Iedereen kan leren schrijven -Suzanne van Norden
2.3 • Meer systematiek: de drie hoofdgenres
2.3 Meer systematiek: de drie hoofdgenres
Genrekennis heeft iedere volwassene wel enigszins. Je weet door je leeservaring en je opleiding dat er verschillende soorten teksten bestaan, en vaak ge bruik je die kennis intuïtief als je iets moet schrij ven. Als je een handleiding moet schrijven pak je dat anders aan dan als je een uitnodiging of een sa menvatting van een gelezen boek moet schrijven. En als je dat doet voor een achtjarige, je bejaarde buurvrouw, een onbekende instantie of een beoor delende docent pas je je taalgebruik daar als van zelf op aan. Je hebt vaak in de praktijk geleerd wat het verschil is tussen ‘formeel’ en ‘informeel’ taal gebruik en in welke situaties de ene of de andere vorm passend is. Daaruit blijkt je impliciete genre kennis. Genres zijn relatief vaste manieren om met taal een sociaal doel te bereiken. Vaak is de genrekennis van leerlingen nog vaag, be perkt en onbewust. Voor het leren lezen en schrij ven helpt het om genrekennis expliciet te maken en bij elke te lezen of te schrijven tekst bewust na te denken, niet alleen over de inhoud van de tekst, maar ook over de doelen, structuur en toon er van, en over de situatie waar hij bij hoort. Daarbij neemt een leraar, als geoefende taalgebruiker, het voortouw. Een globaal overzicht van genres die op school vaak voorkomen kan nuttig zijn. Dit over zicht geven we in de volgende paragrafen.
In taalmethodes zijn veel verschillende tekstsoor ten te vinden in de stellessen, met allerlei namen, bijvoorbeeld: verhaal, monoloog, gedicht, mop en sketch, weettekst, verslag, meningstekst, ansicht kaart, brief, e-mail, doetekst, actietekst, omge vingstekst, werkstuk, schema, uittreksel en samen vatting. Al die tekstsoorten worden willekeurig en door elkaar aangeboden. Onduidelijk is of er een volgorde qua moeilijkheid in zit, wat nou precies de verschillen en overeenkomsten zijn, welke tekst soorten echt belangrijk zijn en welke minder, en of dat allemaal overkomt bij de kinderen. In de tot nu toe gehanteerde leerlijn ‘strategisch schrijven’ (zie www.leerlijnentaal.nl), die is geba seerd op de referentieniveaus voor taal, vinden we meer systematiek, bijvoorbeeld in de beschrijving van de tussendoelen voor de bovenbouw, waarvan we er drie noemen: 1 De leerlingen schrijven allerlei soorten teksten, waaronder verhalende, informatieve, directieve, beschouwende en argumentatieve teksten. 2 De leerlingen herkennen en gebruiken enkele kenmerken van verhalende, informatieve, di rectieve, beschouwende en argumentatieve teksten. 3 De leerlingen stellen het schrijfdoel en het lezers- publiek van tevoren vast. Tekstsoorten worden een stuk minder willekeurig als ze in verband gebracht worden met schrijfdoe len als ‘verhalen’, ‘instrueren’ en ‘beschouwen’. In de nieuwe conceptkerndoelen voor taal luidt kern doel 4 over schrijven: ‘De leerling spreekt en schrijft afgestemd op doel, publiek en context.’ Dit doel wordt als volgt toegelicht: ‘formuleren van gespro ken, geschreven en multimediale teksten passend bij een bekend publiek, een herkenbare context en een communicatief doel: informeren, amuseren, in strueren of overtuigen’ (SLO, 2023). Kinderen kun nen zich bewust worden van de doelen waarvoor ze een tekst schrijven en van het soort lezers dat hun tekst gaat lezen. Voor veel leerkrachten is het een eyeopener om kennis te maken met de taal-
Tekst 2.6 Tekst met ‘historisch’ perspectief uit groep 4
33
Made with FlippingBook Learn more on our blog