Tiba Bolle en Inge van Meelis - Taalbewust beroepsonderwijs
TIBA BOLLE EN INGE VAN MEELIS TAALBEWUST BEROEPSONDERWIJS VIJF VUISTREGELS VOOR EFFECTIEVE DIDACTIEK
Taalbewust beroepsonderwijs
Taalbewust beroepsonderwijs Vijf vuistregels voor effectieve didactiek
Tiba Bolle Inge van Meelis
Tweede, herziene druk
c u i t g e v e r ij
c o u t i n h o
bussum 2017
www.coutinho.nl/taalbewustberoepsonderwijs2 Je kunt aan de slagmet het online studiemateriaal bij dit boek. Dit materiaal bestaat uit lesplanformulieren, een lesobservatieformulier en een overzicht van de vijf vuistregels met de daarbij behorende denkvragen en aanraders.
© 2014/2017 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden.
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elek tronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zon der voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoe dingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierech ten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).
Eerste druk 2014 Tweede, herziene druk 2017
Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl
Omslag: Bart van den Tooren, Amsterdam Illustraties: Martina Strusny, Haarlem Foto’s: p. 217 Shutterstock.com; p. 295 © Sander Foederer; overige Hollandse Hoogte Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever.
ISBN 978 90 469 0589 0 NUR 842
Voorwoord
Wie een beroepsopleiding volgt, ontwikkelt de vakkennis en de vakspecifie ke vaardigheden van dat beroep. De technicus leert tekeningen van stroom schema’s maken en in gesprek te gaan met klanten over programma’s van ei sen voor de nieuwe zonnecelinstallatie. De kapster leert over nieuwe trends in haarstyling, de economische aspecten van het runnen van een salon en het communiceren met de klanten aan de balie. In elk beroep is sprake van beroepsspecifieke vakinhouden en vaardigheden. Binnen de opleidingen is beheersing van de Nederlandse taal van groot belang voor studenten/deel nemers om te kunnen participeren in het onderwijs: bij het bestuderen van studieteksten, het houden van presentaties, het schrijven van verslagen. Ook in de beroepscontext zelf is vaardigheid in het Nederlands essentieel, in contacten met collega-experts en met leken, wat vraagt om flexibiliteit in het gebruiken van vaktaal en dagelijkse taal. Hoe is dergelijk onderwijs nu goed vorm te geven? In Nederland is de be moeienis van de overheid bij de kwaliteit van het onderwijs beperkt. Wet telijke regelgeving is vooral gericht op formulering van eindtermen, waar bij voor taalvaardigheid het Referentiekader Taal richtinggevend is. Hierin wordt in detail beschreven tot welke spreek-, schrijf- en leesvaardigheid Nederlands een mbo-opleiding dient op te leiden. Hoe kunnen de eisen nu op schoolniveau en op groepsniveau worden gerealiseerd? En waar ligt de relatie tussen taalonderwijs en andere vakken? Leermiddelen die vakken verbinden zijn nog geen gemeengoed, waardoor de taal- en vakdocenten samen de sleutel in handen hebben om taalontwikkelend te werken in het beroepsonderwijs. Zij vormen de doelgroep van deze publicatie van Inge van Meelis en Tiba Bolle. De publicatie weerspiegelt welke lering er getrokken kan worden uit de praktische activiteiten die het ITTA rond taalontwikkelend onderwijs met scholen uitvoert. Zonder theoretische verhandelingen wordt een praktische handreiking gedaan. Een aantal communicatieve situaties uit het Referen tiekader Taal die in veel vakken voorkomen (zoals samenwerken, presente ren, brieven schrijven), is volgens een vast stramien uitgewerkt. Zo zien we hoe het Referentiekader verbonden kan worden aan praktijkvakken, zoals bij het voeren van gesprekken in verzorgende beroepen. Naast deze leer planontwikkelingskant bevat het boek vooral didactische uitwerkingen die zijn geformuleerd als vijf vuistregels. In de voorbeelden is te zien hoe deze gebruikt zijn in concrete lessituaties. Het boek is geen receptenboek dat van stap tot stap te volgen is. Gelukkig is er veel ruimte voor eigen creativiteit en
het ontwikkelen van een eigen vorm van taalbewust werken die past in uit eenlopende vakken. Een onderwijsinstelling die met het hele team wil wer ken aan haar taalbeleid kan met dit boek direct aan de slag, omdat het om vakoverstijgende, generieke vaardigheden gaat. En na lezing van dit boek weet iedereen weer: het gaat erom dat docenten inzichten en nieuwe be grippen begrijpelijk maken, en dat leerlingen er zelf over praten en schrij ven en al doende vragen om feedback. Ook voor docenten gaat het om het ontwikkelen van didactische kennis en docentvaardigheden. Professionali sering van docenten vraagt om taalbewust (hoger!) beroepsonderwijs! Bij de tweede druk Sinds het verschijnen van de vorige druk zijn veel leerlingen met een vluch telingenachtergrond het (v)mbo binnengekomen. Zij hebben dringend steun nodig in hun voortgezette taalontwikkeling, juist ook als ze binnenkomen in het regulier onderwijs na een eerste opvangperiode in ISK’s. Leraren in het beroepsonderwijs die willen inzetten op adequate steun voor deze leer lingen, kunnen starten met de taalontwikkelende didactiek zoals geschetst in dit boek – die voor alle leerlingen zinvol is om vaklessen toegankelijk te maken. Maaike Hajer Voorzitter Platform Taalgericht Vakonderwijs Hogeschool Utrecht/Universiteit Malmö
Dankwoord
Allereerst gaat veel dank uit naar onze collega’s van het ITTA, in het bijzon der naar Lies Alons, die ons in elk stadium van het boek met raad en daad heeft bijgestaan. Daarnaast hebben we dankbaar gebruikgemaakt van de feedback en be moedigende woorden van de volgende mensen: Pieter Balkenende, Martijn Gerfin, Aad ’t Hart, Mathijs Houwink, Anne Kerkhoff, Maaike Kila, Chris tel Kuijpers, Yvonne Leupen, Ariane Pikaar, Naomi Raphael, Marc Smits, Simon Verhallen, Nancy de Vries en Ellen Warmer. Onze grootste dank gaat uit naar alle docenten die wij de afgelopen der tig jaar hebben mogen begeleiden en ondersteunen. Dit boek is geschreven voor hen en voor hun collega’s, die voor de schone taak staan de leerlingen op een hoger taalniveau te brengen. Zíj zijn het die ons geïnspireerd hebben tot het schrijven van dit boek. Enerzijds door hun vragen en problemen openhartig met ons te delen en ons toe te laten in hun onderwijspraktijk, anderzijds door te experimenteren met nieuwe werkvormen en deze met ons te evalueren. Dit heeft ons goed zicht gegeven op de manier waarop de theorieën over (taal)onderwijs vertaald kunnen worden naar de onderwij spraktijk in het beroepsonderwijs, en heeft ons overtuigd van de noodzaak hier een boek over te schrijven dat concrete handvatten biedt. Bij het voorbereiden van de tweede druk hebben we dankbaar gebruikge maakt van de feedback van docenten die met het boek gewerkt hebben. We hebben verschillende verbeteringen aangebracht, waardoor dit boek nog beter inzetbaar is in de onderwijspraktijk. In deel I (Visie) leggen we de ver binding tussen taalbewust beroepsonderwijs en enkele actuele ontwikke lingen in het onderwijs en hebben we onze visie op differentiatie, online geletterdheid en Nederlands als tweede taal toegelicht. In deel III sluiten we ieder praktijkvoorbeeld af met een praktische uitwerking van de vuistregels en een stappenplan om ermee aan de slag te gaan. Alle verwijzingen naar de praktijk in dit boek zijn gebaseerd op observaties en praktijkervaringen. Geen van de door ons uitgewerkte voorbeelden is di rect te herleiden naar een concrete situatie of bestaand persoon. Tiba Bolle & Inge van Meelis Amsterdam, juli 2017
Inhoudsopgave
Inleiding
13
DEEL I Visie
1
De positie van taalontwikkeling in het (v)mbo
21 21 24 26 27 34 37 40
1.1 Beroepsgerichte en algemene taaldoelen 1.2 Het Referentiekader Taal 1.3 Taalexamens en taal in de examens 1.4 Visie op taal leren: focus op inhoud en vorm 1.5 Visie op leren: motivatie is de sleutel
1.6 Differentiëren
1.7 Inbedding taalbewust beroepsonderwijs in het (v)mbo
DEEL II Vijf vuistregels voor effectieve didactiek
2
De vijf vuistregels als basis voor een krachtige leeromgeving 49 2.1 Vuistregel 1: Werk doelgericht aan taal en vak 51 2.2 Vuistregel 2: Zorg voor leerzaam taalaanbod 57 2.3 Vuistregel 3: Werk aan woordenschat 70 2.4 Vuistregel 4: Stimuleer toepassing en interactie 84 2.5 Vuistregel 5: Geef feedback 92
DEEL III Praktijkvoorbeelden
102
Inleiding
3
‘Ik begrijp niet wat hier staat.’ Studieteksten en opdrachten 103 3.1 Studieteksten en opdrachten lezen en begrijpen 103 3.2 Taken en niveaus in het Referentiekader Taal 106
3.3 Een voorbeeld uit de praktijk: een tekst over hygiëne 3.4 Bespreking van de les aan de hand van de vijf vuistregels 3.5 Studieteksten en opdrachten lezen volgens de vijf vuistregels 3.6 Zelf aan de slag met studieteksten en opdrachten
107 114 118 118 123 123 125
4
‘Wat moeten we nou eigenlijk doen?’ Instructie en uitleg
4.1 Instructies en uitleg begrijpen
4.2 Taken en niveaus in het Referentiekader Taal 4.3 Een voorbeeld uit de praktijk: klassikale behandeling van het onderwerp ‘goederenverwerking’ 4.4 Bespreking van de les aan de hand van de vijf vuistregels 131 4.5 Nog een voorbeeld uit de praktijk: instructie in de praktijkopdracht ‘nieuwe aanplant’ 136 4.6 Bespreking van de praktijkopdracht aan de hand van de vijf vuistregels 139 4.7 Instructie en uitleg geven volgens de vijf vuistregels 143 4.8 Zelf aan de slag met instructie en uitleg 143 125
5
‘Hoe zeg je dat?’ Samenwerken en overleggen
147 147 149 149 154 160 160 165 165 167 167 173 179 179
5.1 Overlegsituaties
5.2 Taken en niveaus in het Referentiekader Taal 5.3 Een voorbeeld uit de praktijk: leerlingen overleggen over een praktijkopdracht 5.4 Bespreking van de les aan de hand van de vijf vuistregels 5.5 Samenwerken en overleggen volgens de vijf vuistregels 5.6 Zelf aan de slag met samenwerken en overleggen
6
‘Ik vind dat gewoon zo.’ Argumenteren in discussie en betoog
6.1 Argumenteren in opleiding en beroep 6.2 Taken en niveaus in het Referentiekader Taal
6.3 Een voorbeeld uit de praktijk: argumenteren naar aanleiding van opdrachten 6.4 Bespreking van de les aan de hand van de vijf vuistregels 6.5 Argumenteren in discussie en betoog volgens de vijf vuistregels 6.6 Zelf aan de slag met argumenteren in discussie en betoog
7
‘Het ging best wel goed.’ Beoordelings- en reflectiegesprekken
183 183
7.1 Beoordelings- en reflectiegesprekken voeren 7.2 Taken en niveaus in het Referentiekader Taal 185 7.3 Een voorbeeld uit de praktijk: een reflectiegesprek in de techniek 186 7.4 Bespreking van het reflectiegesprek aan de hand van de vijf vuistregels 190 7.5 Beoordelings- en reflectiegesprekken volgens de vijf vuistregels 194 7.6 Zelf aan de slag met beoordelings- en reflectiegesprekken 196
8
‘Nou, dat was het wel zo’n beetje.’ Presentaties geven
199 199 200 202 208 214 214 217 217 219 220 224 230 232 235 235 237 238 241 247 252 258 258
8.1 Een presentatie geven
8.2 Taken en niveaus in het Referentiekader Taal 8.3 Een voorbeeld uit de praktijk: presentatie van de zes P’s 8.4 Bespreking van de les aan de hand van de vijf vuistregels 8.5 Presentaties geven volgens de vijf vuistregels
8.6 Zelf aan de slag met presentaties
9
‘Met hartelijke groet.’ Brieven en e-mails schrijven
9.1 Brieven en e-mails leren schrijven 9.2 Taken en niveaus in het Referentiekader Taal
9.3 Een voorbeeld uit de praktijk: sollicitatiebrief voor de stageplaats 9.4 Bespreking van de opdracht aan de hand van de vijf vuistregels 9.5 Brieven en e-mails schrijven volgens de vijf vuistregels
9.6 Zelf aan de slag met brieven en e-mails
10
‘Vijf pagina’s?!’ Een verslag of werkstuk schrijven
10.1 Schrijftaken in het (v)mbo
10.2 Taken en niveaus in het Referentiekader Taal 10.3 Een voorbeeld uit de praktijk: dagverslagen van de stage 10.4 Bespreking van de opdracht aan de hand van de vijf vuistregels 10.5 Nog een praktijkvoorbeeld: een werkstuk schrijven 10.6 Bespreking van de opdracht aan de hand van de vijf vuistregels 10.7 Een verslag of werkstuk schrijven volgens de vijf vuistregels
10.8 Zelf aan de slag met een verslag of werkstuk
DEEL IV Hulpmiddelen voor taalbewust beroepsonderwijs
264
Inleiding
11
Het lesplan- en lesobservatieformulier
265 265 269
11.1 Werken met het lesplanformulier 11.2 Werken met het lesobservatieformulier
12
Is de tijd rijp voor een nieuwe aanpak?
273
Bijlagen 1 Begrippenlijst 2 Verder lezen
275 283
Literatuurlijst
285
Register
288
Over de auteurs
295
Overzicht van vuistregels, denkvragen en aanraders
296
Inleiding
Waarom een boek over taalbewust beroepsonderwijs? De ontwikkeling van vakkennis en beroepsvaardigheden is onlosmakelijk verbonden met de ontwikkeling van taalvaardigheid. Het voorbereidend en middelbaar beroepsonderwijs biedt veel kansen om tegelijkertijd het ken nis- en taalniveau van de leerlingen te verhogen en aan hun beroepsvaar digheden te werken. De Nederlandse taal is in het onderwijs zowel middel als doel. Middel , om dat leerlingen de Nederlandse taal voldoende moeten beheersen om het on derwijs te kunnen volgen. En doel , omdat zij hun beroepsmatige taalvaar digheid moeten ontwikkelen en daarnaast hun algemene taalniveau op peil moeten houden of verhogen. Het leren van een vak en het verbeteren van de taalvaardigheid gaan grotendeels samen op. Daar hebben diverse onderzoe ken naar taalontwikkeling in het (v)mbo en onze jarenlange samenwerking met beroepsvakdocenten, docenten Nederlands en praktijkbegeleiders ons van overtuigd. De aanpak die wij hier presenteren gaat hiervan uit. We noe men deze aanpak taalbewust beroepsonderwijs . Uitgangspunt van taalbewust lesgeven in het (v)mbo is dat taalontwikkeling niet uitsluitend de verantwoordelijkheid is van docenten Nederlands. Taal leren vindt plaats in nagenoeg alle leer- en werksituaties, mits de leerlingen voldoende uitdaging en ondersteuning krijgen bij het leren. Taalbewust beroepsonderwijs biedt leerlingen de ondersteuning en uitda ging die ze nodig hebben om hun taalvaardigheid te ontwikkelen. Aandacht voor taal leidt tot een opwaartse spiraal van leersucces en werkplezier voor zowel leerling als docent. Het activeert de leerlingen en vergroot de leerop brengst in alle lessen. Taalbewust lesgeven vergroot de leeropbrengst Taal is cruciaal voor de kennisverwerving en de ontwikkeling van beroeps vaardigheden. Hoe taalvaardiger leerlingen zijn, des te sneller zij een vak leren en des te beter zij zich ontwikkelen in de beroepspraktijk. En anders om: leerlingen die veel lezen, praten en schrijven over hun vak, worden in rap tempo taalvaardiger. De verwerving van taalkennis en die van vakkennis zijn in het onderwijs onlosmakelijk met elkaar verweven. Wanneer je hier
13
Taalbewust beroepsonderwijs
als docent bewust op inspeelt, betekent dat een stimulans voor zowel de kennisontwikkeling als de taalontwikkeling van de leerlingen.
Taalbewust lesgeven activeert leerlingen De onderwijspraktijk laat zien dat overdracht van kennis en de ontwikke ling van taalvaardigheden in het (v)mbo niet voor alle leerlingen even suc cesvol verlopen. Veel leerlingen lezen of begrijpen teksten en toetsvragen niet goed. Ze hebben moeite met schrijven en leveren matige verslagen en werkstukken af. Leerlingen vinden het moeilijk om een presentatie te geven of een adequaat gesprek te voeren over hun vak. In taalbewust onderwijs ervaren leerlingen dat actief bezig zijn met lezen, spreken en schrijven bijdraagt aan hun succes in beroepssituaties en in de opleiding. Leerlingen die zowel in de les Nederlands als in de beroepsvak lessen ondersteund worden bij het begrijpen van een vaktekst of het produ ceren van teksten, boeken betere resultaten in de opleiding en op de werk vloer. Dit stimuleert een actieve werk- en leerhouding. Taalbewust lesgeven inspireert docenten Als docent streef je ernaar effectief les te geven en resultaatgericht te wer ken. De grootste uitdaging in het (v)mbo is omgaan met verschillen in tem po, taalniveau, leerstijl, interesse en kennis van de wereld van de leerlingen. Dit vraagt om aanpassing van werkvormen en lesstof aan de kenmerken van de leerlingen. Wie taalbewust lesgeeft, weet de leerlingen te activeren en het onderwijs voor de leerlingen aantrekkelijk te maken. We introduceren in deel II van dit boek vijf vuistregels voor taalbewust les geven in beroepsvaklessen, lessen Nederlands en de beroepspraktijk. Door de vijf vuistregels voor effectieve didactiek toe te passen, worden de lessen en leersituaties resultaatgericht en betekenisvol. Toepassing van de vuistregels leidt tot interessante(re) lessen, actieve(re) leerlingen en betere resultaten. Voor wie is dit boek? Met dit boek willen we alle docenten in het (v)mbo stimuleren taalbewust les te geven. We bieden visie, achtergronden, handreikingen en een aantal praktijkvoorbeelden, ter inspiratie van: ■■ beroepsvakdocenten, instructeurs, begeleiders, coaches, praktijkoplei ders en werkplekbegeleiders in het mbo en in de bovenbouw van het vmbo (kaderberoepsgerichte leerweg en basisberoepsgerichte leerweg); ■■ docenten en leerlingen aan tweedegraads-lerarenopleidingen (aanko mend docenten met uitstroom naar vmbo en mbo); ■■ taalcoaches en docenten Nederlands in het mbo en het vmbo.
14
Inleiding
Wat is in dit boek opgenomen? Dit boek bestaat uit vier delen. Deel I vormt de inleiding, met achtergrond informatie en onze visie op didactiek en de situatie in het (v)mbo. In deel II presenteren we de vijf vuistregels voor taalbewust beroepsonderwijs. In deel III beschrijven we voorbeelden uit de praktijk. Aan de hand van deze voorbeelden laten we zien hoe toepassing van de vuistregels leidt tot effec tieve didactiek, een krachtige leeromgeving en leerzame lessen. In deel IV bieden we praktische hulpmiddelen voor docenten om in hun eigen lessen aan het werk te gaan met de vijf vuistregels. Tot slot volgen twee bijlagen (een begrippenlijst en tips voor verder lezen), een lijst van gebruikte lite ratuur en een overzicht van alle vuistregels met denkvragen en aanraders. In het eerste deel van dit boek gaan we dieper in op de specifieke situatie in het (v)mbo, de vereiste taalniveaus in het (v)mbo en het organisatiemodel de Drieslag taal, waarin taalbewust beroepsonderwijs goed tot zijn recht komt. Onze overtuiging dat taalbewust lesgeven in het beroepsonderwijs noodzakelijk en effectief is, onderbouwen we met ervaringen en inzichten uit de (onderzoeks)literatuur. Ten slotte bespreken we de kenmerken van het (v)mbo en komt aan de orde wat je als docent nodig hebt om een andere werkwijze in te voeren. Deel I Visie en achtergronden Het leren van een vak stimuleert niet automatisch de taalontwikkeling. Dat gebeurt alleen wanneer leerlingen uitgedaagd worden, gelegenheid hebben om te oefenen en daarnaast gerichte feedback krijgen. Hiervoor presente ren we in deel II van dit boek een aantal vuistregels die je kunt toepassen in elke leer- of onderwijssetting. Deze vuistregels vormen het fundament van effectieve didactische werkvormen in de beroepsvaklessen en de lessen Nederlands: Vuistregel 1 Werk doelgericht aan taal en vak: stel zinvolle, concrete en duidelijke les- en leerdoelen. Vuistregel 2 Zorg voor leerzaam taalaanbod: draag de lesstof op een begrijpelijke, uitda gende en interessante manier over. Deel II Vijf vuistregels voor effectief onderwijs
15
Taalbewust beroepsonderwijs
Vuistregel 3 Werk aan woordenschat: besteed systematisch aandacht aan het leren van woorden. Vuistregel 4 Stimuleer toepassing en interactie: laat leerlingen lezen, luisteren, schrijven en spreken naar aanleiding van de lesstof.
Vuistregel 5 Geef feedback: zorg voor feedback op inhoud, taal en aanpak.
Deel III Voorbeelden van toepassing van de vuistregels in de praktijk In deel III passen we de vuistregels bij wijze van voorbeeld toe op veelvoor komende praktijksituaties. Dit zijn herkenbare onderwijs- en leersituaties, zoals presenteren, studieteksten lezen en een verslag schrijven. We laten met de voorbeelden zien dat de leeropbrengst wordt vergroot door de vuist regels toe te passen. We geven ook voorbeelden van direct bruikbare op drachten en checklists. De voorbeelduitwerkingen zijn bedoeld om je als docent Nederlands, be roepsvakdocent, theoriedocent of instructeur te ondersteunen bij het taal bewust inrichten van je onderwijs. Je vindt aan het eind van ieder praktijkvoorbeeld een stappenplan, beho rend bij de vaardigheid die centraal staat in het hoofdstuk. Hiermee kun je zelf onderwijsactiviteiten ontwikkelen, op een taalbewuste manier, aan de hand van de vijf vuistregels voor effectieve didactiek.
Praktijkvoorbeelden in deel III Hoofdstuk 3 Studieteksten en opdrachten Hoofdstuk 4 Instructie en uitleg Hoofdstuk 5 Samenwerken en overleggen Hoofdstuk 6 Argumenteren in discussie en betoog Hoofdstuk 7 Beoordelings- en reflectiegesprekken Hoofdstuk 8 Presentaties geven Hoofdstuk 9 Brieven en e-mails schrijven Hoofdstuk 10 Een verslag of werkstuk schrijven
16
Inleiding
Deel IV Hulpmiddelen
In dit deel vind je hulpmiddelen om zelf aan de slag te gaan met taalbe wust beroepsonderwijs. Er zijn formulieren opgenomen voor een lesplan en lesobservatie. Begrippenlijst en verder lezen We sluiten het boek af met een overzicht van de in het boek geïntroduceer de termen en begrippen met hun betekenis (bijlage 1) en suggesties voor verder lezen (bijlage 2).
17
DEEL I Visie
1 De positie van taalontwikkeling in het (v)mbo
DEEL I Visie
In dit hoofdstuk lichten we onze visie op leren en taal leren nader toe. Deze visie vormt de basis voor de vijf vuistregels voor effectieve didactiek in het (v)mbo, die we in deel II van dit boek verder uitwerken. Aan de hand van de onderwijssituatie in het (v)mbo, onze ervaringen in de praktijk en bestaande literatuur tonen we het belang van gelijktijdi ge vak- en taalontwikkeling.
t a a l v a a r d i g h e i d
De ervaring die een leerling opdoet in de be roepspraktijk betekent verdieping en een be ter begrip van de vaktheorie, en andersom. Taalvaardigheid vormt de basis voor succes in het vervolg van de opleiding en de be roepspraktijk. De leerling die actief bezig is met de vakleer door te luisteren naar instruc ties, te lezen, te spreken en te schrijven over vakonderwerpen, wordt niet alleen steeds vakkundiger (bekwamer), maar ook taalvaar diger.
p r a k t i j k
v a k k e n n i s
Figuur 1.1 De samenhang tussen praktijk, vakkennis en taalvaardigheid
1.1
Beroepsgerichte en algemene taaldoelen ‘De horeca-assistent verzorgt de bestelling voor de bediening/uitgifte, vol gens aanwijzingen van collega’s of leidinggevende, en neemt hierbij rele vante voorschriften en richtlijnen in acht. Hij ontvangt de gasten/klanten. Hij neemt bestellingen op en noteert deze en geeft deze eventueel door aan collega’s. Hij maakt de bestellingen van dranken klaar, waarbij hij rekening houdt met de wensen van de gasten/klanten, verzamelt de overige produc ten van de bestelling en serveert of distribueert deze. Hij roept zo nodig de hulp in van collega’s en helpt hen waar nodig.’
21
1 De positie van taalontwikkeling in het (v)mbo
Uit deze beschrijving van de werkzaamheden van de horeca-assistent blijkt duidelijk dat bij het uitoefenen van een beroep ook taalvaardigheid aan de orde komt. Het gaat in deze specifieke beroepssituatie om deze vaardighe den: ■■ luisteren naar aanwijzingen en bestellingen; ■■ lezen van voorschriften, richtlijnen, gebruiksaanwijzingen, ingrediënten; ■■ schrijven, oftewel bestellingen en wensen van de klant noteren; ■■ spreken met gasten en collega’s.
Beroepen verschillen in de mate waarin taal vaardigheden aan de orde komen, maar in elke sector spelen taaltaken , zoals hiervoor beschreven, wel een rol. Taal is daarmee naast het voornaamste communicatiemiddel ook een onderdeel van de opleidingsdoelen. Op school en op stage leren leerlingen de taal
van het vak en leren zij de taaltaken uitvoeren die daarbij horen. Een taal taak is bijvoorbeeld ‘het voeren van een telefoongesprek’, ‘het luisteren naar een instructie’, ‘het notuleren van een vergadering’, ‘het schrijven van een werkoverdracht’ of ‘het voeren van een klachtgesprek’. Taaltaken uitvoeren is een belangrijk aspect van de beroepscompetenties. In de examendoelen van elke opleiding zijn, in meer of minder expliciete termen, deze beroepsgerichte taaldoelen beschreven. Ze zijn terug te vinden onder noemers als ‘kan rapporteren’, ‘kan communiceren’ of ‘be heerst de schriftelijke communicatie’. Deze beroepsgerichte taaldoelen maken deel uit van de beroepscompetenties en worden in veel gevallen in dat kader inte graal (dus niet apart) geëxamineerd. Taal als communicatiemiddel Taal speelt ook een cruciale rol bij het leren van een vak en bij de overdracht van kennis en vaardigheden. Dit gaat op voor zowel de praktijkvakken als de meer theoretische vakken en zowel voor de meer talige opleidingen (zoals economie en administratie) als voor de technische (zoals bouw en ICT). In iedere onderwijssituatie komen de taalvaardigheden luisteren, lezen, spre ken, gesprekken voeren en schrijven aan de orde. Taal is het middel om met elkaar kennis op te doen, kennis uit te wisselen en uit te bouwen: ■■ Leerlingen luisteren naar de uitleg van een docent, instructeur of prak tijkbegeleider voordat ze een handeling gaan uitvoeren. Er is voortdu-
22
1.1 Beroepsgerichte en algemene taaldoelen
rend interactie tussen de docent en de leerlingen en tussen leerlingen onderling. ■■ Leerlingen lezen vakteksten die de docent aanbiedt, ze maken toetsen en voeren instructies uit. Leerlingen verzamelen informatie via internet en lezen teksten op het computerscherm. ■■ Op de werkvloer communiceren leerlingen met collega’s en klanten, le zen ze instructies, handleidingen en andere beroepsgerichte teksten en schrijven ze verslagen, overdrachten, e-mails en brieven. ■■ Bij het maken van opdrachten en toetsen heeft een leerling taal nodig om nieuwverworven kennis toe te passen, te reproduceren, te ordenen en te benoemen. Algemene taaldoelen In het (v)mbo worden naast beroepsgerichte taaldoelen ook algemene taal doelen gesteld als voorwaarde voor het te behalen diploma: het examen Ne derlands. De eisen daarvoor zijn gebaseerd op het Referentiekader Taal en rekenen (Meijerink et al., 2009), dat in 2010 bij wet is ingevoerd. Uit de be schrijvingen in het Referentiekader Taal kun je de algemene taalniveau -ei sen afleiden waaraan leerlingen in een opleiding moeten voldoen. De exa mendoelen Nederlands (2F) staan hierin bijvoorbeeld als volgt beschreven: ■■ Luisteren: kan uitleg en instructies over concrete onderwerpen begrij pen. Kan een helder gestructureerde voordracht, toespraak of les begrij pen over vertrouwde onderwerpen binnen het eigen vak- of interesse gebied. ■■ Lezen: kan instructieve teksten lezen, zoals recepten, veelvoorkomen de aanwijzingen en gebruiksaanwijzingen en bijsluiters van medicijnen. Kan informatieve teksten lezen, waaronder schoolboek- en studietek sten, standaardformulieren, populaire tijdschriften, teksten van inter net, notities en schematische informatie. ■■ Schrijven: kan samenhangende teksten schrijven met een eenvoudige, lineaire opbouw, over uiteenlopende vertrouwde onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard. ■■ Spreken: kan redelijk vloeiend en helder ervaringen, gebeurtenissen, meningen, verwachtingen, gevoelens onder woorden brengen over on derwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard. ■■ Gesprekken voeren: kan in gesprekken over alledaagse en niet-alledaag se onderwerpen uit leefwereld en (beroeps)opleiding uiting geven aan persoonlijke meningen. Kan informatie uitwisselen en gevoelens onder woorden brengen. Iedere opleiding bereidt leerlingen voor op doorstroming naar een hoger niveau: van vmbo naar mbo, binnen het mbo naar een hoger niveau, of van
DEEL I Visie
23
1 De positie van taalontwikkeling in het (v)mbo
mbo naar hbo. Ook voor een succesvolle doorstroming is een goede taal vaardigheid nodig. De leerlingen moeten in de opleiding uit de voeten kun nen met taalgebruik dat steeds formeler en abstracter wordt.
1.2
Het Referentiekader Taal Binnen het Referentiekader Taal zijn vier niveaus van taalvaardigheid om schreven. Deze vier taalniveaus bieden houvast bij het vergelijken en bepa len van de taalvaardigheid van leerlingen. Het Referentiekader Taal helpt bij het beantwoorden van vragen als: Wat bedoelen we met een ‘goede taal vaardigheid’ van leerlingen? Is ‘goede taalvaardigheid’ van een vmbo-leer ling iets anders dan die van een vwo-leerling? Waar zit dat verschil in? Wat mag of moet je verwachten van leerlingen op verschillende punten in hun schoolloopbaan? De vier niveaus Het Referentiekader Taal beschrijft vier niveaus van taalontwikkeling van Nederlandstalige taalleerders. Deze niveaus beschrijven elk een ander punt in de schoolloopbaan van een leerling: niveau 1F minimaal eindniveau basisschool; niveau 2F minimaal eindniveau vmbo, mbo 1, 2 en 3; Per niveau wordt beschreven wat een leerling moet kunnen (taaltaken) en hoe goed (kenmerken van taakuitvoering). Het gaat om taalgebruik in oplei ding en beroep, en om taalvaardigheid in een maatschappelijke context. Het Referentiekader schrijft overigens niet voor hoe je leerlingen van het ene naar het andere taalniveau brengt en in welke context de taalvaardigheden geoefend en getoetst moeten worden. Taaltaken: wat moet een leerling kunnen? Op ieder niveau worden beschrijvingen gegeven van de verschillende do meinen van taalvaardigheid : mondelinge vaardigheid, lezen en schrijven. Het Referentiekader beschrijft per taalvaardigheid wat een leerling moet kunnen in termen van taaltaken. Bijvoorbeeld: ‘Kan actief deelnemen aan gesprekken in het kader van werk/beroepsvoorbereiding, een project of (maatschappelijke) stage en de evaluatie daarvan’ (onderdeel van de be schrijving van het domein gesprekken voeren op niveau 3F). niveau 3F minimaal eindniveau mbo 4, havo; niveau 4F minimaal eindniveau vwo, hbo.
24
1.2 Het Referentiekader Taal
Niveau 2F wordt voor leerlingen gezien als voldoende om zich te kunnen redden in de maatschappij en in een beroep waarin geen hoge eisen wor den gesteld aan taalvaardigheid. De taken die leerlingen moeten beheersen liggen dicht bij de belevingswereld (ook school en stage), zijn betrekkelijk concreet en vaak in korte tijd uitvoerbaar. Voor sommige beroepen (secre tarieel, kinderopvang) wordt een hoger niveau gevraagd: niveau 3F. Niveau 3F is ook het verplichte eindniveau voor alle niveau 4-opleidingen in het mbo. De taken die leerlingen moeten kunnen uitvoeren zijn complexer en abstracter en vragen om zowel brede als specialistische kennis van de we reld. Er wordt meer gevraagd dan de dagelijkse algemene taalvaardigheid. Enerzijds omdat de beroepsuitoefening op dit niveau hogere eisen stelt aan taalvaardigheid. Denk bijvoorbeeld aan het zelfstandig kunnen schrijven van teksten zoals een behandelplan, een offerte of een rapport. Anderzijds is die hogere eis bedoeld om doorstroom naar het hbo mogelijk te maken. Niveau 3F doet een groter beroep op schoolse taalvaardigheid , zoals de vaardigheid om langere en complexe teksten te lezen. Voorbeeld van de beschrijving van het kenmerk ‘woordenschat’ bij spreken en gesprekken voeren 1F Beschikt over voldoende woorden om te praten over vertrouwde situa ties en onderwerpen, maar zoekt nog regelmatig naar woorden en vari eert niet veel in woordgebruik. 2F Beschikt over voldoende woorden om zich te kunnen uiten. Het kan soms nodig zijn een omschrijving te geven van een onbekend woord. 3F Beschikt over een goede woordenschat. Kan variëren in de formulering. Trefzekerheid in de woordkeuze is over het algemeen hoog, al komen enige verwarring en onjuist woordgebruik wel voor. 4F Beschikt over een breed repertoire aan woorden, idiomatische uitdruk kingen en uitdrukkingen uit de spreektaal. Taakuitvoering: hoe goed? Naast de omschrijving van het soort taak geeft het Referentiekader Taal glo baal aan hoe goed leerlingen een bepaalde taaltaak moeten kunnen uitvoe ren. Wat moet een leerling in een bepaalde situatie kunnen laten zien? In het Referentiekader wordt dit beschreven bij de ‘kenmerken van taakuit voering’. Denk hierbij aan afstemming van het taalgebruik op het doel en de gesprekspartner, aan samenhang, woordgebruik en spelling, uitspraak en grammatica. Per niveau worden de eisen op ieder aspect hoger.
DEEL I Visie
25
1 De positie van taalontwikkeling in het (v)mbo
Houvast voor docenten Het Referentiekader Taal beschrijft de taalvaardigheid in situaties uit het dagelijks leven, de opleiding en de werkomgeving. Daarom is het bruikbaar voor alle docenten en vormt het een geschikt kader om bijvoorbeeld geza menlijk te bepalen hoe je presentaties, brieven of verslagen gaat beoorde len. De in het Referentiekader omschreven taken (wat leerlingen moeten kunnen) en kenmerken van de taakuitvoering (hoe goed ze het moeten kunnen) bieden hiervoor concrete handvatten en beoordelingscriteria. Of je nu beroepsvakdocent bent of docent Nederlands: aan de hand hiervan kun je de juiste eisen voor het taalgebruik van leerlingen formuleren. Je kunt vooruitgang in de taalontwikkeling concreet benoemen. In de praktijkvoor beelden in deel III gebruiken we het Referentiekader Taal dan ook om de taalvaardigheidseisen van elke situatie te beschrijven. Taalexamens en taal in de examens Het behaalde eindniveau Nederlands wordt in het (v)mbo vastgesteld door middel van centrale taalexamens en schoolexamens op niveau 2F en 3F. Op welk niveau taal moet worden geëxamineerd en welke rol taalexamens spe len bij diplomering wordt door het Ministerie van OCW voor het gehele (v)mbo vastgesteld. Deze zogeheten generieke eisen aan taal zijn wettelijk vastgelegd en gelden voor een bepaald opleidingsniveau. Ze heten generiek omdat het niet uitmaakt of een student fietsenmaker, verpleegkundige of kapper wil worden, deze eisen zijn voor alle leerlingen van een vmbo-leer weg of mbo-niveau gelijk. Generieke taaleisen moeten zodanig worden geëxamineerd dat vastgesteld kan worden of het referentieniveau wordt beheerst. De taaleisen worden deels met centrale examens geëxamineerd en deels met schoolexamens. In de centrale examens worden de taalvaar digheden getoetst in opdrachten die gaan over algemeen maatschappelij ke onderwerpen. De onderwerpen van de examenteksten en -opdrachten zijn voor leerlingen uit alle verschillende opleidingsrichtingen in de centrale examens gelijk. Bij de schoolexamens, die door de scholen zijn ingekocht of geconstrueerd, wordt in veel gevallen voor algemene examenonderwerpen gekozen. Maar ook taal examineren in de beroepscontext gebeurt daarbij heel regelmatig. Taalvaardigheid examineren in de beroepscontext Een school of opleiding is vrij om het schoolexamen Nederlands thematisch te laten aansluiten op de beroepspraktijk, mits dit op een verantwoorde en betrouwbare wijze gebeurt. Er is wat voor te zeggen om de schoolexamens
1.3
26
1.4 Visie op taal leren: focus op inhoud en vorm
Nederlands, al is het maar gedeeltelijk, beroepsgericht in te vullen. Door taalvaardigheid te toetsen aan de hand van beroepsgerichte opdrachten en die te beoordelen op de kenmerken van het taalgebruik (samenhang, woor denschat, taalverzorging, uitspraak enzovoort) is het niet nodig ook nog aparte taaltoetsen af te nemen. Je motiveert leerlingen op taalgebruik te let ten buiten de Nederlandse les en je laat het belang van taal voor het beroep zien. Dit stimuleert de taalontwikkeling in alle vakken en verbetert zo ook de taalvaardigheid in de beroepscontext (Verhallen & Bolle, 2008). Taalvaardigheid formatief toetsen in de beroepscontext brengt dezelfde voordelen met zich mee als de beroepsgerichte examinering van taal. Doel van een formatief beoordelingsmoment is de leerling feedback te geven op zijn kennis en vaardigheden, zodat hij weet waar hij staat en waar hij nog aan moet werken. Door beroepsgericht te examineren en feedback te geven op taalgebruik tijdens handelingen en in producten uit de beroepscontext, is het belang van goed taalgebruik voor de leerling duidelijk. Ook worden vakdocenten op deze manier direct betrokken bij de taalontwikkeling. Visie op taal leren: focus op inhoud en vorm Onze visie op taal, taal leren en taalonderwijs is een brede visie. We be schouwen taal in eerste instantie als een communicatiemiddel. We bena deren taalvaardigheid vooral functioneel, ook met het oog op de hiervoor genoemde factoren die de motivatie bevorderen. Iemand die taalvaardig is, kan boodschappen begrijpen en overbrengen en de taalmiddelen kiezen die daarvoor nodig zijn, bijvoorbeeld: ■■ de goede woorden en zinnen kiezen om over te brengen wat hij bedoelt; ■■ een opbouw of tekstindeling kiezen die de boodschap ondersteunt en voor de ontvanger duidelijk is; ■■ de juiste toon hanteren om een gevoel over te brengen, om deskundig heid uit te stralen, om de lezer te overtuigen of de luisteraar te boeien of op zijn gemak te stellen; ■■ de regels van uitspraak, spelling en grammatica correct toepassen, zodat de boodschap begrijpelijk is en verzorgd overkomt. Taalvaardig zijn betekent dus het kunnen toepassen van woorden, begrip pen en taalregels in betekenisvolle situaties. De (v)mbo-leerling wil in de praktijksituatie worden gezien als een vakman of -vrouw. Hij zal zich in het kader daarvan een professionele, beroepsge richte stijl van communiceren eigen willen maken. Door in voor hem bete kenisvolle situaties ondersteuning te bieden en feedback op taal te geven, maak je maximaal gebruik van zowel incidenteel (onbewust) als intentio neel (bewust, gericht) taal leren . Je bevordert de transfer van schoolse
DEEL I Visie
1.4
27
1 De positie van taalontwikkeling in het (v)mbo
kennis naar de (beroeps)praktijk . In deze functionele context is er ook aandacht voor taalverzorging in situaties waar dit belangrijk is: het wil len en het kunnen toepassen van de regels voor spelling en grammatica in het schrijfwerk. Op het juiste moment aandacht besteden aan de taalvorm ( focus on form ) zal het proces van taal leren versnellen (Kuiken, 2006). Leerlingen verbeteren hun taalvaardigheid door ervaring op te doen met de relatie tussen inhoud en vorm (Bogaert & Van den Branden, 2011). Ze vra gen zich af: wat wil ik eigenlijk zeggen, wat is mijn boodschap en hoe kies ik daar de taal(vorm) bij die de boodschap het best overbrengt in deze situatie? Welke woorden, zinnen en opbouw leerlingen kiezen hangt samen met het doel dat ze willen bereiken. Door ervaring, en door de reacties die ze krij gen, ontwikkelen ze gaandeweg hun vermogen om zich goed uit te drukken. In het (v)mbo bestaat de boodschap vaak uit vakinhoudelijke kennis, ge presenteerd in de vorm van een uitleg, een passage uit een leerboek, een presentatie of een verslag. Als beroepsvakdocent ben je vooral gericht op de overdracht van die inhoud. Maar je kunt tegelijkertijd aandacht beste den aan de taal vorm ; aan woordkeus en taalgebruik. Je doet dit bijvoorbeeld door woorden en begrippen uit te leggen en aanwijzingen te geven voor het schrijven van een verslag of het verzorgen van een presentatie. Dit is een uitstekende voedingsbodem voor taalontwikkeling. Omdat het aantal uren beroepsvakonderwijs veel groter is dan het aantal uren Nederlands, vooral in het mbo, kun je als beroepsvakdocent op deze manier zelfs bijzonder veel invloed hebben op de groei van de taalvaardigheid van leerlingen (Alons et al., 2008). Wat hebben leerlingen nodig? Iedere onderwijs- of leersituatie kan de taalontwikkeling bevorderen, mits voldaan is aan een aantal voorwaarden. We belichten hierna de drie voor naamste voorwaarden voor taal leren in het (v)mbo. Voorwaarde 1 Een stimulerende taalleeromgeving In een stimulerende leeromgeving is het taalaanbod betekenisvol en leer zaam (Bogaert & Van den Branden, 2011). Dat wil zeggen dat het taalaan bod deel uitmaakt van voor leerlingen zinvolle, interessante activiteiten. Leersituaties waarin leerlingen worden uitgedaagd om vakkennis en taal vaardigheid in te zetten om een realistische (beroeps)taak uit te voeren zijn bijzonder krachtige taal leer situaties . Hoe meer de ‘druk’ van de prak tijksituatie wordt gevoeld, hoe doeltreffender en krachtiger de leersituatie wordt. Taalaanbod in deze situaties is leerzaam als het genoeg nieuwe ele menten biedt, waarbij die elementen deel uitmaken van een voor de leerlin gen begrijpelijk geheel.
28
1.4 Visie op taal leren: focus op inhoud en vorm
Voorwaarde 2 Voldoende interactie en taalproductie Om de vaardigheid te vergroten is het nodig dat leerlingen zelf ‘taal produ ceren’ (Hajer & Meestringa, 2009). Door te spreken of schrijven oefent een leerling en lokt hij reacties uit. Deze reacties zorgen voor nieuw taalaanbod dat past bij zijn eigen (taal)kennis, bijvoorbeeld meer uitleg van de docent. Door de reacties krijgt de leerling ook feedback op de begrijpelijkheid en juistheid van zijn taalproductie, bijvoorbeeld doordat medeleerlingen door vragen over wat hij bedoelt. En als docent kun je de boodschap herhalen in een andere of betere formulering, waarvan de leerling ook weer leert. Voorwaarde 3 Reflectie op het taalgebruik Terugblikken en feedback geven versnelt en versterkt de taalontwikkeling. Feedback door medeleerlingen, andere gesprekspartners of door (mee)le zers werkt als bevestiging (wat ging goed?) of draagt bij aan verbetering (wat kan beter?). Door middel van vragen, aanvullingen of aanwijzingen van an deren wordt de leerling uitgedaagd opnieuw en beter te formuleren. Als do cent speel je hierbij een stimulerende rol. Een voorbeeld: beter lezen van teksten Leerlingen in het (v)mbomoeten veel lezen en hebben daar vaakmoeitemee: ze lezen niet, slecht of langzaam. Er is in het basisonderwijs al veel aandacht besteed aan technisch lezen: het vlot en correct verklanken van geschreven tekst. In het (v)mbo kun je leerlingen beter via activerende opdrachten aan het werk zetten met de inhoud van de tekst dan veel energie besteden aan het technischlezenproces. Vak- en taaldocenten doen er goed aan leerlingen in het (v)mbo te laten werken met veel verschillende algemene of beroeps gerichte teksten en opdrachten. De leesvaardigheid van leerlingen in het (v)mbo ontwikkelt zich verder door middel van de volgende ondersteunende onderwijs- en leeractiviteiten (Van Gelderen & Van Schooten, 2011): ■■ modelleren door de docent, waarbij hij hardop denkend voordoet hoe hij de inhoud van de tekst probeert te begrijpen door zichzelf vragen te stel len, stukjes te herlezen enzovoort; ■■ overleg stimuleren tussen leerlingen onderling over de inhoud en de vorm
DEEL I Visie
van een tekst aan de hand van opdrachten; ■■ werken aan vergroting van de woordenschat.
Daarnaast is het zinvol dat leerlingen de kenmerken van (vak)teksten en tekstgenres leren herkennen (onderdeel van genredidactiek). Het gaat dan om aspecten als de specifieke opbouw en onderdelen van een studietekst of een betoog (Hajer, 2010).
29
1 De positie van taalontwikkeling in het (v)mbo
De voorwaarden hebben we vertaald naar vijf vuistregels voor effectieve di dactiek (zie deel II), die toegepast zouden moeten worden in alle vakken in het (v)mbo om gelijktijdige taal- en vakontwikkeling te bevorderen. De zojuist beschreven voorwaarden komen overeen met de ingrediënten van taalgericht vakonderwijs (Hajer & Meestringa, 2009): een aanpak waarmee met name in het voortgezet onderwijs veel geëxperimenteerd is. Deze aanpak beschrijft een didactiek waarbij gebruikgemaakt wordt van het feit dat taal een belangrijke rol speelt bij het leren, ongeacht wat er geleerd wordt. Ook in deze aanpak staan contextrijk onderwijs, interactie en taal steun bij het lezen en luisteren en bij het produceren van vaktaal centraal. Uitgangspunt van Handboek taalgericht vakonderwijs is eveneens dat taal, leren en denken onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Ook hier zoekt men naar mogelijkheden om leren en taal aandacht te geven in de vaklessen. Nederlands als tweede taal Aan het (v)mbo nemen leerlingen deel met een andere moedertaal die het Nederlands als tweede taal (NT2) geleerd hebben. Het opleiden van NT2-leerlingen naar een (v)mbo-diploma en tegelijkertijd hun taalniveau verhogen, is goed mogelijk. Het vraagt wel om extra aandacht en tijd en om taalbewuste docenten. Een anderstalige leerling die een tweede taal aan het leren is, kan commu nicatief taalvaardig genoeg zijn om zijn boodschap over te brengen, maar nog lange tijd specifieke NT2-fouten maken. Deze leerlingen maken bij voorbeeld vaker een lidwoordfout, vervoegen werkwoorden niet correct en zetten woorden in een verkeerde volgorde in een zin. Nederlandstalige leerlingen herkennen dit soorten fouten omdat het voor hen niet correct klinkt (Schaeffer, 2015), ze hebben het Nederlands immers van jongs af aan meegekregen. De spelling van het Nederlands is hun jarenlang expliciet on derwezen en ook de grammaticale regels hebben moedertaalsprekers gro tendeels al geleerd op de basisschool. Deze achterstand halen de meeste NT2-leerlingen niet eenvoudig in. De Nederlandstalige woordenschat van een NT2-leerling is over het alge meen minder gevarieerd en kleiner dan die van Nederlandstalige leerlingen. Daarnaast is het voor de NT2-leerling bij bepaalde typisch Nederlandse on derwerpen, zoals de Elfstedentocht of afvalscheiding, soms lastig om rele vante voorkennis te activeren. Het kost de NT2-leerling meer moeite om wat hij hoort of leest te decoderen, te vertalen, te begrijpen, te interpreteren en om een antwoord te formuleren. Hij heeft meer tijd nodig om een tekst of opdracht te begrijpen, vragen te beantwoorden of zelf tekst te produce ren dan de meeste Nederlandstalige leerlingen (Bossers, Kuiken & Vermeer, 2015).
30
1.4 Visie op taal leren: focus op inhoud en vorm
De volgorde waarin leerlingen met verschillende moedertalen de elementen van een tweede taal zoals het Nederlands leren, komt grotendeels overeen. De verwervingsvolgorde wordt beschreven in het Raamwerk NT2 (Dal derop, Teunisse & Liemberg, 2002). Ook de fouten die ze in de tweede taal maken, vertonen opmerkelijke overeenkomsten. Het tempo en het succes van de NT2-verwerving verschillen echter sterk per individu. Dit verschil wordt veroorzaakt door verschil in de mate van taalcontact, verblijfsduur, opleidingsachtergrond, geletterdheid, eerste taalachtergrond en motivatie (Bossers et al., 2015). Ook hun school en docenten kunnen hierbij een groot verschil maken. Anderstalige leerlingen in het (v)mbo, en ook taalzwakke Nederlandstalige leerlingen, zijn voor hun taalontwikkeling in de eerste plaats gebaat bij be grijpelijk taalaanbod. Informatie over de context, praktijkvoorbeelden en visuele middelen zoals schema’s, tekeningen, afbeeldingen, foto’s en filmpjes brengen een NT2-leerling tot sneller en beter begrip van de inhoud. Hij kan zich dan concentreren op de taalvorm en het taalgebruik, de grammatica, de spelling en de uitspraak (Verhallen & Verhallen, 1995). Docenten kun nen tijdens de lessen bijdragen aan de taalontwikkeling en het schoolsucces van de NT2-leerlingen (Elbers, 2012) door een duidelijke instructie en door bijvoorbeeld nieuwe woorden op te laten schrijven (Echevarria, Short & Po wers, 2008). Veel herhaling heeft een positieve invloed op taalverwerving (Bossers et al., 2015). Daarnaast zorgt samenwerkend leren voor de nood zakelijke interactie met moedertaalsprekers van het Nederlands (Hajer & Meestringa, 2009). Om NT2-leerlingen gelijke kansen te bieden op het behalen van (taal)toet sen en examens kan een school een aantal maatregelen treffen. Dit gaat om ingrepen die het niveau van de toetsen niet verlagen, maar die ze wel toe gankelijker maken voor iemand met een andere moedertaal (Bolle, 2016). Zorg bijvoorbeeld dat bij de examenopdrachten geen mogelijk onbekende voorkennis en ervaring verondersteld worden. Laat de kandidaat kiezen uit verschillende onderwerpen, zodat de kans groter is dat er een met een be kende context bij zit. Sluit in taalexamens aan bij onderwerpen die in het beroepsonderwijs aan de orde zijn geweest en maak gebruik van taalpres taties uit beroep en stage. Door examentijd te verlengen bied je NT2-leer lingen de tijd om casussen te lezen, voorkennis te activeren en bronnen te raadplegen. En als je een (taal)toets of examen opsplitst in meerdere korte delen, dan voorkom je vermoeidheid en concentratieverlies bij NT2-deelne mers, die immers een extra inspanning moeten leveren. Kortom, juist het (v)mbo kan voor de NT2-leerling een goede taalleeromge ving zijn, vanwege het rijke taalaanbod, de interactie in een praktijkgerichte
DEEL I Visie
31
1 De positie van taalontwikkeling in het (v)mbo
context en de vele mogelijkheden voor feedback van medeleerlingen, vakdo centen en taaldocenten. Daarbij heeft de NT2-leerling voldoende tijd nodig om de geboden taal en de tekst te begrijpen, en om tekst te produceren. Hij zal ook de tijd en gelegenheid moeten krijgen om veel te oefenen en te her halen. Een (v)mbo-instelling doet er bovendien goed aan ommaatregelen te treffen met betrekking tot de inhoud, opdrachten en afname van toetsen en examens. Zo krijgen NT2-leerlingen de kans hun beroepsgerichte kennis en vaardigheden te tonen, terwijl hun taalvaardigheid volop in ontwikkeling is. Online geletterdheid Onder invloed van digitalisering verandert er veel in de maatschappij en ook op het gebied van beroepsgerichte taalvaardigheid. Zowel in hun per soonlijk leven als in de opleiding en op het werk krijgen leerlingen te maken met het online zoeken, verzamelen of verstrekken van informatie. Ze com municeren veelal met elkaar via digitale sociale media en volgen de actuali teiten via internet. In de opleiding staan studiewijzers op intranet, toetsen worden digitaal afgenomen, informatie voor presentaties en werkstukken komt van internet. Leerlingen bekijken en maken instructiefilmpjes voor de beroepsvakken. De overheid communiceert in toenemende mate digi taal over bijvoorbeeld de studiefinanciering en de belastingteruggave, ook betalingen en verzekeringen worden online geregeld. Op de werkvloer wor den klantgegevens digitaal bijgehouden, productgegevens opgezocht in een digitale database, online bestellingen gedaan en klachten via een digitaal formulier of een e-mail afgehandeld. Sollicitaties gaan via online formulie ren, e-mails of apps. Bedrijven zoeken de publiciteit via berichten op sociale media. Deelname aan online groepen is noodzakelijk om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen in het vak. Taalbewust werken aan 21e-eeuwse vaardigheden De toenemende digitalisering verandert niet alleen de communicatie in de beroepswereld, maar beïnvloedt ook de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de gevraagde werknemersvaardigheden. Laagopgeleid werk wordt ver vangen door geautomatiseerde processen. Werknemers hebben 21e-eeuwse vaardigheden (Christoffels & Baay, 2016) nodig, zoals digitale vaardighe den, kritisch denken, ondernemendheid, zelfregulatie en het vermogen tot samenwerken. Communicatieve vaardigheden, en dus ook de taalvaardig heden, spelen hierbij een centrale rol. Aandacht voor deze vaardigheden stimuleert ook de ontwikkeling van taalbewust beroepsonderwijs (Van hooren, Pereira & Bolhuis, 2017). Het gaat om vakoverstijgende vaardig heden waarbij taal en communicatie een grote rol spelen en waarvoor sa menwerking tussen vak- en taaldocenten en afstemming tussen de vakken noodzakelijk zijn.
32
Made with FlippingBook HTML5