Rigter_ Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen druk 4
2 ■ Classificatie, diagnostiek en epidemiologie
catie conform de DSM-5 heeft gekregen. Volstrekt begrijpelijk dat veel ouders dit willen als zij adequate en betaalbare hulp zoeken. Maar ook heel veel ouders willen dit niet en zij betwijfelen, net als veel hulpverleners en onderzoekers, of zo’n offi ciële classificatie of zo’n etiket wel goed is voor het kind. De DSM-5: een classificatiesysteem, geen diagnostisch handboek De DSM is de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders , het handboek voor psychiaters dat wordt uitgegeven door de American Psychiatric Association (APA). De term diagnostic is verwarrend. In het Amerikaans-Engels betekent het ‘classificerend,’ in het Brits-Engels ‘diagnostisch’ (zie Hengeveld in Van Hintum, 2014). De Nederlandse titel is dan ook voluit: Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (DSM-5) . Correct is het handboek te beschouwen als een omvangrijk classificatiesysteem voor psychische stoornissen waarmee je geen diag nose kunt stellen, maar dat daarbij wel kan helpen. De DSM-5 is zelf dus geen diagnostisch handboek, al wordt het ten onrechte wel vaak op die manier gebruikt. Hierna vertellen we over de geschiedenis en de uitgangspunten van de DSM en over de groepen stoornissen die erin voorkomen. We vertellen ook over stoor nissen die tegelijk voorkomen, en maken enkele kanttekeningen bij dit systeem. A Geschiedenis van de DSM De Duitse psychiater Emil Kraepelin (1856-1926) wordt gezien als de grondleg ger van het moderne classificatiesysteem. Hij maakte een indeling van psychi sche stoornissen die vooral lichamelijk was georiënteerd, en die was gebaseerd op psychiatrische patiënten met ernstige stoornissen. Als reactie daarop baseerde de DSM-I, die begin jaren vijftig van de vorige eeuw verscheen, zich vooral op psychoanalytische theorieën. Ook kwam daarin aandacht voor minder ernstige stoornissen. Pas in 1980, met de DSM-III, besloten de samenstellers uit te gaan van waar neembare kenmerken van gedrag. Vanaf dat moment gingen hulpverleners wereldwijd dezelfde criteria gebruiken om stoornissen te categoriseren. Daar vóór was dat niet zo: psychiaters die over bijvoorbeeld ‘depressie’ spraken, kon den daarvoor verschillende definities gebruiken, afhankelijk van het theoretisch raamwerk dat ze gebruikten. Door nu ‘objectief waarneembare criteria’ vast te stellen (die criticasters van het classificatiesysteem overigens niet onderschrijven) ontstond er een gemeenschappe lijke taal. Dat vergrootte de onderlinge betrouwbaarheid van de gemaakte classifica ties (zie 2.4.2). Bovendien werd het zo mogelijk om onderzoek te doen naar psychi sche stoornissen. Dat lukte niet toen er nog geen overeenstemming bestond over de definitie van verschillende stoornissen, want dan zou je appels met peren vergelijken. In 1994 verscheen de DSM-IV, in 2000 een licht aangepaste versie daarvan, en in 2013 is de DSM-5 verschenen. De Nederlandse vertaling van de DSM-5 kwam in 2014 op de markt (APA, 2014). De DSM is gebaseerd op afspraken die specialis ten (voornamelijk Amerikaanse en enkele Europese psychiaters en hoogleraren psychiatrie) maken voor elke groep stoornissen. Die afspraken hebben een weten 2.2.3
32
Made with FlippingBook Learn more on our blog