Vaardig met vakinhoud - Dera, Gubbels,van der Loo & van Rijt

1 | Meertaligheid in de klas

ten en stellen Nederlandse taalvaardigheid als voorwaarde voor participatie, terwijl taalvaardigheid zich juist door participatie en in sociale interactie ontwikkelt.

1.2.4 Wiens Nederlands? Soms wordt het schoolvak Nederlands nog aangeduid als ‘moedertaalonderwijs’. Gezien de meertalige realiteit waarin we leven, is deze term echter achterhaald. Voor een groot deel van onze leerlingen is het Nederlands niet de moedertaal, maar een tweede (of derde, vierde, …) taal. Deze situatie werpt vragen op als de volgende: ‘Over welk Nederlands hebben we het eigenlijk in het schoolvak?’, en: ‘Welke eisen aan de taalvaardigheid van leerlingen zijn realistisch?’ Zoals Jan Blommaert en Piet Van Avermaet (2006) scherp uiteenzetten, kunnen we om te beginnen helemaal niet spreken over iets als het Nederlands. We benoem den in paragraaf 1.1 al dat het Nederlands ten eerste talloze variëteiten (dialecten, sociolecten, enzovoort) kent. Bovendien is er binnen deze variëteiten sprake van schier eindeloze individuele en contextuele variatie, onder invloed van de verschil lende situaties waarin we ons als sprekers begeven. Waar woorden als ‘vakdidactiek’, ‘alliteratie’ of ‘intertekstualiteit’ voor de lezers van dit boek bijvoorbeeld als bekend verondersteld kunnen worden, kent zeker niet iedere moedertaalspreker van het Nederlands hun betekenis. En de zinsconstructies die notarissen in hun teksten ge bruiken, zijn complexer dan de constructies die docenten Nederlands nodig hebben om aan hun leerlingen uit te leggen waar de volgende les over zal gaan. Als het Nederlands niet bestaat, kan er ook geen sprake zijn van de moeder taalspreker. Toch zien we internationaal dat er in het onderwijs, maar bijvoorbeeld ook in sollicitatieprocedures, sprake is van een zogenoemde native-speaker-norm (Canagarajah, 1999). Het lijkt soms alsof je pas volwaardig meetelt wanneer je de dominante taal – in ons geval het Standaardnederlands – nagenoeg foutloos spreekt als een hoogopgeleide, eentalige Randstedeling. Maak je bijvoorbeeld lidwoord fouten, zoals Mira uit de casus aan het begin van dit hoofdstuk, dan word je daar doorgaans op aangekeken en afgerekend, ook al belemmeren dit soort fouten de communicatie niet en weten we dat lidwoordgebruik een van de lastigste aspecten in het taalverwervingsproces vormt (zie het voorgaande kader). En ook binnen het Nederlands worden niet alle variëteiten hetzelfde gewaardeerd. Zo is er in ons on derwijs een afwijzende houding tegenover dialecten (Swanenberg, 2010) en houdt het schoolvak Nederlands zich bijna uitsluitend bezig met de beschouwing van het Standaardnederlands (er is sprake van linguistic discrimination ; Denham, 2020). Le raren Nederlands zouden, samen met leerlingen, kunnen reflecteren op de vraag in hoeverre het voorgaande een wenselijke situatie is.

34

Made with FlippingBook - Online magazine maker