Rosemarie Buikema & Liedeke Plate (red.) - Handboek genderstudies in media, kunst en cultuur

Deel 1 – Debatten

vervalst: als er een tweede sekse is dan behoren de meeste mannen er ook toe; topdogs zijn nu eenmaal dun gezaaid. Men kan zelfs stellen dat de meeste vrouwen een gemakkelijker leven hebben dan de meeste mannen: het is min der frustrerend routinewerk te verrichten als hoofd van een eenmansbedrijfje dan onder andermans toezicht (Kool-Smit 1967: 267). Kool-Smits invloedrijke artikel is gebaseerd op een partiële lezing van De tweede sekse : De Beauvoir behandelt immers de plaats van vrouwen in de maatschappij als geheel en niet alleen hun economische positie. Volgens De Beauvoir zijn vrouwen per defi nitie slechter af dan mannen (zelfs mannelijke laagste bedienden), omdat mannen, in elke functie, voor het neutrale en positieve doorgaan en vrouwen voor het negatieve. Historisch gezien klopt het dus niet dat Schwarzer en haar voorgangsters De Beau voir neerzetten als onproblematische ‘moeder’ van het feminisme: De Beauvoir gaf geen leven aan het feminisme van de tweede golf. Het waren de feministen van de babyboomgeneratie die aan het eind van de jaren zestig en in het begin van de jaren zeventig De tweede sekse oppakten en het tot standaardwerk van hun beweging maak ten. Uiteindelijk is De Beauvoir, die zelf een hekel had aan moeders, tot moeder van het Europese tweedegolffeminisme uitgeroepen. In de Verenigde Staten was die rol voor Betty Friedan weggelegd. Waarom zetten vrouwen dan toch nog steeds De tweede sekse als bron en oorzaak van de tweede feministische golf neer? Hiervoor is al uitgelegd dat er tussen vrouwen vaak een conflictueuze relatie bestaat, omdat zij de inzet zijn van maatschappelijke verhoudingen die volgens een mannelijke norm vertekend zijn. Feministen willen de rollen weleens omdraaien. Het is dan ook een feministische stellingname – een stra tegie – die aan De tweede sekse het kenmerk van motor van de beweging toeschrijft. Het feit dat het historisch anders gegaan is, is ondergeschikt aan de theoretische stap die feministen zoals Adrienne Rich hebben gezet. De theorie van Rich stelt de conti nuïteit tussen vrouwen centraal en plaatst vraagtekens bij de zogenaamde psychoana lytische noodzaak van rivaliteit tussen vrouwen. In 1979 verscheen de Nederlandse vertaling van OfWoman Born bij Feministische Uitgeverij Sara. In dat boek gaat Rich in op het moederschap als instituut en erva ring. Ze schrijft over de relatie tussen moeder en dochter als een relatie die onder het patriarchaat verworden is tot een relatie waarin moeder en dochter elkaar wederzijds uitsluiten, terwijl elke moeder ook dochter is en elke dochter moeder zou kunnen worden. Dit moeten we niet al te letterlijk opvatten: alle vrouwen, schrijft Rich, zijn zowel moeder als dochter, want zij onderhouden, zelfs als zij geen meisjeskinderen gebaard hebben, relaties met andere vrouwen die neigen naar de relatie tussen moe ders – ‘eeuwige gevers’ – en dochters – ‘vrije geesten’. Hieraan voegt Rich toe dat moeder en dochter elkaar niet alleen wederzijds uitsluiten, maar ook hiërarchisch geordend zijn: moederschap vertegenwoordigt het negatieve en dochterschap het positieve. Rich schrijft: ‘Het patriarchale denken heeft ons aangemoedigd om deze beelden uit elkaar te halen, lijnrecht tegenover elkaar te stellen en om alle ongewenste

32

Made with FlippingBook - Online catalogs