Rigter_ Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen druk 4
2.2 ■ Classificatie
oorzaken gevonden zijn, en (2) maatschappelijke, culturele, religieuze en per soonlijke opvattingen een grote rol spelen bij de beoordeling van gedrag. Hulp verleners moeten daarom goed observeren en luisteren om te kijken of er een probleem is, en zo ja, wat het inhoudt. In de (ontwikkelings)psychopathologie wordt onderscheid gemaakt tussen grote groepen stoornissen, zoals gedragsstoornissen, psychotische stoornissen en angststoornissen. Binnen die groepen worden subgroepen onderscheiden. Zo bestaan de angststoornissen onder meer uit de paniekstoornis, de agorafobie, de specifieke fobie en de separatieangststoornis (zie hoofdstuk 13). Vergelijk het met de categorie ‘meubilair’, die je kunt onderverdelen in tafels, stoelen, enzo voort, die je op hun beurt ook weer in subcategorieën kunt onderverdelen op grond van kleur, materiaal, ontwerper, enzovoort. Ontwikkelingspsychopathologische kennis is altijd gebaseerd op onderzoek onder groepen mensen, en je kunt deze kennis daarom niet een-op-een vertalen naar één uniek kind. Om precies te weten wat er met dat ene kind aan de hand is en welke behandeling voor dat kind het best is, moet je veel preciezer kijken (zie 2.3). Het nadeel van categorisatie We kunnen mensen op allerlei manieren indelen: naar geslacht, lengte, huidskleur, achtergrond, enzovoort, en ook in personen met en zonder psychische stoornis. Meestal gebruiken we voor die indelingen twee categorieën, zoals klein of groot, zwart of wit. Zo maken we de wereld dan voor onszelf overzichtelijk en begrijpe lijk. Maar de werkelijkheid is veel complexer; er is bijna altijd sprake van graduele verschillen tussen mensen, denk bijvoorbeeld aan lichaamslengte. Voor psychische problemen geldt dat ook: ze zijn er in allerlei soorten, en de mate van ernst kan binnen één soort zeer verschillen. Toch kunnen mensen blij zijn met een psychia trisch ‘etiket’, omdat ze daarmee eindelijk begrip en erkenning vinden voor hun problemen en die van hun kinderen. Zo verzuchtte een moeder: ‘Het duurde wel tweeënhalf jaar voordat we erachter kwamen wat onze dochter mankeert.’ Maar zo’n etiket kan ook stigmatiseren : kinderen en volwassenen worden nagewezen omdat zij (of hun kinderen) een stoornis hebben. Zo kregen in het verleden moe ders van kinderen met ASS de schuld van de stoornis, omdat hun opvoeding afstandelijk en liefdeloos zou zijn. Ze werden, volkomen onterecht, te kijk gezet als ‘ijskastmoeders’. Een etiket kan er ook toe leiden dat iemand zich er ten onrechte naar gaat gedragen. Zo hoorde een leerkracht een leerling zeggen toen hij een opdracht gaf: ‘Dat kan ik niet, want ik heb ADHD.’ Ook kan een ‘etiket plakken’ ervoor zorgen dat de individuele verschillen tussen de ‘etikettendragers’ niet worden gezien. Mensen worden gereduceerd tot hun stoornis, en er wordt op een generaliserende manier over hen gesproken – terwijl mensen met een psychische stoornis net zo veel van elkaar verschillen als mensen zonder. De laatste jaren is er groeiende kritiek op de ‘etikettenregen’. Vooral de toename van het aantal kinderen met ASS en ADHD is opvallend en baart zorgen. Deze toename kan gedeeltelijk begrepen worden vanuit de eis van zorgverzekeraars dat de behandeling van een kind met psychische problemen alleen wordt vergoed als het een officiële classifi 2.2.2
2
31
Made with FlippingBook Learn more on our blog