Iedereen kan leren schrijven -Suzanne van Norden
2.4 • Werken met genres
Sinterklaas bij m’n opa en oma thuis We waren bij me opa en oma thuis. M’n neef en me andere neef en me tante en m’n moeder en me vader en me zus. Toen kwam sinterklaas binnen met 6 zakken met cadeautjes. Ik moest bij sint op schoot maar ik wilden niet. Ik vond hem maar eng (ik was 4 jaar). En toen mocht me neef bij hem op schoot. En trok aan zijn baard. En me tante riep doe dat nou maar niet. En daarna mocht me zus. En daarna me andere neef. En daar na ik moest weer huilen. Ik liep weer naar me moeder en toen ging de sint weg. En toen hij weg was gingen we uit pakken en ik had een knuffel en nog veel meer.
Tekst 2.7 Instructietekst in twee versies uit groep 7
Een opvallende afwezige in het genreoverzicht in tabel 2.1 is het genre poëzie. In dit boek is ervoor gekozen om poëzie als genre buiten beschouwing te laten. Niet omdat het niet belangrijk is, integen deel. Het veel horen, lezen en zelf schrijven van po ëtische teksten, gedichten en versjes draagt bij aan de ontwikkeling van taalgevoel bij kinderen van alle leeftijden. Maar hoewel een gedicht meestal onmid dellijk als gedicht herkenbaar is, blijkt het lastig (en weinig zinvol) om de kenmerken van het genre net zo nauwkeurig te definiëren als bij de andere genres het geval is. Poëzie onttrekt zich nu juist aan regels, er bestaan ontelbare vormen van. Het schrijven van po ëzie vraagt daarnaast om een heel eigen, meer asso ciatieve aanpak. Voorbeelden daarvan kun je vinden in verschillende publicaties onder de noemer ‘crea tief schrijven’ (bijvoorbeeld Lems, 2023; Visch, 2005). Veel leerkrachten proberen hun leerlingen al vóór of tijdens het schrijven te laten nadenken over de tekst- opbouw en belangrijke elementen in de tekst. Ze gebruiken daarbij abstracte begrippen en structuur schema’s die soms ook aan de orde zijn geweest in lessen begrijpend lezen. Veelgebruikte modelletjes zijn wie/wat/waar en inleiding/kern/slot. Je vindt ze veel terug in lessen van taalmethodes, soms in de vorm van invulformulieren of schrijfschema’s. Het gebruik van zulke schema’s leidt niet zomaar tot beter schrijven. Niet alle teksten kunnen volgens het model inleiding-kern-slot opgebouwd worden, denk maar eens aan een vertelling of een handlei ding. En niet in alle teksten zijn de vragen wie/wat/ waar relevant, denk maar eens aan een betoog. 2.4 Werken met genres
Tekst 2.8 Vertelling met langer tijdsverloop uit bovenbouwgroep
Tekst 2.9 Vertelling met kort tijdsverloop uit groep 5
Tekst 2.10 Betoog uit groep 6
35
Made with FlippingBook Learn more on our blog