Peter Ale & Martine van Schaik - Reken-wiskundeactiviteiten stimuleren in de groep

begeleider zelf te vertellen wat je ze ziet doen. Maar stimuleer kinderen ook om zelf uit te leggen waarom zij deze handeling kiezen op dit moment/bij deze activiteit. [voorbeeld] Wanneer je ganzenbord speelt met een kind (zie figuur 2.4), kun je zelf na een worp aangeven: ‘Eens tellen wat ik heb gegooid … Eén-twee-drie-vier (waarbij je één voor één elk van de stippen aanwijst, synchroon met de telling]. Ik heb vier gegooid.’ Vervolgens ga je ook vier stappen vooruit met je pion. (Of ga voor de grap maar drie stappen vooruit; heeft het kind waarmee je het spel speelt door dat je nu niet even ver bent gelopen als dat je hebt gegooid?)

Figuur 2.4 Oud-Hollands ganzenbord [einde voorbeeld]

Het begrijpen en gebruiken van de juiste rekentaal is van groot belang om te weten waarmee je bezig bent, maar voor sommige kinderen is het taalgebruik in de activiteiten en oefeningen niet duidelijk genoeg. In 2014 werd daarom een project uitgevoerd waarbij men zich richtte op ondersteuning van de taal die nodig is om te leren rekenen (Smit, 2014). Door veel vragen te stellen, door veel in gesprek te gaan met kinderen en door in je voorbereiding van een geplande activiteit/oefening goed na te gaan welke rekentaal nodig is om deze activiteit/oefening te begrijpen, help je deze kinderen in hun reken wiskundeontwikkeling. Bij de voorbereiding van een rekenactiviteit kun je gebruikmaken van de rekentaalkaart (zie figuur 2.5). Deze is ontwikkeld om de begeleider handvatten te geven bij de begeleiding van de activiteit/oefening. De begrippen op deze kaart komen in de volgende hoofdstukken geregeld terug, daarom lichten we ze hier even kort toe. • Rekendoel: dat wat de kinderen gaan leren; • Context: betekenisvolle situatie die helpt de opgave te begrijpen; • Model: schematische weergave van het denkproces; • Formele rekenen: de eigenlijke som; • Taal: de taalbegrippen spreken voor zichzelf, hoewel het moeilijk is om steeds precies te weten of een woord bijvoorbeeld schooltaal of vaktaal is; • Scaffolding: dit houdt in dat het kind wordt geholpen precies op het moment dat dat nodig is, op de juiste manier, en zolang als nodig. Dit betekent voor jou als begeleider dat: o je goed moet weten wat het kind zelf kan;

Made with FlippingBook flipbook maker