Peter Ale & Martine van Schaik - Reken-wiskundeactiviteiten stimuleren in de groep
namaken, of dat nu verkleind, vergroot of precies in dezelfde maten is. Ook het dagritme wordt vaak door ouders bijgehouden: ‘Jongens, jassen aan. We gaan naar …’ Kinderen die geregeld gebruikmaken van het openbaar vervoer, of die bewust worden gemaakt van de schooltijden of het tijdstip waarop sport begint, krijgen meer mee van het precieze klokkijken. Deze kinderen hebben ongetwijfeld weleens uitgerekend hoelang ze nog moesten wachten tot de trein of bus arriveerde, of wanneer de school of de sportles begon. Jij kunt kinderen hier echter ook bewust extra op attenderen. Neem de kinderen mee in de dagplanning, gekoppeld aan kloktijden. Wijs ze op de klok, benoem af en toe de tijd of tijdsduur van een activiteit, en probeer dan met elkaar je daar ook precies aan te houden. Ook kun je met kinderen allerlei tijdsinstrumenten zelf knutselen, bijvoorbeeld een zandloper, een waterklok of een zonnewijzer. Interessant is het om met iets oudere kinderen (vanaf ± 8 jaar) over de seizoenen en dergelijke te praten en dan te kijken naar de tijden waarop de zon opkomt, ondergaat en weer opkomt. Hoeveel tijd zit daartussen? Van daaruit kan over de structuur van de analoge en de digitale klok worden gesproken, en is het zinvol om dit te oefenen. Dit lijkt wat ver te gaan, maar kinderen zijn zeer gegrepen door dit soort onderwerpen. [opdracht ] Opdracht 30. Zoek geschikte verpakkingen om de kinderen de diversiteit van inhoudsmaten te laten ervaren en de relaties hiertussen te onderzoeken. Welke inhoudsmaten kom je vaak, en welke kom je weinig tegen op verpakkingen van flessen frisdrank, pakjes sap en bekers slagroom, enzovoort? Waarom wordt inhoud soms aangegeven in gewicht? Bedenk hoe je deze verzameling verpakkingen in een les kunt verwerken. Hoe zou je dit doen voor lengte, gewicht, temperatuur en andere grootheden? [ einde opdracht ] In de theorie wordt beschreven dat kinderen in drie fasen meten leren: vergelijken en ordenen; afpassen; en aflezen. Bewust vergelijken en ordenen gebeurt vooral in groep 3. Kinderen moeten dan dingen tegen elkaar aan leggen om te vergelijken wat de grootste/kleinste is, dingen op volgorde leggen van groot naar klein, enzovoort. In de middenbouw wordt daarnaast heel veel gemeten. Belangrijk is situaties te bedenken waarbij dat meten zinvol is. De hele ruimte opmeten is zinvol als we daarna een slinger willen gaan maken die lang genoeg is. [einde kader] Maatstaf gebruiken Kinderen leren dat het handig is om afstanden te kwantificeren, dus in getallen uit te drukken. Ze constateren bijvoorbeeld: ‘Het lokaal is 15 voetstappen lang’, of ze zeggen: ‘In 10 minuutjes ben ik thuis.’ De maat of maatstaf die ze voor dit kwantificeren gebruiken is dan nog niet altijd erg handig (het is niet altijd een standaardmaat). Als Sophie het lokaal meet in stappen en jij doet dat ook, dan is de uitkomst verschillend. Met de kinderen nadenken over hoe dat komt, leidt tot de ontdekking dat het handiger is om vaste eenheden te kiezen bij het meten, zoals allemaal meten met een bepaalde strook, of allemaal met dezelfde schoen, of misschien wel met een liniaal. [theoretisch kader] Leerlijn Meten
Made with FlippingBook flipbook maker