Peter Ale & Martine van Schaik - Reken-wiskundeactiviteiten stimuleren in de groep

Besef dat je bij deze activiteit zowel het tellen kunt stimuleren als het structureren van hoeveelheden. Je kunt laten controleren of er genoeg knijpers zijn. Op ieder getalbeeld moet dan een knijper geplaatst kunnen worden. We spreken dan van ‘één-één-correspondentie’. Kinderen kunnen meteen vaststellen of er meer knijpers dan getalbeelden zijn of andersom. Zowel tellen als structureren is van belang voor het hoeveelheidsbesef; beide dragen daarmee bij aan de rekenontwikkeling. Tijdens het spelen van een spel is het belangrijk om na te gaan welke hulp kinderen nodig hebben. Er zijn materialen te koop waarmee je dat kunt onderzoeken, maar al met al staat jouw observatie hierin centraal. Ook met zelfgekozen opdrachten kun je peilen wat de kinderen beheersen, oftewel in welke fase zij zitten van het leren tellen. Hiervoor is het belangrijk om geschikte opdrachten te kiezen die het spelend tellen uitlokken. Je kunt kinderen waar nodig direct helpen door gerichte vragen te stellen. Zo zullen de allerkleinsten in het begin misschien moeite hebben met de regels van pionnetjes verschuiven. Vaak tellen ze het vakje waar ze staan al als één. Benadruk dan dat als ze 2 gooien, ze twee stappen verder mogen. Doe dit eventueel een paar keer samen, tot ze het doorhebben. Ook hebben kinderen in het begin vaak hulp nodig bij het ‘stoppen’ met vooruitlopen met hun pionnetje. Ze tellen dan al wel resultatief het aantal stippen op de dobbelsteen, maar zijn nog iets te enthousiast in het verschuiven van hun pionnetje. Vaak helpt het om hen te wijzen op wat ze ook alweer gegooid hadden. Een kleine herinnering – ‘Je had 5 gegooid, weet je nog? Dus vijf stappen vooruit.’ – is vaak al Opdracht 24. Welk spel zou jij kunnen aanpassen voor jouw kinderen, waardoor telactiviteiten worden gestimuleerd? Hoe ben je van plan dit spel te gaan begeleiden? Voer het spel uit met een aantal kinderen op de groep en observeer de telvaardigheden. Kunnen de kinderen bij jou op de groep al resultatief tellen? Tellen ze synchroon of nog asynchroon? Gebruik tabel 3.1 voor het herkennen van de verschillende soorten tellen. [einde opdracht] Telredeneringen en voorspellingen kun je uitlokken door vragen te stellen als: ‘Wie gaat er winnen, denk je?’, en: ‘Kun jij nog winnen?’ Het kind wordt dan uitgedaagd om te vergelijken wie er voorstaat en hoe groot het verschil is. Het moet inschatten hoe ver zijn pion van het laatste vakje af is, wat het eventueel nog moet gooien om daar te komen, en misschien zelfs inschatten of uitrekenen hoeveel beurten dat nog zal kosten. Soms kom je er tijdens het spelen van een spel achter dat het nodig is om een spel met telactiviteiten verder uit te breiden (verder te verdiepen). Je merkt bijvoorbeeld dat de kinderen goed in staat zijn de telactiviteiten synchroon en resultatief uit te voeren. Verdieping van het spel ligt dan voor de hand. Dit kan worden gezocht door verder te gaan in de telrij of door al meerdere hoeveelheden bij elkaar op te tellen. Gebruik bijvoorbeeld twee dobbelstenen in plaats van één bij het spelen van ganzenbord, maak spelkaarten voor een domino/memory-variant met getallen boven de 10 (of zelfs 20) waarbij je ook gebruikmaakt van getalbeelden met een vaste, bekende structuur (zie figuur 4.3), en stimuleer bijvoorbeeld de vriendjes van 10 (twee getallen die samen 10 zijn) met een variant op Halli Galli . voldoende. [opdracht]

Made with FlippingBook flipbook maker