Peter Ale & Martine van Schaik - Reken-wiskundeactiviteiten stimuleren in de groep
Ook stel je soms vragen om te zorgen dat andere kinderen in de groep (en ook jijzelf) het goed kunnen volgen; je checkt als het ware of je het antwoord van het kind goed begrepen hebt. Soms stel je ook juist vragen om te polsen of kinderen de stof goed begrijpen; je probeert door middel van je vragen (of opdrachten) de kinderen bepaalde zaken te laten ontdekken. Je laat ze ontdekken hoe iets zit. Ook om een uitleg te laten aansluiten bij het niveau van de kinderen kunnen vragen helpen om daar precies zicht op te krijgen. Hiermee kun je achterhalen waar de kinderen moeite mee hebben of wat voor hen nog lastig is. Als je echt wilt weten waar een ‘rekenprobleem’ zit, doe je dit in een zogenoemd rekengesprek (zie paragraaf 2.3.2). Je maakt dan gebruik van allerlei manieren van vragen stellen om in beeld te krijgen om welk rekenprobleem het precies gaat. Bij de start van een activiteit/uitleg worden vaak ook vragen gesteld. Op deze manier worden de kinderen betrokken bij de les. Daarnaast zijn de vragen ook vaak gericht op nog een aantal andere doelen, bijvoorbeeld: 1. De kinderen motiveren voor de opdracht, bijvoorbeeld door een voorbeeld te geven en een vraag te stellen. ‘Vandaag gaan we in deze rekenles aan de slag met plus- en minsommen. In de vorige les hebben we daar al mee geoefend; toen ging het over het lenen van boeken in de bibliotheek. Dit keer kijken we naar andere situaties waarin plus- en minsommen worden gemaakt, namelijk bij het kopen van speelgoed. Wie kan mij vertellen hoeveel de bal [te zien op het bord] kost?’ Vervolgens, omdat de bal € 3,- kost, wordt bijvoorbeeld de volgende vraag gesteld: ‘Wat nu als ik betaal met een briefje van € 5,-? Hoeveel krijg ik dan terug?’ 2. De kinderen bewust maken van wat ze over dit onderwerp al weten of wat er eerder hierover geleerd is (in vaktermen: actualiseren van de voorkennis). Zo kan bij de rekenles hiervoor ook gevraagd worden: ‘Wie komt er weleens in de bibliotheek?’, of: ‘Wie kan uitleggen hoe het lenen en inleveren van boeken werkt in een bibliotheek?’ 3. Kinderen uitlokken om mee te denken. Bijvoorbeeld door bij de situatie geschetst bij 1 deze vraag te stellen: ‘Welk sommetje hoort erbij als je een bal koopt voor € 3,- terwijl je betaalt met een briefje van € 5,-? Dus schrijf eens op welke som hoort bij het uitrekenen van het wisselgeld dat de kassière moet teruggeven.’ [kader reflectieve overdenking] Bekijk eens een uitleg van een collega, of film de uitleg van jezelf en kijk die terug. Doe dit bij voorkeur bij een activiteit/uitleg die gericht is op reken-wiskundige doelen (maar dat hoeft niet per se). Noteer alle vragen die worden gesteld aan de kinderen tijdens de uitleg van deze opdracht/activiteit. Ga na waar deze vragen toe dienen. Welk doel hadden de vragen voornamelijk? [einde kader reflectieve overdenking] [theoretisch kader] Het didactisch contract Veel vragen die volwassenen aan kinderen stellen, zijn vragen waarop de volwassene zelf het antwoord al weet. Het zijn als het ware vragen naar de bekende weg, ook wel toetsvragen. Ze worden puur en alleen gesteld om te checken of de kinderen het (ook) weten. • Hoeveel is 2 + 2? • Wie kan mij vertellen wat het antwoord is op deze som [een opgave aanwijzend als 6 × 6]? • Wie kan mij vertellen welke splitsingen 7 heeft? Wat is het splitsrijtje van 7?
Made with FlippingBook flipbook maker