Peter Ale & Martine van Schaik - Reken-wiskundeactiviteiten stimuleren in de groep

Figuur 5.11 Levend ganzenbord Variant 1: Je kunt ook denken aan een variant waarbij de kaarten om de beurt worden omgedraaid van de stapel en de kinderen zo veel mogelijk sommen noteren op hun wisbordje, binnen bijvoorbeeld 30 seconden. Vervolgens geven zij hun wisbordje door aan hun schoudermaatje. Hoeveel zijn er goed? Wie had de meeste sommen bedacht? Vervolgens kan dit een aantal rondes doorgezet worden. Variant 2: Zet zes emmers achter elkaar, met in iedere emmer een getalsymbool. De kinderen moeten nu vanachter een lijn ballen in de emmers gooien, zodanig dat de cijfers die bij de worpen horen samen een bepaalde uitkomst zijn. Stel, de opdracht is precies 13 te gooien, en de cijfers in de emmers zijn 1, 2, 3, 4, 5 en 6. Dan kan 13 gegooid worden door twee keer 6 en één keer 1, of door 6 en 4 en 3, enzovoort. Als je over de 13 heen gaat, ben je af. [einde voorbeeld] Passende hulpmiddelen en modellen bij de bewerkingen optellen en aftrekken Als door het gebruik van contexten het begrip voldoende aanwezig is, schakelt de leerkracht over op het gebruik van materialen/modellen. Zo zijn er voor het rekenen tot 20 en 100 een aantal materialen/modellen die we willen uitlichten vanwege hun didactische waarde, namelijk: - het rekenrek; - het kralensnoer (van 20 en van 100); - de getallenlijn. Het rekenrek Het rekenrek is een rek bestaande uit twee rijen kralen. In totaal bevat het rek 20 kralen; op elk van de rijen zitten 10 kralen aan een staaf. Kenmerkend voor het rekenrek is dat er zowel een vijfstructuur als een tienstructuur zichtbaar is. De vijfstructuur is zichtbaar doordat de kralen in sets van vijf gekleurd zijn. De tienstructuur is goed te zien doordat de kralen per tien op een rij staan (zie figuur 5.12). Door deze structurering worden kinderen uitgedaagd om snel een hoeveelheid te verschuiven én te overzien. Zo kunnen kinderen bij de opgave 8 + 3:

Made with FlippingBook flipbook maker