Activeren, differentiëren en formatief handelen_Van Gils, Keijzer en Verheggen

1 | Doelen stellen

Bedenk wat je hoort en ziet als een persoon deze deelvaardigheid ‘uitstekend’ uitvoert. Groepjes met dezelfde deelvaardigheid wisselen uit, vullen aan en verbeteren. Daarna maakt de klas gezamenlijk een overzicht van de beoordelingscriteria voor de hele vaardigheid. • Dezelfde opzet kan gebruikt worden voor een product. De tweetallen beant woorden de vraag: ‘Hoe ziet het product van deze opdracht eruit als het heel goed gedaan is? Denk daarbij zowel aan hoe het product verzorgd is als aan de inhoud. Waaraan moeten beide voldoen?’ De tweetallen kunnen hun resultaat met dat van een ander tweetal vergelij ken en aanvullen. En vervolgens wordt klassikaal aan de hand van de verzamelde resultaten een (voorlopig) definitieve criterialijst opgesteld. • Elk tweetal leerlingen krijgt inzage in twee voorbeelden van een product (bijvoorbeeld een werkstuk) uit voorgaande jaren. Een heeft een beoordeling ‘uitstekend’ gekregen, de ander ‘dit kan echt nog veel beter’. De opdracht aan hen is om te bepalen wat de verschillen zijn tussen de producten en aan de hand daarvan beoordelingscriteria op te stellen. Hieruit kan weer klassikaal een (voorlopig) definitieve lijst worden opgesteld. • Laat de leerlingen filmfragmenten zien van personen die helemaal niet goed zijn in een vaardigheid. Die kun je vinden in veel talkshows en elke comedyse rie levert ook veel voorbeelden. Vervolgens beschrijven de leerlingen in twee- of drietallen wat de personen niet goed doen en wat je hoort en ziet als de (deel)vaardigheid wél op de juiste manier wordt uitgevoerd. Daarna kan met de hele groep een overzicht van de beoordelingscriteria voor deze (deel)vaar digheid worden gemaakt. Het kan ook heel stimulerend en motiverend werken als je eerst samen met hen een rubric ontwerpt en er (in een aantal stappen) naartoe gaat werken dat ze dat zelfstandig gaan doen. Rubric 1.2 – Het ontwerpen van een rubric 1 Formuleer het eindleerdoel van de lessenserie. 2 Bedenk welke onderdelen er een rol spelen, wat de tussendoelen zijn. Vul daarmee de eerste kolom. 3 Bedenk eerst wat je hoort, ziet en verder waarneemt als het resultaat helemaal in orde is. Doe dat voor elk deelonderdeel. Beschrijf dat leerlinggedrag in de ik-vorm zodat het voor leerlin gen herkenbaar is. Vul hiermee de kolom ‘Prima in orde’.

20

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online