Rigter_ Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen druk 4

2 ■ Classificatie, diagnostiek en epidemiologie

2.2.6 Classificatie in dit boek Dit boek bespreekt de belangrijkste (ontwikkelings)gebieden waarop kinderen kunnen vastlopen of moeilijkheden ondervinden. We ordenen de ontwikkelings gebieden aan de hand van de leeftijd waarop de problemen zich meestal bij kin deren voordoen. Van elk ontwikkelingsgebied bespreken we niet alleen de pro blemen en stoornissen, maar ook de normale ontwikkeling en de gewone problemen die bij het opgroeien horen. Psychische stoornissen vatten we op als extreme ontsporingen in de normale ontwikkeling. Classificatie kan leiden tot stigmatisering, maar kan bij goed gebruik juist een eerste aanzet geven voor behandeling. Dat kan door algemene kennis te gebrui ken over wat, bijvoorbeeld, werkt bij ADHD. Met een classificatie stel je niet alleen vast wat een kind heeft, maar ook waar hij en zijn ouders behoefte aan kunnen hebben. De volgende stap om een kind (en zijn gezin) hulpverlening op maat te geven, is een diagnose stellen. Voor een classificatie vraagt een hulpverlener uit wat er precies aan de hand is, en probeert hij de problemen die naar boven komen in te delen in de ons bekende categorieën. Voor een diagnose kan hij aan het kind en zijn opvoeders de vol gende vragen stellen (Van Os, 2014): „ Wat is er met je gebeurd? (Of: Wat is er met je kind gebeurd?) „ Wat is je kwetsbaarheid en je weerbaarheid (= veerkracht)? (Of: Wat is de kwetsbaarheid van je kind en wat is zijn weerbaarheid?) In simpele taal kun je ook vragen: Wat gaat je niet goed af? En waar ben je goed in? „ Waar wil je naartoe? (Of: Wat wil je voor je kind bereiken?) „ Wat heb je nodig? De diagnose is een (voorlopig) eindpunt van het proces van luisteren, vragen stel len, observeren en beschrijven, informatie verzamelen, relevante kennis erbij halen en nadenken. Meerdere invloeden worden nauwkeurig in beeld gebracht: de kenmerken en aanleg van het kind, opvoedingsprocessen, maatschappelijke factoren, enzovoort. Daarbij is de eerste informatiebron voor hulpverleners wat het kind en zijn opvoeders vertellen. Om wat ze zien en horen te begrijpen en te ordenen, maken hulpverleners gebruik van (wetenschappelijke) inzichten: het biopsychosociale model (zie 3.2), het model van risicofactoren en beschermende factoren (zie 3.4), en inzichten uit de psychologie, pedagogie, neurologie, psychi atrie of andere wetenschappen die voor een specifiek probleem relevant zijn. Denk bijvoorbeeld aan kennis over slaapprocessen en slaapomstandigheden die kan worden gebruikt voor het begrijpen en verklaren van het ontstaan van een slaapstoornis. In tabel 2.2 vind je een overzicht van de belangrijkste verschillen tussen classificatie en diagnostiek. Diagnostiek

2.3

38

Made with FlippingBook Learn more on our blog