Ten Broeke-Praktijkboek Geïntegreerde Cognitieve Gedragstherapie

1.4 Operante conditionering

consequentie. Daarnaast kan het gedrag negatieve consequenties hebben. Zowel de positieve als de negatieve consequenties worden (de) stimulus reinforcer(s) of Sr ge noemd. Omdat het gaat om ‘kennis’ over die bekrachtigende consequentie en niet per se over de daadwerkelijke consequentie, kan overigens beter worden gesproken van een Sr-representatie . Gedrag (R) dat leidt tot een of meer feitelijke negatieve conse quenties, kan maken dat het gedrag voor de persoon of diens omgeving problematisch is. Daarvan is met name sprake wanneer de negatieve consequenties te talrijk of te negatief zijn ten opzichte van de verwachte positieve uitkomsten en/of wanneer die zelfde positieve uitkomsten ook kunnen worden gecreëerd met ander gedrag waaraan minder of geen negatieve consequenties kleven. De verwachte positieve consequenties worden in het gereviseerde Handboek de (representatie van de) Sr-pos genoemd; de feitelijke negatieve consequenties daarentegen worden de Sr-neg genoemd (Korrel boom & Ten Broeke, 2014). In navolging van internationale inzichten worden aldus alle stimuli die (het) gedrag beïnvloeden als Sr gezien (Mackintosh, 1983). Figuur 1.3 geeft de samenhang tussen gedrag en consequenties schematisch weer.

Sr-pos-representatie

Sd

R

feitelijke Sr-neg

Figuur 1.3 Operante conditionering

Positieve consequenties (Sr-pos) en negatieve consequenties (Sr-neg) kunnen op ver schillende manieren tot stand komen. Wanneer gedrag tot iets prettigs leidt (voedsel, seks, waardering, geld, promotie) is dat een positieve consequentie. Maar het verdwij nen van iets negatiefs (kwijtschelding of vermindering van straf, stoppen van kritiek, verdwijnen van gevaar) is evenzeer een positieve gedragsconsequentie. Last but not least kan ook het uitblijven van iets onaangenaams dat wel werd verwacht een positie ve uitkomst zijn van een bepaalde gedraging. Deze laatste toevoeging is essentieel om dat, tot het moment van de Apocalyps, voortdurend allerlei denkbare onaangenaam heden niet optreden. ‘Geen straf krijgen’, ‘geen paniekaanval krijgen’, ‘je niet de mindere voelen’ en ‘geen emotionele pijn ervaren’ kunnen echter ook het specifieke gevolg zijn van gedragingen als respectievelijk ‘je aan de verkeersregels houden’, ‘uitsluitend sa men met je partner de straat op gaan’, ‘feestjes en recepties vermijden’ en ‘je volvreten’. Wanneer de betrokkene een verband ‘ervaart’ tussen zo’n gedraging en de uitkomst ervan, kan (operante) conditionering optreden. Uit de derde gedraging (‘feestjes en recepties vermijden’) blijkt overigens dat het níét uitvoeren van bepaald gedrag óók gedrag is; alle passieve vermijding is daarvan een voorbeeld. Ook negatieve gedragsconsequenties zijn er in drie soorten: (1) gedrag leidt tot iets vervelends (‘klap voor je kop’, ‘afwijzing’, ‘boete’); (2) gedrag leidt tot het verdwijnen van iets prettigs (‘verlies van relatie’, ‘verlies van baan’, ‘verlies van sociaal contact’); en

27

Made with FlippingBook flipbook maker