Handboek Doeltaaldidactiek - Sebastiaan Dönszelmann

1.1 | Doeltaal begrijpelijk maken

docenten met haar. Ze wil immers dat haar leerlingen daar taal van leren. Een groot deel van dit ‘leerproces op basis van interactie’ zal echter pas op gang komen als wordt voldaan aan belangrijke kenmerken van het doeltaalgebruik van de docent en zodra leerlingen ook echt zelf in actie komen (zie daarvoor hoofdstuk 3). In dit hoofdstuk over instrumenteel doeltaalgebruik staan we stil bij het handelen van de docent. De term noticing, dus het opmerken van talige kenmerken, zal daarbij veelvuldig vallen. In de paragrafen van dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens stilgestaan bij de instrumentele kenmerken van doeltaalgebruik. In paragraaf 1.1 wordt inge gaan op het begrijpelijk maken van het doeltaalgebruik, door bijvoorbeeld aan je spreektempo te werken, jezelf non-verbaal te ondersteunen of zogenoem de ankers in te bouwen. Paragraaf 1.2 staat stil bij herhaling als didactische strategie om het taalleerproces te versterken bij toepassing van de doeltaal. In paragraaf 1.3 verdiepen we het onderwerp herhaling met behulp van het corpus-principe, een manier om meer systeem en herhaling aan te brengen in je doeltaalgebruik. In paragraaf 1.4 staan we stil bij manieren om leerlingen meer denktijd te geven tijdens doeltaalinteractie. En in paragraaf 1.5 wordt ten slotte de leervolgorde van mondeling naar schriftelijk besproken. Doeltaal begrijpelijk maken Hiervoor werd al benadrukt dat iemands taal begrijpen iets heel anders is dan er ook taal van leren. Toch begint taal leren natuurlijk wel bij het koppelen van begrip aan klanken. Je kunt als docent van alles doen zodat je leerlingen je beter begrijpen, als basis voor het taalleerproces, dat zo dicht mogelijk bij dat begripsproces gaat plaatsvinden. Dat begint bij het kunnen identificeren van de woorden waaruit een taaluiting is opgebouwd (spreektempo, uitspraak en segmenteren). Ook non-verbale ondersteuning kan het begrip versterken. En ten slotte kan toevoeging van bekende al talige elementen in het taalgebruik of verwijzing naar concrete objecten behulpzaam zijn om onbekende elementen toch begrepen te laten worden (ankers). 1.1.1 Spreektempo, uitspraak en segmenteren Elk leren begint bij enige vorm van blootstelling (ook wel input genoemd): een beeld, een geluid, een smaak, een geur, een gevoel of de blootstelling aan ander mans overwegingen of eigen reflecties. Dergelijke blootstelling, of input, kan herkenning, imitatie of inhoudelijke vragen oproepen waardoor het leerproces op gang komt. Een eerste voorwaarde voor dit leren is wel dat de ontvanger van

1.1

35

Made with FlippingBook Digital Proposal Maker