Rigter_ Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen druk 4

2 ■ Classificatie, diagnostiek en epidemiologie

ernstiger de symptomen zijn, hoe groter de lijdenslast is. De praktijk is echter ingewikkelder. Zo zijn er kinderen die lijden onder hun angst problemen , maar niet voldoen aan de criteria voor een angst stoornis . En andersom zijn er kinderen die wel aan de criteria voor een angststoornis voldoen, maar er niet onder lijden. Het hebben van een classificatie betekent dus niet automatisch dat een kind een behandeling nodig heeft. Andersom zijn er kinderen zonder classificatie die wel baat hebben bij behandeling. C Groepen stoornissen in de DSM-5 In de DSM-5 worden ruim 300 stoornissen beschreven, verdeeld over 20 catego rieën. Bij veel van deze stoornissen worden nog nadere specificaties omschreven. In tabel 2.1 staan de hoofdgroepen van stoornissen van de DSM-5. In hoofdstuk 5 tot en met 16 van dit boek komt een deel van deze stoornissen aan de orde. In de DSM-5 is er geen aparte categorie meer voor stoornissen die vooral bij kinde ren en adolescenten voorkomen (in de vorige versies was dat wel zo). Dit sluit aan bij het uitgangspunt van de ontwikkelingspsychopathologie dat kwetsbaarheden voor stoornissen vaak levenslang zijn, en niet opeens verdwijnen als een kind zijn achttiende verjaardag viert. Ook volwassenen kunnen ASS hebben of ADHD, weten we inmiddels (Haafkens & Venema-Bos, 2003; Horwitz et al., 2004; Kooij, 1999). Wel is het zo dat ADHD minder vaak voorkomt bij volwassenen dan bij kin deren en jongeren (Gijsen & Zomer, 2021). Ook kunnen stoornissen afhankelijk van iemands leeftijd anders tot uiting komen. Zo komt PTSS, posttraumatische stressstoornis (zie hoofdstuk 13), bij kinderen jonger dan 6 jaar anders tot uiting dan bij oudere kinderen en volwassenen (Scheeringa et al., 2011). D Comorbiditeit: meer stoornissen tegelijkertijd De klachten en problemen van mensen houden zich vaak niet aan de indeling die in de DSM is bedacht. Mensen hebben vaak meer dan één stoornis tegelijk. Dat noemen we comorbiditeit. Voor de hulpverlener verandert dat niets aan wat hij moet doen: het kind (en de ouder) bevragen en samen onderzoeken wat er pre cies aan de hand is. Juist omdat kinderen nog in ontwikkeling zijn, kunnen zij vaker dan volwasse nen gelijktijdig verschillende kenmerken van stoornissen hebben (Koot, 2000). In een onderzoek naar leefstijl bij Nederlandse jongeren (Schrijvers & Schoema ker, 2008) bleek dat ongezonde gewoonten van jongeren, zoals roken, blowen en alcoholmisbruik, vaak samengingen met externaliserende of internaliserende stoornissen. Een andere verklaring voor comorbiditeit is dat wetenschappers steeds verfijndere classificatiesystemen maken: ze delen gedrag steeds verder op in specifieke onderdelen waaraan ze een begrip koppelen. Zo nam bij elke nieuwe versie van de DSM het aantal te onderscheiden stoornissen toe. Op die manier kunnen stoornissen gaan ‘stapelen’, terwijl het gedrag waarom het gaat hetzelfde is gebleven. Iemand met meer dan één classificatie is daarom niet automatisch psychisch zieker, want het is ook goed mogelijk dat zijn klachten bij verschillende classificaties zijn ingedeeld

34

Made with FlippingBook Learn more on our blog