Handboek Doeltaaldidactiek - Sebastiaan Dönszelmann

1 | Instrumenteel doeltaalgebruik

1.1.2 Non-verbale ondersteuning In ons dagelijks taalgebruik communiceren we ook non-verbaal, dat wil zeg gen met gebaren, gezichtsuitdrukking en intonatie. Deze kunnen verbale taal in betekenis aanvullen en, mits goed gekozen, het begrip bij de gespreksge noot versterken (zie onder anderen Langton & Bruce, 2000; Tellier, 2008; Gullberg, 2010). Deze functie werkt in de doeltaalles een soepele interactie in de hand. Zo hoeft niet alle begrip bij de leerlingen voort te komen uit ver bale taaluitingen, een deel van het begrip mag ook steunen op non-verbale toevoegingen. Twee handen schuin omhoog, opgetrokken schouders, extra accentueren en een rondkijkende docent helpen leerlingen bijvoorbeeld het vraag-element en het woord qui te begrijpen in de vraagzin Qui sait la bonne réponse à la deuxième question? Zijn de non-verbale toevoegingen echter onlogisch gekozen, dan kunnen ze juist verwarring veroorzaken. Zo kan een enkele opgestoken hand bij de zelfde vraag vanuit het perspectief van de docent begrijpelijk zijn (de docent wil de aandacht van de leerlingen), maar de leerlingen het idee geven dat de gestelde vraag slechts een verzoek om aandacht is. Niemand zal door dit ge baar het vraagwoord qui extra opmerken en een antwoord zal wellicht ook uitblijven. Overvloedige non-verbale toevoegingen kunnen eveneens juist voor verwarring of leervertraging zorgen. Leerlingen kunnen dus voordeel of last hebben van non-verbale ondersteu ning en een bewust gebruik ervan kan het leerproces gunstig beïnvloeden. Om deze processen in beeld te krijgen, is het belangrijk om enkele zaken te onderscheiden. Om te beginnen onderscheiden we intonatie en mimiek ener zijds en gebaren anderzijds. Naar intonatie en mimiek is vrij weinig onderzoek gedaan in relatie tot leerprocessen in de vreemde taal. Wat we wel weten, is dat het met de stem benadrukken van woorden tijdens talige correcties (met name bij recasts , waarover meer in hoofdstuk 4) van groot belang is voor het leereffect van zo’n correctie (Loewen & Philp, 2006). Ook weten we vrij zeker dat het zin heeft om tijdens instructie bepaalde belangrijke woorden extra te benadrukken met mimiek of intonatie; die woorden worden beter onthouden en kunnen het begrip van een uitleg vergroten (Levy & Fowler, 2000). Meer dan naar intonatie en mimiek is er wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het inzetten van gebaren tijdens het taalleerproces. Gebaren moeten we al lereerst indelen in twee categorieën. Er zijn gebaren die we tijdens het commu niceren maken om onze eigen gedachtegang te ondersteunen ( spreker-interne gebaren ) en gebaren die we inzetten om onze gesprekspartner iets te vertellen ( communicatieve gebaren ). De spreker-interne gebaren zijn voor de taalleerders van belang als ze zelf aan het woord zijn; ze ondersteunen het denk- en taalpro-

40

Made with FlippingBook Digital Proposal Maker