze opdracht? - Welke opgave vond je het makkelijkst/moeilijkst? Wat maakte deze opgave makkelijk/moeilijk voor jou? - Hoe heb jij opgave … [een opgave aanwijzend] opgelost? Wat heb jij gedaan om tot dit antwoord te komen? - Hoe ben jij te werk gegaan in deze opdracht? Welke stappen heb je daarvoor gezet? [einde voorbeelden] Goede vragen stellen is een kunst. Dit vraagt ook oefening en voorbereiding. Wanneer je dit goed voorbereidt, kun je ook echt een aantal zeer goede vragen voor jezelf opschrijven die je tijdens een activiteit/opdracht wilt stellen. Zo voorkom je dat je moet ‘vissen’ naar de juiste antwoorden, of om de kinderen op het goede spoor te krijgen. Soms worden ook vragen gesteld als: ‘Wie had iets anders [doelend op het antwoord]?’, of: ‘Wie heeft het op een andere manier opgelost?’ Wanneer je dit altijd doet wanneer een antwoord fout is, of wanneer een oplossingsmanier heel onhandig is, of onduidelijk te volgen voor andere kinderen, zullen de kinderen dit patroon herkennen. Er bestaat dan ook een gevaar dat zij zo’n vraag gaan zien als afwijzing. Over vragen stellen is veel geschreven. Als je er meer over wilt lezen is het artikel ‘Vragen die leren stimuleren’ van Mark van Zanten (2017) een goed begin. Op de website bij het boek vind je een link naar dit artikel.

Made with FlippingBook flipbook maker