Jan Bijlsma & Hay Janssen - Sociaal werk in Nederland
1 De Nederlandse verzorgingsstaat
goed voor de mensen die er direct van profiteren in de vorm van uitkeringen, maar ook goed voor ondernemingen en de economie in het algemeen. De sterke groei van de verzorgingsstaat in de naoorlogse periode kan dan ook gezien worden als het gevolg van de populariteit van de keynesiaanse economieopvattingen. Het ontstaan van de verzorgingsstaat volgens De Swaan De Nederlandse socioloog Abram de Swaan geeft in zijn boek In Care of the State (1988, in 1989 vertaald als Zorg en de staat ) een visie op de ontwikkeling van de (Nederlandse) verzorgings staat die de laatste decennia veel aanhang heeft verworven. Centraal in zijn theorie staan de begrippen externe effecten, toegenomen interdependentie en het doorbreken van het dilem ma van collectieve actie. We zullen eerst deze begrippen uitwerken om ze vervolgens bij elkaar te brengen om het ontstaan van de verzorgingsstaat te verklaren. Externe effecten zijn de gevolgen van een tegenslag of gebrek voor anderen dan de direct ge troffene. Mensen hebben last van elkaars ellende. De ziekte van de een kan negatieve gevolgen hebben voor anderen (gevaar van besmetting of een arbeidskracht die wegvalt). Zo ook in het geval van armoede (overlast van bedelaars, dreiging van diefstal, wegvallen van koopkracht). Interdependentie is een sociologisch begrip waarmee onderlinge of wederzijdse afhan kelijkheid wordt aangeduid, die onontkoombaar is voor mensen. De geschiedenis van de menselijke ontwikkeling is er een van toenemende interdependentie. In de jagers- en verzame laarssamenleving van de prehistorie was men slechts van een beperkt aantal mensen in de directe omgeving afhankelijk. Men leefde in stamverband en stammenwaren zelfvoorzienend. In de agrarische samenleving ontstonden arbeidsdeling en handel over grotere afstanden. Dit leidde tot verdere onderlinge afhankelijkheid. In de industriële samenleving is de interdepen dentie alleen nog maar verder toegenomen en leveren talloze mensen een bijdrage aan ons da gelijks leven. Dat zijn niet alleen mensen in onze directe omgeving, maar ook de machinist die de trein bestuurt waarin we reizen, de bakker die het brood voor de machinist bakt, de fabrieks arbeider die het graan tot meel verwerkt waarvan de bakker het brood bakt en de katoenpluk ster in India die de katoen plukt waarvan de broek van de arbeider gemaakt is. Het dilemma van collectieve actie geeft aan dat er situaties zijn waarin individuele keuzes lei den tot collectief ongewenste gevolgen. Een bekend voorbeeld is de totstandkoming van dij ken. Stel je een situatie voor waarin een aantal boeren grond heeft aan een rivier. Dat land wordt nog niet beschermd door dijken en geregeld stroomt de rivier over. Het is mogelijk een goed idee om een dijk aan te leggen. Een van de boeren met land aan de rivier neemt daartoe het initiatief en probeert zijn buurtgenoten daarin mee te krijgen. Een aantal boeren zegt di rect hun medewerking toe. Voor een van de boeren hoeft het echter niet zo. Dat stelt de an deren voor een dilemma: een dijk bouwen met een gat erin heeft natuurlijk geen zin. De dijk aanleggen en daarin het perceel van de niet-meewerkende boer meenemen, ook als hij niet meebetaalt, kan natuurlijk wel, maar zou er ook toe kunnen leiden dat anderen hun medewer king opzeggen en hopen op eenzelfde behandeling. Dat gedrag noemen we freeridergedrag of zwartrijdergedrag: ‘niet de lasten, wel de lusten’. Dit kan ertoe leiden dat de dijk er niet komt. Het dilemma van collectieve actie is te doorbreken met dwang. In Nederland betaalt iedereen verplicht mee aan de instandhouding van dijken door middel van de door de overheid opge legde belastingen.
28
Made with FlippingBook flipbook maker