Peter Ale & Martine van Schaik - Reken-wiskundeactiviteiten stimuleren in de groep
[einde theoretisch kader]
[reflectieve opdracht/vraag/overdenking – theorie-praktijkkoppeling] Opdracht 22. Hoe kijk jij naar de theorie uit het voorgaande kader? Is er bij jou op de groep voldoende aandacht voor de juiste fase uit de leerlijn van spelend leren, beschreven in het onderzoek van Berkhout (2012)? En hoe zit het met het advies voor dagelijks ruimte voor vrij spel? [einde opdracht] [opdracht] Opdracht 23. Om de rekenontwikkeling van kleuters te stimuleren is het ook goed om van tevoren te bedenken welke vragen en stimulansen helpend zijn om het spel van kinderen uit te dagen, zonder hierbij in te grijpen of de sturing over te nemen. Ga op jouw werk-/stageplek eens kijken bij de 4- tot 6-jarigen. Wat voor spel spelen zij voornamelijk? Wat houdt hen bezig? Bedenk vervolgens, op basis van de inhoudskaart, welke reken-wiskundedoelen hierbij kunnen (gaan) horen. Bedenk ook wat jij zou kunnen doen of vragen om het spel van de kinderen hiermee te verrijken. Leg je ideeën voor aan je begeleider. [einde opdracht] Vragen die je stelt moeten kinderen in beweging zetten (activeren). Een vraag als ‘Hoeveel blokken zijn dat?’ is te gesloten en haalt een kind uit zijn oorspronkelijke spel. Samen spelend tegen het kind zeggen: ‘Ik heb vijf blokken nodig, pak jij ze even?’ leidt tot activiteit bij het kind, en het zal vanuit betrokkenheid bij het spel waarschijnlijk ook geneigd zijn deze rekenhandeling uit te voeren. Jij kunt dan zien of het kind er precies vijf pakt. Als het kind niet precies vijf blokken geeft, kun je bedenken óf je die fout corrigeert en hóé je dat eventueel wilt doen. Uiteraard kun je er ook voor kiezen om het hierbij te laten. [theoretische overdenking/reflectie – koppeling theorie-praktijk] Het op de voornoemde manier begeleiden vraagt dat je meegaat in het spel, je inleeft in het kind en zijn interesses volgt, maar dat je daarnaast ook de rekendoelen scherp hebt en deze kunt aanpassen en toepassen in verschillende (spel)situaties. Wanneer deed deze kans zich het laatst bij jou op de groep voor? Wat heb je toen gedaan? Hoe had je het spel verder reken-wiskundig kunnen verrijken? [einde overdenking] 4.3 Leren rekenen met getallen bij kinderen van 4 tot 6 jaar In hoofdstuk 3 zijn we onder andere ingegaan op de ontwikkeling van getalbegrip en het tellen. Sommige kinderen ontwikkelen zich echter langzamer of sneller dan andere. Het is daarom van belang dat wanneer je werkt met kinderen van 4 tot 6 jaar, je ook het vorige én het volgende hoofdstuk bestudeert, waarin de rekenontwikkeling voor en na deze leeftijd aan bod komt. Voor het leren rekenen met getallen is het van belang om te werken aan getalbegrip, én komen in de kleuterklas ook al de eerste bewerkingen aan bod. Hierna worden deze twee onderdelen apart van elkaar behandeld (in paragraaf 4.3.1 en 4.3.2).
4.3.1 Getalbegrip De ontwikkeling van getalbegrip verloopt via een aantal fasen (zie ook hoofdstuk 3), namelijk:
Made with FlippingBook flipbook maker