Handboek Doeltaaldidactiek - Sebastiaan Dönszelmann
Handboek doeltaaldidactiek
De kwestie Wat is leerzaam doeltaalgebruik? werd om te beginnen beantwoord door een uitgebreid literatuuronderzoek in het taaldidactisch en algemeen di dactisch domein. Zo veel mogelijk didactische literatuur die ook maar zijde lings met het toepassen van de doeltaal te maken kon hebben werd verwerkt. Een deel van deze literatuur kwam in de voorgaande paragrafen al kort aan de orde; veel van de andere geraadpleegde bronnen komen verderop in dit hand boek nog aan bod. Om uiteindelijk tot een complete én realistische uitwerking te komen van een doeltaaldidactiek werd het genoemde literatuuronderzoek vervolgens aangevuld vanuit een intensieve uitwisseling met ervaren docenten (via lesobservaties, video-opnames en interviews). Zo ontstond een uitgebreid construct van didactische kenmerken waaraan doeltaalgebruik zou moeten voldoen opdat leerlingen er zo veel mogelijk taal van leren. Voor de ontstane aanpak werd nadrukkelijk een andere term gekozen dan doeltaal-voertaal. Deze term, die tot enkele jaren geleden vaak werd gebruikt, suggereert dat leerlingen min of meer spontaan taal zouden leren van de aanwezigheid van het commu nicatiemiddel doeltaal in de klas. Dit lijkt, zoals eerder al toegelicht, niet erg aannemelijk zolang de docent geen aanvullende didactische ingrepen toepast. De term doeltaal-voertaal is niet meer actueel en wordt vandaag de dag steeds vaker ingeruild voor het adequatere doeltaal-leertaal . De tweede kwestie ( Kunnen docenten de ontworpen didactiek leren uitvoeren? ) werd aangepakt door een groep docenten bij het onderzoek te betrekken. Alle veertig deelnemende docenten wilden graag de doeltaal beter leren toepassen. Vijfentwintig van deze docenten volgden de doeltaalcursus die onderdeel van het onderzoek was. Zij vormden de interventiegroep. Met de overige docenten werd ook samengewerkt, maar zij vormden al in een vroeg stadium van het onderzoek de controlegroep. Alle docenten gaven het vak Frans. Frans heeft het voordeel dat alle leerlingen in principe op school binnenkomen met weinig tot geen kennis van de taal. Hun taalleervorderingen zijn dan ook, uitzonderingen daargelaten, toe te wijzen aan de op school gevolgde lessen en daardoor te rela teren aan de inspanningen van de docent die al dan niet de doeltaalcursus had gevolgd. Het is zonder meer aannemelijk dat de uitkomsten van dit onderzoek gelden voor álle schooltalen. Het feit dat leerlingen een taal als Engels veelal op een hoger niveau beheersen dan Frans, Duits, Spaans of andere schooltalen, vormt mogelijk zelfs reden te meer om bewuste didactische interventies toe te voegen aan het doeltaalgebruik zodat er aanwijsbaar taalleerrendement ont staat uit de doeltaalinteracties in het Engels. De achtergrond van de deelnemen de docenten werd vanzelfsprekend in kaart gebracht om de betrouwbaarheid van het onderzoek te garanderen: evenveel eerstegraders als tweedegraders, minimaal drie jaar onderwijservaring, et cetera.
28
Made with FlippingBook Digital Proposal Maker