Peter Ale & Martine van Schaik - Reken-wiskundeactiviteiten stimuleren in de groep

Hoofdstuk 7 De wiskunde uit dit boek toegelicht

Vooraf In dit boek wordt ingegaan op de didactiek van rekenen-wiskunde: hoe kun jij rekenen-wiskunde optimaal aanbieden, stimuleren en begeleiden bij kinderen op jouw groep? Het goed kunnen aanbieden van rekenen-wiskunde en het begeleiden van kinderen in hun reken-wiskundeontwikkeling vraagt meer dan weten wat kinderen (moeten) leren en hoe zij zich ontwikkelen. Een goede begeleiding en het aanbieden van stimulerende materialen en activiteiten vragen ook inzicht in de reken-wiskundevaardigheden achter de rekenonderwerpen die zij leren. Dit wordt ook wel de eigen (professionele) vaardigheid van de volwassene genoemd, degene die de kinderen begeleidt in de groep in hun reken-wiskundeontwikkeling. In dit hoofdstuk volgt een uitleg van de onderliggende reken-wiskundezaken die in dit boek aan de orde zijn gekomen in de verschillende hoofdstukken. Werk jij in het onderwijs als onderwijsassistent of leraarondersteuner en begeleid je vaak kinderen tijdens de rekenlessen? Dan is het aan te bevelen om aanvullend ook het boek Rekenen en wiskunde uitgelegd door te nemen (Ale & Van Schaik, 2018), een boek puur gericht op eigen vaardigheid, nodig voor leerkrachten in het onderwijs. Dit boek is tevens geschikt ter voorbereiding op bijvoorbeeld de rekentoets van de pabo. Bij rekenen komt het teken = veel voor. Ook wanneer je zelf meeschrijft op papier of op het bord, gebruik je geregeld dit symbool. Dit symbool wordt ook wel ‘isgelijkteken’ genoemd, of ‘gelijkheidsteken’. Het duidt namelijk aan welke zaken gelijk zijn aan elkaar. Zie dit als een balans: wat links staat, moet precies gelijk zijn aan wat rechts staat. Dit klinkt heel eenvoudig, maar toch wordt er best weleens verkeerd gebruikgemaakt van dit teken, zeker wanneer er meerdere stappen moeten worden gezet om bij een antwoord te komen. Zo zou de volgende uitwerking op het bord kunnen ontstaan, terwijl hier verkeerd wordt gebruikgemaakt van het teken =: 3 × 4 + 18 − 5 = 12 = 30 = 25 Figuur 7.1 Foutief gebruik van het =-teken [opdracht] Opdracht 38. Herschrijf het voorgaande bordwerk op zo’n manier dat het teken = enkel gebruikt wordt zoals het bedoeld is. [einde opdracht] 7.2 Hoeveel getallen bestaan er? In hoofdstuk 1 heb je gezien dat er oneindig veel hele getallen zijn. Na een groot getal als 100.000.000.000 (100 miljard) kun je altijd + 1 doen en vind je het volgende getal: 100.000.000.001. Overigens kun je ook + 1 miljard doen, dan volgt: 101.000.000.000 (101 miljard). 7.1 Het teken =

Made with FlippingBook flipbook maker