De brede basis van het sociaal werk - Spierts, Sprinkhuizen, Hoijtink, Jonge, Doorn
1.5 • Sociaal werk en politiek
1.5.3
Tussen staat en straat
Een derde perspectief beweegt zich in zekere zin in het midden van deze twee per spectieven. In hun dagelijkse werk pendelen sociaal werkers voortdurend tussen staat en straat. Sociologen wijzen in dat verband vaak naar het werk van wetenschapper en oud-sociaal werker Michael Lipsky (1980) over de street-level bureaucrat . De beroeps identiteit van sociaal werkers is volgens dit perspectief hybride. Volgens Bernardo Zacka (2017) – een van Lipsky’s belangrijkste intellectuele erfgenamen – hebben soci aal werkers als taak om overheidsbeleid uit te voeren ( state-agent ), maar moeten ze tegelijkertijd responsief zijn naar de noden en belangen van burgers ( citizens-agent ). Om dit te realiseren, beschikken zij over discretionaire ruimte. Politici noch ambte naren op ministeries of in gemeentehuizen bepalen uiteindelijk wat het beleid in de dagelijkse praktijk behelst, maar zorgverleners aan het bed, politieagenten op straat en sociaal werkers in de wijk en achter de voordeur. Professionals ontwikkelen daar door praktijken die in lijn kunnen zijn met, maar evenzeer subversief kunnen zijn aan politieke doelstellingen van hun organisaties. Zij zijn het uiteindelijk die samen met burgers inhoud geven aan beleid. Dit perspectief benadrukt dat het sociaal werk zich kenmerkt door een zekere mate van aanpassing van individuen, gezinnen en gemeenschappen aan het grotere geheel. Aan de andere kant kenmerkt het werk zich juist doordat het zich in heel concrete lokale praktijken richt op het realiseren van goede hulp en steun. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan betere condities om te wonen, te werken, naar school te gaan en te leven, zodat mensen een betere kwaliteit van leven ervaren en beter in staat worden gesteld om te functioneren in de samenleving. Hier past voor het sociaal werk het klassieke beeld van de januskop en beweegt het sociaal werk weg van al te grote claims, in zowel ‘negatieve’ zin (als beheersende en disciplinerende macht) als ‘positieve’ zin (als mobi liserende kracht achter emanciperende en empowerende processen). In dit perspectief passen ook pleidooien om sociaal werkers niet te belasten met al te ambitieuze idealen. In de Nederlandse context zien we dit perspectief bijvoorbeeld terug in het werk van Van Ewijk (2014). Hij bekritiseert de internationale definitie van de IFSW. Doelen als bevrijding, welzijn en maatschappijverandering mogen veel sociaal werkers als muziek in de oren klinken, maar ze trekken in zijn ogen een zware wissel op het sociaal werk. Van Ewijk dicht het sociaal werk geen grootse maatschappelijke veranderkracht toe, noch ziet hij in het werk een enorme emancipatorische kracht. Wel signaleert hij ‘het vermogen om in de context van mensen versteviging en verandering aan te brengen’ (p. 25). Anders dan transformational social work , spreekt Van Ewijk daarom liever van context-transformational work . Sociaal werk gaat in dit perspectief vooral over begeleiden, ondersteunen, bemiddelen, mobiliseren van steun, mensen helpen te participeren naar vermogen en belemmeringen in de context proberen weg te nemen (vgl. ook Berensford et al., 2007).
47
Spierts_De_brede_basis_van_het_sociaal_werk-2e_import-VoorDruk.indd 47
10/08/2023 11:20
Made with FlippingBook Ebook Creator