Peter Ale & Martine van Schaik - Reken-wiskundeactiviteiten stimuleren in de groep

Bij de drie voorbeelden uit opdracht 9 zijn er allerlei kansen om rekenen-wiskunde te stimuleren. Jouw rol hierin is daarbij van belang. Bij het eerste voorbeeld kun je vragen: ‘Hoeveel bomen heb je getekend?’ De vraag naar ‘hoeveel’ leidt echter niet altijd tot leren. Hiervoor zijn verschillende oorzaken: • De vraag wordt nog niet goed begrepen door het kind. Het kind moet weten wat ‘hoeveel’ betekent om antwoord te kunnen geven. • Het kind kan nog niet goed tellen. • Het kind heeft geen zin om jou dat te vertellen, want het is lekker aan het tekenen en wil daarmee doorgaan (focus). De vraag op zich is niet motiverend genoeg om erop in te gaan. • Een hoeveel-vraag is eigenlijk een toetsvraag; het antwoord is goed of fout. Als het goed is weet je het blijkbaar al; als het fout is niet, maar daarvan leer je nog niet hoe je wél aan het goede antwoord kunt komen. Er kunnen dus veel redenen zijn waarom het kind niet op deze vraag ingaat. Maar stel dat je zegt: ‘Dat zijn veel bomen! Ik denk dat het er wel tien zijn.’ Nu wordt het kind op een heel andere manier uitgedaagd: het moet controleren of die uitspraak klopt. Zo lok je op een heel natuurlijke manier het tellen of direct herkennen van de hoeveelheid uit. Misschien begint het kind meteen te protesteren: ‘Het zijn er dríé!’ Als het zegt: ‘Dat weet ik niet’, kun je vragen of het kind zin heeft om het ‘samen te gaan tellen’ en kun je daarna samen tot de conclusie komen dat jij het fout had. [begin kader]

Het expres maken van een fout is een veelgebruikte didactische aanpak. Deze aanpak heet ‘de Domme August spelen’. Er was vroeger in het circus een clown, August, die alles fout deed (zie figuur 3.3).

Figuur 3.3 Domme August [einde kader]

Ook wanneer je een kind voorleest uit een prentenboek of samen kijkt in een zoek- en aanwijsboek kun je heel gemakkelijk de reken-wiskundeontwikkeling stimuleren. Er zijn veel boekjes die denken over rekenen-wiskunde uitlokken, bijvoorbeeld door de manier waarop afbeeldingen gepresenteerd zijn. Zo worden in Wij gaan op berenjacht (zie figuur 3.4) allerlei landschappen doorkruist, zodat je samen nadenkt over hoe je daardoorheen kunt gaan: eroverheen, eronderdoor, enzovoort. Op die manier wordt de ruimtelijke oriëntatie gestimuleerd, met de bijbehorende rekenbegrippen.

Made with FlippingBook flipbook maker