John Bassant en Marianne Bassant-Hensen (red.) - Mensenwerk

5 Verslaafden

is geen onwil: men ziet het echt niet. Het middel brengt namelijk op de korte termijn verlichting of ontspanning. Je kunt ook verslaafd raken aan gedrag als gokken, gamen, eten, internetten, kopen of seks. Je doet dit dan niet meer voor je plezier, maar je moet dit doen, het neemt een steeds groter deel van je tijd in beslag, terwijl je het eigenlijk niet meer wilt. Je kunt niet meer stoppen. Het genieten is omgeslagen in leed dat moeilijk bespreekbaar is. Omdat het bij verslavingsproblemen om genotmiddelen en gedrag gaat die met ple- zier worden geassocieerd, is het lastig om het omslagpunt van genieten naar ‘moeten’ te signaleren, zelfs al zijn de problemen al groot. Juist omdat het om middelen en gedrag gaat die de meeste mensen plezier geven, is de schaamte dat dat bij jóú niet meer zo werkt, groot. Het vraagt moed om dat onder ogen te zien. Alcohol- en drugsproblemen gaan vaak samen met andere problemen, zoals AD(H)D, angst, depressie, schulden, gedragsproblemen en problemen met school of werk. Deze andere problemen kunnen zowel de oorzaak als het gevolg van de verslaving zijn. Er ont- staat een vicieuze cirkel van problemen. Niet elke verslaafde is in behandeling bij de verslavingszorg. Sommigen lukt het om te minderen of te stoppen op eigen kracht, door zelfhulp of in een zelfhulpgroep. Alle sociaal werkers komen – hoe dan ook – in aanraking met problemen met alco- hol, drugs en verslaving. Ook wijkteams moeten hier alert op zijn. Het is van belang dat je als sociaal werker enige kennis van alcohol- en drugsproblemen en verslaving hebt, dat je er oog voor krijgt en het bespreekbaar durft te maken. Een niet-veroordelende pro- fessionele houding is de basis. Geen ander probleem roept zoveel emoties op. Verslaving is van alle psychische stoornissen het sterkst gestigmatiseerd, cliënten worden vaak ver- oordeeld en gediscrimineerd (Van Boekel, Brouwers, Garretsen & Van Weeghel, 2016). Dit hoofdstuk wil inzicht geven in verslaving en de redenen en risico’s van gebruik van verslavende middelen. Het geeft ook een overzicht van de mogelijkheden voor sociaal werkers op het gebied van verslaving, preventie en verslavingszorg. Paragraaf 5.2 legt uit wat onder ‘verslaving’ wordt verstaan en geeft enkele cijfers over gebruik en verslaving. Paragraaf 5.3 beschrijft een aantal middelen en hun werking. Paragraaf 5.4 legt uit wat het veelgebruikte biospsychosociale model inhoudt en past dit toe op verslaving. Para- graaf 5.5 gaat in op een aantal oorzaken voor verslaving. Paragraaf 5.6 gaat vervolgens beknopt in op beleid. Paragraaf 5.7 en 5.8 laten zien welke behandelingen en vormen van begeleiding mogelijk zijn en wat dat vraagt van de sociaal werker.

Wat leer je in dit hoofdstuk? Na bestudering van dit hoofdstuk weet je meer over: Ý Ý wat verslaving is; Ý Ý oorzaken en achtergronden van verslaving; Ý Ý verschillende benaderingen van verslaving en verslaafden; Ý Ý enkele behandelmethoden voor verslaving;

106

Made with FlippingBook - Online magazine maker