Rigter_ Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen druk 4
2.2 ■ Classificatie
schappelijke basis, maar staan vaak ter discussie. Criteria bepalen is een keuze proces, en andere psychiaters, (klinisch) psychologen en patiëntenverenigingen zijn het lang niet altijd eens met de keuzen die de ‘DSM-psychiaters’ maken. B Uitgangspunten van de DSM Om te kunnen bepalen of iemand een bepaalde psychische stoornis heeft, is het om te beginnen nodig af te spreken welke symptomen die stoornis kenmerken. Dat is wat in de DSM gebeurt. Het gaat dan om observeerbaar gedrag (zoals grote rusteloosheid of sporen van automutilatie) en/of innerlijke kenmerken (iemand voelt zich heel verdrietig, uitgeput of kwaad op zichzelf ). Symptomen beschrijven de stoornis: ze verklaren niet de oorzaken van een stoor nis. In de praktijk gaat dat nog weleens mis, en hoor je mensen bijvoorbeeld zeggen dat Kareltje zo druk is ‘omdat hij ADHD heeft’. Maar ADHD is niets meer dan een beschrijving van zijn gedrag, waar dit druk-zijn deel van uitmaakt (zie hoofd stuk 11). De verklaring voor druk-zijn kan natuurlijk niet zijn dat je het bent. Behalve de soort symptomen beschrijft de DSM ook welk aantal symptomen in welke mate en gedurende welke termijn aanwezig moet zijn wil er sprake kunnen zijn van een stoornis. Ook hierbij gaat het om afspraken. Zo is afgespro ken dat iemand die minder dan vijf symptomen heeft die kenmerkend zijn voor een depressieve stoornis, de stoornis niet heeft. Het betekent ook dat er verschil lende combinaties mogelijk zijn: als je op minimaal 5 van de in totaal 9 sympto men moet scoren om wellicht de diagnose ‘depressieve stoornis’ te krijgen, kun nen dat in aantal en aard verschillende combinaties van symptomen zijn. De ene depressieveling is dus de andere niet. Als vuistregel geldt wel dat hoe meer symp tomen iemand heeft, hoe ernstiger hij eraan toe is. Verder moeten de symptomen al een bepaalde tijd of vanaf een bepaald moment aanwezig zijn. Dit verschilt per stoornis. Zo kun je niet op latere leeftijd ASS ontwikkelen, daar word je mee geboren (zie hoofdstuk 8), maar depressivi teit kan op elke leeftijd ontstaan. Daarnaast is de termijn belangrijk: iemand kan zich verschrikkelijk verdrietig en uitgeput voelen, maar als dat korter dan twee weken duurt, is dat een dip(je) en geen depressie. Ten slotte is het erg belangrijk in welke mate de stoornis iemands functioneren negatief beïnvloedt, en een last is voor hemzelf en/of zijn omgeving. Denk bij voorbeeld aan ernstige vormen van ADHD waar een kind zelf onder lijdt en die het incasseringsvermogen van ouders ook flink op de proef stellen. De indeling in categorieën die de DSM hanteert, suggereert dat stoornissen haar scherp van elkaar zijn te onderscheiden. Dat is niet zo (Marshall, 2020). Allerlei stoornissen delen symptomen met elkaar. Het is dan ook niet toevallig dat bij voorbeeld angst en depressie heel vaak samen voorkomen. Hetzelfde geldt voor ADHD en ASS. Symptomen (klachten) die maar bij één specifieke stoornis voor komen, zijn uiterst zeldzaam. Daar komt bij dat het vaak niet zo is of je wel of niet aan iets lijdt, maar dat je er meer of minder aan lijdt. In de DSM-5 bestaat bij sommige stoornissen dan ook de mogelijkheid om te specificeren of een stoornis licht, matig of ernstig is. Daarbij geldt als vuistregel: hoe groter in aantal en hoe
2
33
Made with FlippingBook Learn more on our blog