Vaardig met vakinhoud - Dera, Gubbels,van der Loo & van Rijt

1 | Meertaligheid in de klas

anders: naast de drie officiële talen (Standaardnederlands, Standaardfries en Ne derlandse Gebarentaal) worden er vele dialecten en talloze regionale, sociale en et nische variëteiten van het Nederlands gesproken. Bovendien heeft bijna een kwart van de Nederlandse bevolking een migratieachtergrond. Een derde tot de helft van de leerlingen groeit dan ook op met een andere taal of taalvariëteit dan of naast het (Standaard)nederlands (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, 2018). Behalve een maatschappelijk gegeven is meertaligheid in Nederland ook een doel. De Europese Unie beoogt namelijk dat alle EU-burgers naast hun eerste taal minimaal twee andere talen beheersen. Op school leren leerlingen daarom Engels en andere vreemde talen, zoals Frans of Spaans. Kortom: alle kinderen en jongeren komen op school en daarbuiten in aanraking met verschillende nationale talen, dialecten, school- en vakregisters, chattaal, straat taal, enzovoort. Op die manier ontwikkelen alle leerlingen een persoonlijk reper toire aan talen, taalvariëteiten en/of registers, afhankelijk van de situaties waarin zij terechtkomen en de contexten waarin zij moeten functioneren (Delarue, 2018). Dat maakt dat in feite iedere klas en iedere leerling meertalig is (zie het kader hierna). Voor sommige leerlingen is hun meertaligheid een sociale noodzaak, omdat een bepaalde taal het enige communicatiemiddel is met het thuisfront en/of de familie, terwijl zij op school andere talen leren en gebruiken. Andere leerlingen ontwikkelen hun meertaligheid vooral ten behoeve van hun zelfontplooiing. Weer andere leer lingen drukken met het gebruik van verschillende talen met name verbondenheid uit met verschillende taalgemeenschappen of sociale groepen. Wanneer is iemand meertalig? Wanneer beschouwen we iemand als meertalig? In de literatuur vind je uiteenlo pende antwoorden op deze vraag. In dit hoofdstuk gaan we – in navolging van Van den Branden (2010) – uit van een inclusieve definitie van meertaligheid. Wij noemen individuen meertalig: » als ze de competentie hebben om meer dan één taal (of taalvariëteit) te begrijpen en/of te produceren (dat kan op verschillende niveaus, dus niet alle talen hoeven even sterk verworven te zijn); en/of » als zij van meerdere talen (of taalvariëteiten) geregeld gebruikmaken , wanneer de context daarom vraagt; en/of » als zij zich identificeren met verschillende taalgemeenschappen. De term ‘taal’ kan in deze definitie en in dit hoofdstuk verwijzen naar een nationale taal, zoals het Nederlands, Turks of Pools, maar ook naar dialecten en streektalen (zoals het Rotterdams of het Zeeuws), sociolecten (zoals straattaal of jongerentaal) of gebarentaal. Bovendien wordt uit de definitie duidelijk dat taal naast een commu nicatiemiddel ook onderdeel is van iemands identiteit.

28

Made with FlippingBook - Online magazine maker