De bestuurlijke kaart van de Europese unie 6e druk - Anna van der Vleuten

10.2 • Het Europese landbouwbeleid

Een tweede ontwikkeling maakt de integratie van milieudoelstellingen in het GLB minder vrijblijvend: de koppeling van inkomenssteun aan voorwaarden op het gebied van milieu, voedselveiligheid en dierenwelzijn, de zogenoemde cross compliance. Deze voorwaarden bestaan al sinds de Agenda 2000-hervormingen, maar kregen een steeds prominentere rol binnen het EU-beleid. Zo werd in de GLB-hervorming voor de periode 2014-2021 bepaald dat dertig procent van de inkomenssteun aan boeren alleen zou worden uitbetaald als zij gebruikmaken van milieuvriendelijke methoden. Inkomenssteun aan boeren wordt nu deels ge legitimeerd als een compensatie voor de kosten die zij moeten maken om aan de relatief strikte Europese normen te kunnen voldoen. Met de meest recente hervorming van het GLB in 2021 wil de Europese Com missie de vergroening van inkomenssteun verder versterken door de verschillen de typen milieueisen die door de jaren heen zijn ontstaan te integreren in één set van ‘goede landbouw- en milieucondities’ (GLMC). Uitbetaling van directe inko menssteun is voor honderd procent afhankelijk van het naleven van deze regels. Daarnaast moet de introductie van een ‘eco-regeling’, waar boeren vrijwillig aan mee kunnen doen in ruil voor extra subsidies, tot verdere verduurzaming van de landbouw leiden. Een nieuw ‘resultaatgericht uitvoeringsmodel’ geeft lidstaten ten slotte meer ruimte om door de EU gesubsidieerd beleid te ontwikkelen dat afgestemd is op nationale en regionale behoeften. Hier staat wel tegenover dat de lidstaten niet langer alleen op naleving van regels worden beoordeeld, maar ook op beleidsuitkomsten en prestaties. De gedachte achter deze wijzigingen is dat beleid dat beter afgestemd is op de situatie in verschillende lidstaten ook tot beter milieuresultaat zal leiden. Of het geven van meer ruimte en verantwoor delijkheid aan de lidstaten – ook wel ‘renationalisatie’ genoemd – het gewenste effect zal hebben, moet de toekomst uitwijzen. Lange tijd was de besluitvorming rond het GLB een onderonsje tussen land bouwministers, het DG Landbouw van de Commissie en vertegenwoordigers van boerenorganisaties. Pas sinds het Verdrag van Lissabon mag het Europees Parlement meebeslissen over landbouwbeleid. Dat is nu onderworpen aan de gewone wetgevingsprocedure (zie hoofdstuk 2). Besluiten over landbouw wer den genomen door de Raad van landbouwministers op voorstel van de Com missie. Boerenorganisaties (verenigd in de Europese koepels COPA en COGECA) speelden een grote rol in de beraadslagingen en hadden goede toegang tot zo wel het DG Landbouw als de landbouwministers. Dit betekende dat organisa ties, DG’s en ministeries op het gebied van consumenten- en milieubescherming nauwelijks een stem hadden in het beleid. Dat besluitvorming plaatsvond in een dergelijk ‘gesloten beleidsnetwerk’ verklaart waarom het GLB lange tijd zo moei lijk te veranderen was. De betrokkenen bij de besluitvorming hadden immers belang bij het bestaande beleid.

10.2.5 Wie beslist er over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid?

185

Made with FlippingBook - Online magazine maker