Communiceren is docentenwerk - Walter Geerts & René van Kralingen
Contact maken, leidinggeven en luisteren in het onderwijs
Walter Geerts René van Kralingen
u i t g e v e r ij
c
c o u t i n h o
Communiceren is docentenwerk
www.coutinho.nl/communicerenisdocentenwerk Met de code in dit boek heb je toegang tot je online studiemateriaal. Dit materiaal bestaat uit lessuggesties, powerpointpresentaties bij ieder hoofdstuk, opdrachtkaarten, en commu nicatietips voor online onderwijs.
Om je studiemateriaal te activeren heb je onderstaande code nodig. Ga naar www.coutinho.nl/communicerenisdocentenwerk en volg de instructies.
Bij het recht om te zeggen wat je denkt,
hoort de plicht om te denken over wat je zegt. – Stef Bos
Communiceren is docentenwerk
Contact maken, leidinggeven en luisteren in het onderwijs
Walter Geerts
René van Kralingen
0 bussum 2021 c u i t g e v e r ij c o u t i n h o
© 2021 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden.
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toe stemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor de readerre geling kan men zich wenden tot Stichting UvO (Uitgeversorganisatie voor Onderwijslicen ties, www.stichting-uvo.nl). Voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal in knipselkranten dient men contact op te nemen met Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, www.stichting-pro.nl).
Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl
Omslag: Concreat, Utrecht Foto omslag: © Shutterstock Tekeningen omslag en binnenwerk: René van Kralingen
Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever.
ISBN: 978 90 469 0770 2 NUR: 840
Voorwoord
Met veel plezier leiden we docenten op. Het geeft ons voldoening als we the orie inzichtelijk kunnen maken voor leraren in opleiding. Die theorie levert echter geen vaststaand recept op. Een beginnend docent moet in de lespraktijk vaak handelen en beslissingen nemen zonder dat hij op ervaring of routine kan terugvallen. Communiceren over die beslissingen speelt een belangrijke rol. Communice ren om je leerlingen in de goede stand te krijgen, maar ook communiceren met jezelf en anderen om van je ervaringen te leren. De coronacrisis heeft ons zowel in Vlaanderen als in Nederland laten zien dat ook digitaal communiceren niet vanzelf goed gaat. Communiceren blijft, in alle gevallen, docentenwerk waarbij de kwaliteit van de communicatie invloed heeft op de leerresultaten. Een goede docent communiceert altijd. Enkel dat communiceren maakt een do cent echter nog niet goed; effectief communiceren over de juiste inhoud maakt het verschil. Hoe kan de lerarenopleiding nu bijdragen aan het effectief commu niceren van de leraar in opleiding? Als lerarenopleider weten we dat de theorie alleen niet genoeg is om in de praktijk goed te handelen. Theorie van didactiek helpt je om lessen beter vorm te geven, maar niet per se om aansluiting te vinden bij je doelgroep. Dit boek gaat daarom niet over werkvormen, maar wel over contact maken, leidinggeven en luisteren. Met dit boek willen we laten zien hoe leuk en inspire rend onderwijs kan zijn als je je communicatie op orde hebt.
Walter Geerts & René van Kralingen Voorjaar 2021
Inhoud
Inleiding
13
Deel A Communiceren als docent
17
1
Hoe communiceer ik als docent?
19 20 23 28 31 33 34 37 39 41 43 43 44 45 47 48 49 49 50 51 52 53 54 54 55 55 56 57
1.1 Tien problemen volgens Van Kralingen
1.2 Vijftien tips van Geerts voor je rol als onderwijsgevende
1.3 Zeven tips van Covey voor je rol als teamlid
1.4 Reflectie
2
Wat is de essentie van goed contact? 2.1 Wat zijn de voordelen van contact?
2.1.1 Leren communiceren als iteratief proces
2.1.2 Ondersteunende theorie
2.2 De essentie van erkennen, verwerpen en negeren
2.3 Besef het belang van inzet en invloed 2.3.1 Probeer de inzet te herkennen
2.3.2 Maak je invloed minder zichtbaar
2.4 Reflectie
3
Wat is mijn pedagogische rol? 3.1 Waar gaat pedagogiek over? 3.1.1 Pedagogische opdracht 3.1.2 Pedagogisch klimaat 3.1.3 Pedagogisch onderwijs 3.2.1 Personalisering 3.2.2 Pedagogisering 3.2.3 Psychologisering 3.3.1 Emoties lezen 3.3.2 Afstemmen 3.3.3 Begrenzen 3.3.4 Werk aan discipline 3.3 Stem af en begrens
3.2 Wat doen scholen aan persoonsvorming?
3.4 Bevorder het zelfvertrouwen
57 57 58 59 60 61 62 63
3.4.1 Wees een rolmodel
3.4.2 Werk aan zelfwaardering
3.4.3 Leren toeschrijven
3.5 Stimuleer onafhankelijkheid en creativiteit
3.5.1 Stimuleer het kiezen van doelen 3.5.2 Heb aandacht voor uniciteit
3.6 Reflectie
Deel B In gesprek met de leerling
65
4 Hoe knoop ik kleine gesprekjes aan met leerlingen?
67 68 70 71 72 74 75 78 81 82 84 84 85 86 86 87 89 90 91 93 95 95 96 97 99
4.1 Wanneer voel jij je op je gemak op school?
4.2 Assertief reageren op leerlingen
4.2.1 Afwijzing 4.2.2 Assertiviteit
4.3 Proactief contact maken
4.4 Wanneer ontstaan natuurlijke gesprekken?
4.5 Reflectie
5
Wat als het gesprek niet loopt?
5.1 Gesprekken met verschillende typen leerlingen 5.2 De omgeving waarin je leert communiceren
5.2.1 Het milieu en onze woordenschat
5.2.2 Autoritaire gezinnen waarin er één het woord voert 5.2.3 Gezinnen waarin iedereen zijn eigen gang gaat
5.3 In gesprek met introverte persoonlijkheden
5.3.1 Stille gesprekken
5.4 Gespreksniveaus en gespreksinterventies
5.4.1 Vier gespreksniveaus 5.4.2 Tien gespreksinterventies
5.5 Reflectie
6
Hoe voer ik gesprekken die leerlingen motiveren?
6.1 Motivatie
6.1.1 Hoe ontstaat motivatie?
6.1.2 Onzichtbare doelen bespreken 6.1.3 Een stimulerende omgeving
6.2 Het gebruik van motivatieondersteunende taal
101
6.3 Breng drijfveren in kaart 6.4 In gesprek over ambivalentie
102 103 105
6.5 Reflectie
Deel C Communiceren als coach
107
7
Hoe voer ik coachende gesprekken?
109 110 110 111 112 113 115 115 116 117 117 119 120 121 122 125 126 126 127 127 128 129 129 130 131 132 133 133 134 135 136
7.1 Wat is coachen?
7.1.1 Coachen en boodschappen doen 7.1.2 Welk gesprek voer je als theoriedocent?
7.1.3 Voordat je begint met coachen
7.1.4 Communiceren tijdens zelfstandig werken
7.2 Vaardigheden als coach
7.2.1 Goed luisteren 7.2.2 Vragen stellen 7.2.3 Analyseren
7.3 Wat voor soort coach ben jij?
7.3.1 Tips
7.4 Vragend sturen op zelfsturing
7.5 Het GROW-model
7.6 Reflectie
8
Wat als de klas complex is?
8.1 Hoe ga je om met heterogene klassen? 8.1.1 Zelf onderdeel van de klas zijn 8.1.2 Leerlingen wisselen van plaats
8.1.3 Vertellen aan elkaar
8.1.4 Terugkerende gesprekken
8.1.5 Op zoek gaan naar iets gemeenschappelijks
8.2 Contact maken met subculturen
8.2.1 Subtiele wereldwijsheid 8.2.2 Eigen identiteit(en)
8.3 Nadenken over diversiteit
8.3.1 Wees je bewust van stereotyperen 8.3.2 Gesprekken over de toekomst 8.3.3 Taken die diverse kwaliteiten aanspreken
8.4 Conflictgesprekken met klassen
8.5 Reflectie
9 Hoe voer ik gesprekken rondom stages en projecten?
139 140 140 141 145 146 148 150
9.1 Bpv-gesprekken over stages
9.1.1 Startgesprekken 9.1.2 Vervolggesprekken
9.2 Gesprekken met projectgroepen 9.3 Werken vanuit rollen en taken
9.4 Feedback geven
9.5 Reflectie
Deel D In gesprek met de omgeving
153
10 Ik kom als stagiair de school binnen, en dan?
155 156 156 157 158 158 159 161 161 163 166 169 171 172 172 173 174 176 177 178 178 180 181 182
10.1 Jezelf voorstellen
10.1.1 Jezelf voorstellen aan collega’s 10.1.2 Jezelf voorstellen aan de klas
10.2 Voortgangsgesprekken
10.2.1 Spontane voortgangsgesprekken 10.2.2 Formele voortgangsgesprekken
10.3 Meelopen
10.4 Interactiepatronen volgens Leary
10.4.1 Observeerbare interacties in de schoolpraktijk
10.5 Rondlopen met vooroordelen
10.6 Reflectie
11 Hoe ga ik als mentor in gesprek met collega’s?
11.1 Verschillende typen collega’s 11.1.1 De eigenzinnige collega 11.1.2 De afschuivende collega 11.1.3 De te betrokken collega 11.1.4 De begrenzende collega 11.1.5 De innemende collega 11.2 De eigen regie als mentor
11.3 De collegiale vraag van Chantal de Jong
11.4 Gesprekken op het niveau van de school, de klas of de leerling
11.5 Verwachtingen
11.6 Reflectie
12 Wat als de ouders tegenover mij zitten? 12.1 Vier vormen van ouderbetrokkenheid
185 186 187 188 188 189 190 192 194 195 197 199 200 200 201 202 202 202 203 203 206 206 206 208 210 213 217 222 223
12.1.1 Democratische ouders 12.1.2 Autoritaire ouders 12.1.3 Toegeeflijke ouders 12.1.4 Onverschillige ouders
12.2 Te betrokken ouders
12.3 Loyaliteit
12.3.1 Loyaliteitsconflicten op school voorkomen
12.4 Opbouw van een oudergesprek
12.5 Reflectie
13 Hoe voer ik gesprekken met mezelf?
13.1 Hoe geef je vervelende ervaringen een plek?
13.1.1 Spoor denkfouten op
13.1.2 Verwerp irrationele gedachten
13.1.3 Pas herlabelen toe
13.1.4 Maak gebruik van afleiden 13.1.5 Benut de re-attributietechniek
13.1.6 Imaginair oefenen
13.2 Perfectionisme dat je parten speelt 13.3 In gesprek met je diepere lagen
13.3.1 Kernreflectie
13.3.2 Afpellend op zoek naar verklaringen
13.3.3 Waar komt gemak of weerstand bij jezelf vandaan?
13.4 Reflectie
Literatuur
Register
Dankwoord
Over de auteurs
Inleiding
Waarom is communiceren docentenwerk? Echt aansluiten bij je doelgroep gaat niet alleen over de inzet van activerende werkvormen, maar ook over je communicatie daarover. Die communicatie ver loopt niet altijd vanzelf als je nog niet zo lang voor de klas staat. Effectiever com municeren kun je echter leren. Dit leerproces is, net als elk ander leerproces, een iteratief proces. Iterativiteit geeft aan dat elk gedrag het gevolg is van ervaringen met datzelfde soort gedrag op een eerder moment. De leraar in opleiding maakt gebruik van communicatieve vaardigheden die hij eerder ontwikkelde, omdat hij leidinggaf aan de zondagsschool, een rockband of een voetbalteam. Communice ren is een leerproces. Een leerproces dat bestaat uit een eindeloze aaneenschake ling van communicatieve situaties waarin geleerd wordt om geleidelijk effectiever te communiceren. Kenmerkend is dat: 2 je leert van eerdere ervaringen om iets de volgende keer anders aan te pakken. Er is sprake van transitie, oftewel een overgangstoestand waarin jij je als lerend systeem ‘herorganiseert’; ; het leren niet-lineair verloopt. Leren gaat gepaard met sprongetjes. Je snapt niet alles stap voor stap, maar plotseling kan er een lampje gaan branden; 2 een leraar in opleiding niet één ‘niveau’ van functioneren kent, maar een ‘bandbreedte’. De ene dag communiceer je beter dan de andere dag; 1 de betreffende communicatieve vaardigheden contextgevoelig zijn. De con text heeft dus invloed: bij klas 2 vmbo doe je het misschien beter dan bij klas 2 havo. Vanwege dit iteratieve karakter zijn we van mening dat er op de lerarenopleiding voldoende aandacht besteed moet worden aan communicatie. Contact maken, leidinggeven en luisteren zijn immers essentiële vaardigheden voor een leraar in opleiding. In vier delen bespreken we je communicatie als docent en je rol als gesprekspartner van leerlingen, collega’s, ouders en jezelf.
Leeswijzer Deel A Communiceren als docent
Dagelijks communiceer je als docent. Actie – reactie, daar draait het om. In hoofdstuk 1 gaan we in op de wijze waarop jij als docent kunt communiceren.
13
Communiceren is docentenwerk
Het model docent in contact levert een serie aanwijzingen op voor je communicatie in de klas. Voor communicatie buiten de klas geven we tips bij de zeven aanwijzingen van Covey. In hoofdstuk 2, over leren communiceren als een iteratief proces, komt het verschil tussen erkennen, verwerpen en nege ren aan de orde. Om je invloed groter te maken moet je over je aanwijzingen juist niet te nadrukkelijk communiceren. In hoofdstuk 3 staat de pedagogische communicatie centraal, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen perso nalisering, pedagogisering en psychologisering. Om bij te dragen aan de per soonsvorming van leerlingen is het van belang om af te stemmen, te begrenzen, zelfvertrouwen te bevorderen en zowel onafhankelijkheid als creativiteit te sti muleren bij je leerlingen. Dat vraagt wat van je communicatie. Deel B In gesprek met de leerling Als docent heb je bij uitstek met leerlingen te maken. In hoofdstuk 4 bespreken we hoe je kleine gesprekjes aanknoopt met leerlingen. Daarbij helpt het als jij je op je gemak voelt, maar je moet ook assertief kunnen reageren om proactief con tact te maken. Hoofdstuk 5 is gewijd aan verschillende typen leerlingen. Daar naast komen de rol van de omgeving en de gespreksniveaus en -interventies die je kunt inzetten bij gesprekken met introverte leerlingen aan de orde. In hoofdstuk 6 worden praktische handvatten gegeven voor het voeren van motiverende ge sprekken zoals motiverend taalgebruik, drijfveren achterhalen en ambivalentie benutten. Deel C Communiceren als coach Je rol als coach is onlosmakelijk verbonden met de manier waarop je communi ceert. In hoofdstuk 7 bespreken we de gespreksvaardigheden van een coach en de wijze waarop je in je communicatie gestalte kunt geven aan het GROW-mo del. In hoofdstuk 8 worden thema’s besproken die gerelateerd zijn aan complexe klassen: heterogeniteit, subculturen en diversiteit in groepen. In hoofdstuk 9 staat de vraag centraal hoe je gesprekken kunt voeren rondom projecten en sta ges. Ook gaan we in op welke rollen daarbij ingevuld kunnen worden en hoe je effectief feedback kunt geven. Deel D In gesprek met de omgeving Een docent heeft het niet altijd makkelijk. Dat zul je soms ook ervaren als je als stagiair de school binnenstapt. Hoofdstuk 10 biedt het gereedschap om kritisch te kijken naar je eigen manier van reageren aan de hand van de Roos van Leary. In hoofdstuk 11 ontmoet je als mentor verschillende typen collega's, waarbij jij de regie moet houden in de communicatie. In hoofdstuk 12 sta je oog in oog met ouders die ieder op hun eigen wijze betrokkenheid tonen. Tot slot gaat hoofdstuk
14
Inleiding
13 in op de wijze waarop je een gesprek met jezelf kunt voeren. Hoe je vervelende ervaringen een plek kunt geven, wat te doen als perfectie je parten speelt en hoe je in gesprek kunt gaan met je diepere lagen. Communiceren blijft docentenwerk. De casussen in het boek en de reflectievragen aan het eind van ieder hoofdstuk zijn opgenomen om je leerproces te ondersteunen. Tot slot hopen we dat de illustraties bijdragen aan een beter begrip van de tekst. Online studiemateriaal Op www.coutinho.nl/communicerenisdocentenwerk vind je het online stu diemateriaal bij dit boek. Dit materiaal bestaat uit: 2 lessuggesties; 2 powerpointpresentaties bij ieder hoofdstuk; ; opdrachtkaarten; 1 communicatietips voor online onderwijs. Op de website van dit boek zijn voor de lerarenopleider lesideeën opgenomen en voor de studenten verwerkingsopdrachten die beide je leerproces kunnen ondersteunen. In het boek wordt gebruikgemaakt van een pictogram om naar het materiaal op de website te verwijzen.
15
Deel A Communiceren als docent
18
1
Hoe communiceer ik als docent?
Het gebeurt. Niet pal voor je neus, maar je staat er wel middenin. ‘Onderwijs is elke dag anders’: het klonk zo mooi op de open dag voor de lerarenopleiding. Daar sta je dan, op je eerste lesdag als docent. Kom je om te observeren of ga je gelijk al voor de groep? Waarom luistert die leerling niet naar mij? Wanneer grijp ik in of juist niet? Hoe geef ik een betere les? Al deze vragen maken het lesgeven boeiender. Maar ze laten ook zien dat het leraarschap een dynamisch en confronterend beroep is. Het zijn vragen om van te leren, om te groeien in je rol als docent voor de klas. Door vragen te stellen zul je ontdekken dat elke groep zijn eigen dynamiek heeft, geen groep is hetzelfde. Die wetenschap helpt je om steeds beter te leren communiceren met verschil lende klassen. Je kunt echter geen docent zijn – of docent worden – zonder lid te zijn van een team. Als leraar ben je onlosmakelijk verbonden met een team van leraren. Ook daarin moet je je weg vinden. De eerste keer de docentenkamer betreden als leraar in opleiding is een nieuwe ervaring. Wat vroeger een heilig bolwerk was, blijkt nu een groep pratende collega’s. Eén ding staat vast: aansluiting kun je alleen vinden door je mond open te doen – maar het maakt nogal wat uit hoe je invulling geeft aan je communicatie. In dit hoofdstuk bespreken we daarom: 2 met wie communiceer je als docent en wat kan er dan verkeerd lopen; ? communicatietips van Geerts voor docentengedrag tijdens de les; E E hoe je als teamlid een gesprek kunt voeren over de zeven tips van Covey. Mijn eerste stage Mijn les is net afgelopen. De klas lijkt nog te dampen, maar alle leerlingen hebben het lokaal verlaten. De stilte keert terug, alleen mijn coach zit nog achter in de klas. Tijdens de les was het zelden echt stil. Er zijn veel dingen die beter kunnen. Toch weet ik zeker dat het een prettig gesprek gaat worden tussen mij en mijn coach. Hoe ik dat weet? Nou gewoon, ik heb goed contact met mijn coach. Maar met de andere collega’s is het nog wennen.
19
1 • Hoe communiceer ik als docent?
Wanneer ben je een goede leraar? Volgens research van Kreulen (2005) in Trouw is een goede docent een beetje gek. Surma et al. (2019) stellen echter dat gron dige vakkennis, laten we het expertise noemen, cruciaal is voor het geven van goed onderwijs. Volgens Hattie (2012) is grondige vakkennis zelfs een belangrijk kenmerk waarmee een leraar met expertise zich onderscheidt van de ervaren le raar. Om zich te verbeteren als leraar moet de beginnende leraar in staat zijn om het gesprek met zichzelf aan te gaan (Achterberg & Koster, 1999). Dat vraagt wat van je communicatie. Ook in het lesgeven zelf staat de communicatie centraal. Bij het invullen van een lesformulier kun je hulptroepen inschakelen, maar een goede uitvoering in de praktijk is afhankelijk van je communicatie tijdens de les. Palmer (2005) stelt dan ook dat leraren hun innerlijke stem moeten volgen, en een autoriteit moeten ontwikkelen om zich staande te houden in het krachten veld van zowel de klas als hun eigen leven.
OM ZICH TE VERBETEREN ALS LERAAR MOET DE BEGINNENDE LERAAR IN STAAT ZIJN OM HET GESPREK MET ZICHZELF AAN TE GAAN
Goed communiceren leer je pas in de praktijk, zegt men vaak. Het is de vraag of dat zo is. Alleen meedraaien in de school is niet genoeg om beter te gaan com municeren. Eerst droogzwemmen met theorie en dan pas het diepe in is echter ook niet de ideale route. Adviezen over communicatie zijn pas goed als ze werken in jouw praktijk. De theorie in dit boek kan je wel helpen om bepaalde situaties in de praktijk eerder te herkennen. Daarom vormen zowel je lerarenopleiding als je ervaringen in de praktijk de basis voor beter communiceren. In de praktijk communiceer je niet alleen met leerlingen maar ook met je stagebegeleider, collega’s, ouders, deskundigen zoals orthopedagogen, interne begeleiders en andere belangheb benden binnen en buiten de school. Tien problemen volgens Van Kralingen Een goede leraar maakt het verschil. Uit onderzoek blijkt dat pubers in het voortgezet onderwijs beter gaan presteren als ze een goede relatie hebben met hun docent (Roorda, 2012). Het is echter nog niet zo makkelijk om een goede relatie met je leerlingen op te bouwen.
1 . 1
20
1.1 • Tien problemen volgens Van Kralingen
Als lerarenopleider komen we veel op scholen. Daar zien we vaak de volgende pa tronen steeds weer terugkomen, maar in verschillende situaties. Sommige leraren in opleiding hebben al een oplossing in huis, andere zijn nog bezig om het patroon te herkennen (dat patroon herkennen is overigens het begin van de oplossing). 1 In zichzelf gekeerd Er zijn leerlingen met wie je maar moeilijk contact kunt maken. Dat begint al ’s morgens. In de gang op weg naar je lokaal zeg je leerlingen gedag. Sommi ge leerlingen wensen je ook goedemorgen, maar andere leerlingen reageren niet. Ze staan voor het lokaal en bekijken de laatste berichten op hun smart phone. Ze groeten je niet terug. Jij investeert in de relatie met de groep. Hun kan het niet schelen. Ook al is jouw begroeting eenzijdig, leerlingen horen je wel. Ook al is het niet leuk dat bepaalde leerlingen niets terugzeggen, jij begroet ze vanuit de inten tie om ze te leren wat groeten is. Ook al maak je geen of moeizaam contact met ze, deze leerlingen zien en horen jou groeten. Zo leren zij wat fatsoenlijk gedrag is. Wat hoort erbij als je elkaar ontmoet? 2 Te veel contact Met een leerling die constant aandacht vraagt, heb je contact. Dat lijkt een goede zaak, maar dit contact gaat soms ongemerkt over in claimgedrag. Een claimende leerling is dermate vaak aan het woord dat hij anderen overstemt. In de groep is hij dominant aanwezig. Als je een vraag stelt, geeft hij direct antwoord. Als een medeleerling spreekt, haakt hij erop in. Te veel contact met zo’n leerling zorgt ervoor dat de rest van de leerlingen afhaakt. Het wordt een onderonsje tussen jou en de leerling. En dat is niet wat je wilt. Je bent ver antwoordelijk voor alle leerlingen. Iedereen wil je horen. En iedereen moet de kans krijgen zich uit te spreken in een les. 3 Na de les in gesprek Er zijn leerlingen die alleen na de les met jou in gesprek gaan. Ze hebben behoefte aan een persoonlijk gesprekje; een informeel babbeltje. Soms zijn dit leerlingen die in de les nauwelijks aan het gesprek meedoen; na de les moeten ze toch iets kwijt. Als docent komt dit gesprekje jou niet altijd uit. Je bent moe, je denkt nog na over de afgelopen les en moet de volgende les in. Het gesprekje na de les kan je ook irriteren. Waarom spreken deze leerlingen je niet spontaan tijdens de les aan?
21
1 • Hoe communiceer ik als docent?
4 Niet in je lesthema komen Het kan voorkomen dat leerlingen het lokaal binnenlopen en zo gefixeerd reageren op iets wat gebeurd is, dat je als docent niet in beeld komt. Er was een ongeluk, een ruzie, een vechtpartij of een openbaarvervoerstoring. Ja, dan komen leerlingen met een vol hoofd binnen. Als docent kun je op zo’n moment niet starten met je les over scheikundige verbindingen of de wet van Ohm. Leerlingen krijgen de toestand niet uit hun hoofd. En jij moet daar iets mee: als je doorgaat, verlies je leerlingen in je uitleg. 5 Te amicaal in gesprek Leerlingen in de bovenbouw kunnen je les soms volledig vast laten lopen door ineens te vragen of je hetero- of homoseksueel bent. Of je een mooie vrouw of man hebt. Of je één keer per week seks hebt of drie keer per dag. Deze amicale leerlingen proberen het lesthema te blokkeren en in een grap pige sfeer een ander gesprek aan te knopen. Je kunt rigide reageren en zeggen dat je verder wilt met de lesthema’s. Je kunt ook aangeven dat je op deze intie me vragen ingaat als zij eerst aan de opdrachten hebben gewerkt. Het is aan jou hoe open je bent over je persoonlijke leven. 6 Grof taalgebruik Leerlingen die grove taal gebruiken, kunnen je enorm afstoten. Je moet je echter realiseren dat bepaalde jongeren nu eenmaal een andere taal gebrui ken. El Hadioui (2011) spreekt over straattaal . Die straattaal beperkt zich niet tot de grote steden; ook subgroepen in dorpen uit dunbevolkte streken gebruiken een eigen taal. Die taal komt de klas in, en jij luistert daarnaar. Vrouwen worden bitches, sletjes of kech genoemd. Jongens vinden elkaar sick, en noemen elkaar gast of broer. Die taal gebruiken leerlingen als je met ze in gesprek gaat. En dat kan afkeer bij je opwekken. Een ander aspect is dat sommige leerlingen je niet laten uitspreken. Ze vallen je constant in de rede. In gesprekken kun je het gevoel krijgen op een andere golflengte te zitten dan zij. Het is logisch dat je daarvan schrikt en dit moet je ook niet normaal gaan vinden. 7 Bijna niet in gesprek komen Het komt altijd voor, leerlingen die in een klas nauwelijks iets zeggen. Ze vol gen je les, kijken je aan en reageren op je vragen – maar afgepast en minimaal. In lessen krijg jij het gevoel dat ze je eigenlijk niet willen spreken. Of ze verle gen zijn, een ochtendhumeur hebben of een introverte persoonlijkheid heb ben, kun je lastig vaststellen. Duidelijk is dat het jou energie kost. Je moet het antwoord eruit trekken. Als je deze leerlingen een beurt geeft, krijg je een kort
22
1.2 • Vijftien tips van Geerts voor je rol als onderwijsgevende
antwoord. Als je doorvraagt, reageert dit type niet-pratende leerling nog steeds ingetogen. Hier passen begrip, geduld en communicatieve vaardigheden.
8 Altijd in gesprek Er zijn klassen die het liefst het hele lesuur of blokuur met jou in gesprek zijn. Gewoon, omdat ze van kletsen houden. Het zijn klassen met leerlingen die met jou zonder gêne babbelen, maar ook elkaar joviaal benaderen. De klas lijkt op een gezellige kroeg: iedereen geeft elkaar een rondje, en drinkt druk kletsend verder. Zo lijkt het. Als docent kun je gevoelig zijn voor een babbelklas. Gezellig en open voer je gesprekken. Toch moet je ook in dit soort groepen grenzen stellen. Leer lingen moeten leren dat er soms één praat, en anderen luisteren. Leerlingen moeten ook leren dat er iets geleverd moet worden: het lezen van een tekst, een gemaakte oefening of een leerprestatie. 9 Jij praat te veel Het overkomt de beste docenten. Je bent te veel aan het woord in de les. Vanaf de start tot het eind van de les spreek je het ene na het andere onderwerp door. Leerlingen zeggen steeds minder, als jij spreekt. En vooral als je veel eenzijdige gesprekken voert: ze krijgen het gevoel dat zij moeten luisteren, en dat de les geen tweezijdig gesprek is. Hoe komt het dat je zelf overmatig veel aan het woord bent? Dat kan de stugheid van de groep zijn. Of je eigen passie: je wilt te veel doornemen, en je realiseert je niet dat leerlingen door jou suf gepraat zijn. 10 Eenzijdige onderwerpen In bepaalde klassen kun je best een leuk gesprek voeren – maar dat gesprek gaat steeds over ‘seks, blowen en uitgaan’. Elke les weer word je uitgedaagd om daarover in gesprek te gaan. Als je er grappig op ingegaan bent in de eerste lessen, weten leerlingen dat jij dit ook een leuk thema vindt. Maar als blijkt dat je andere interesses hebt en niet meer met leerlingen over deze onderwerpen in gesprek wilt, is dat soms lastig duidelijk te maken. Dit gedrag van leerlingen zul je consequent moeten afwijzen, als je van die eenzijdigheid af wilt. Vijftien tips van Geerts voor je rol als onderwijsgevende Wat deze tien situaties gemeen hebben, is dat contact met leerlingen niet zomaar ontstaat. Leerlingen zijn daar echter wel toe in staat: ze zien immers in hun om geving dat hun ouders relaties onderhouden met familieleden, buren, leraren, ouders van vrienden van school (Diekstra & Van Hintum, 2010). Als docent
1 . 2
23
1 • Hoe communiceer ik als docent?
is het de kunst om de communicatieve vaardigheden van je leerlingen goed te benutten. Daadwerkelijk contact opbouwen kan alleen als je de regie in de klas naar je toe trekt om een goed werkklimaat te realiseren. In deze paragraaf bespreken we in vogelvlucht een aantal aspecten die uitstralen dat jij als docent de regie hebt. Die uitstraling is van belang, want leerlingen zijn specialisten in lichaamstaal. Ze kunnen feilloos aanvoelen of je echt meent wat je zegt. Onderzoekers hebben de non-verbale houding van leraren bestudeerd. Pas send non-verbaal gedrag wekt bij leerlingen de indruk dat de docent alles on der controle heeft en ze gedragen zich dan spontaan en gedisciplineerder. Oog contact met leerlingen is essentieel, volgens deze onderzoekers. Te vaak op je monitor, boek of presentatiescherm kijken, zorgt ervoor dat leerlingen afhaken. Spreek je leerlingen goed verstaanbaar aan en varieer je houding; dit heeft een gunstig effect op hen (Van den Broeck, 2015). Als docent bekleed je bovendien verschillende rollen: gastheer, presentator, didacticus, pedagoog, afsluiter, coach (Slooter, 2018). Hun rolbeschrijvingen kun nen je meer inzicht geven in het gedrag van een docent, maar besef wel dat deze rollen in de dagelijkse lespraktijk samenvallen tot een bijna onontwarbaar geheel. Zeker in het begin van je loopbaan is het de kunst om oogcontact te hebben en de regie te behouden in de klas. Goed klassenmanagement kan dan van pas komen, maar soms zijn de aanwijzingen te talrijk voor de beginnende docent. Als auteurs hanteren we daarom in onze eigen lespraktijk op de lerarenopleiding ‘het spiekbriefje van Geerts’: docent in contact. Dit model legt de basis voor een prettig werkklimaat. Dat prettige leerklimaat – met de nodige rust, reinheid en regelmaat – is immers een basisvoorwaarde om in een klas vol met leerlingen te kunnen bouwen aan het leggen van echt contact. DOCENT IN CONTACT D eur als eerste mogelijkheid tot contact
O pen, ontspannen houding C entrale plek in het lokaal E nthousiasme zichtbaar in een glimlach
N amen van leerlingen kennen T ijdbewaking gedurende je les
I nteresse tonen N adoen door te spiegelen
24
1.2 • Vijftien tips van Geerts voor je rol als onderwijsgevende
C ontact maken O ogcontact hebben N on-verbale communicatie T oegankelijkheid tonen A andacht geven C omplimenten geven T oezicht
2 De deur , met de D van de eerste letter van docent in contact, is je eerste steunpilaar bij het maken van contact. Het eerste contact met je leerlingen begint immers bij de deur. Als gastheer kun je ze daar welkom heten. Dat wil niet zeggen dat er bij de deur tijd is voor complete levensverhalen; beperk je tot een welkomstgroet en het benoemen van het gewenste gedrag. 1 De eerste O is van open, ontspannen houding . Een open en ontspannen li chaamshouding verricht wonderen. Besef dat jij in het theater van de klas de rol van hoofdpersoon bekleedt. De leerlingen zitten op de eerste rij: ze kijken naar docenten. Durf bekeken te worden. Het helpt als je je les goed hebt voorbereid; in de uitvoering kun je dan makkelijker een zelfverzekerde houding aannemen, dan ga je je vanzelf zekerder voelen. Overdrijf dit echter niet door te nonchalant gedrag te laten zien. ? De eerste C staat voor centrale plek in het lokaal . Jouw positie in de ruimte bepaalt mede hoe je bij de leerling overkomt. Als beginnend docent kan het verstandig zijn om je instructie staand te geven. Het staan draagt zo bij aan je status als leider van de groep. Uiteraard kun je ook lessen zittend geven. Dan kom je minder dominant over, maar dat is ook niet nodig als je al een goede relatie met de klas hebt opgebouwd. Behalve de positie in de ruimte is de afstand tot een individuele leerling van belang. Als je te dichtbij komt, dan kom je in de persoonlijke ruimte van de ander. 7 Enthousiasme , met een E, kun je zichtbaar maken in een glimlach. Dit is je belangrijkste gereedschap om vriendelijkheid uit te stralen. Als je samen met vrienden bent is dat makkelijk genoeg, maar in een stage of tijdens het werk moet je daar soms bewust aan werken. Een kleine glimlach maakt een wereld van verschil. Dat heeft niet alleen een positief effect op je leerlingen, zelf ga je je ook vrolijker voelen. E E De eerste N is van namen van leerlingen . Niemand is graag een nobody, daar om is het leren van namen essentieel. Dat leren is misschien makkelijker dan je denkt: beheersing begint met oefenen en gebruiken. Een plattegrond of smoelenboek kan van pas komen. Je moet er moeite voor doen, maar de rente op het investeren in namen is nog steeds niet in geld uit te drukken.
25
1 • Hoe communiceer ik als docent?
E E De eerste T staat voor tijdbewaking . Leerlingen vinden het erg vervelend als een docent zijn les niet heeft afgerond wanneer de bel voor de pauze al klinkt. Misschien is het nog vervelender als je halverwege de les al klaar bent. De rest van de les is dan namelijk geen vrije tijd, maar voelt eerder als ophok plicht. Tijdbewaking is hier de sleutel tot succes. 7 De I staat voor interesse tonen, gericht zijn op de ander. Dat betekent dat je tijdens het lesgeven niet alleen met het afdraaien van je les bezig bent, maar ook moet kijken naar de activiteit van een leerling en naar de leerling zelf. Oprechte interesse in de leerling waarbij je signaleert hoe het met hem gaat. Dat begint al met de vraag of hij de leerstof snapt, een eigen voorbeeld kan geven of nog vragen heeft. 2 De tweede N is van nadoen door te spiegelen . Spiegelen is het overnemen van bewegingen, stem en mimiek van de ander. Zo kun je je beter inleven in de ander (Konig, 2001). Veel docenten zijn zich hiervan niet bewust. In hun privéleven spiegelen ze echter al automatisch. Spiegelen gaat makkelijker met personen met wie je je emotioneel verbonden voelt. Door te spiegelen voelt de ander zich beter op zijn gemak. Ook in de klas wordt er gespiegeld: als jij zachtjes gaat spreken zullen de leerlingen dit meestal als vanzelf over nemen. Bij ongewenst gedrag van de klas kun je het spiegelen echter beter achterwege laten. In een conflictsituatie ga je niet terugschelden, maar juist evenwichtig en rustig reageren. 1 De tweede C is van contact maken . Voor of tijdens de les zijn er talloze mo menten waarop je gelegenheid hebt om de leerling aan te spreken. Maak daar gebruik van. Daar mag je ook lestijd voor gebruiken. Je kunt opdrach ten voor je vak benutten om meer informatie te krijgen over hun leefwereld, ambities en idealen. Dat begint al met de vraag of een leerling een nieuwe telefoon heeft. Of denk aan gerichte activiteiten om contact te maken zoals een kennismakingsbingo. ? De tweede O van oogcontact spreekt voor zich. Zonder oogcontact kun je pri ma met elkaar telefoneren, maar als je in dezelfde ruimte bent heb je oogcon tact nodig om goed te communiceren. Oogcontact laat zien dat je geïnteres seerd bent in de ander. Naar elkaar kijken is iets anders dan elkaar constant direct in de ogen kijken. Een groot deel van de tijd zul je naar de ogen van de ander kijken als deze niet naar jou kijkt. De luisteraar kijkt vaker dan de spreker. Kijken helpt om elkaars gevoelens te peilen. 7 De derde N staat voor non-verbale communicatie . Je lichaam vertelt meer dan woorden wat je van de ander vindt en of je het goede voorhebt met de ander (Boves & Van Dijk, 2011). Het beste aanmoedigende signaal geef je door een open houding aan te nemen. En schuin voor de leerling te gaan zitten: je geeft dan de leerling de ruimte om zijn verhaal te doen. Door non-verbaal
26
1.2 • Vijftien tips van Geerts voor je rol als onderwijsgevende
duidelijk te maken dat je aan het luisteren bent, moedig je de leerling aan om te vertellen wat hij op zijn lever heeft. Aanmoedigende signalen versterken gewenst gedrag, ongewenst gedrag kun je ontmoedigen door bijvoorbeeld een wenkbrauw op te trekken. 1 De tweede T is van toegankelijk . Eerst relatie, dan prestatie. Om een relatie op te bouwen moet je echter wel toegankelijk zijn. Dat kan in de vorm van aanraken. Aanraken zit in de taboesfeer. Er is alle reden om hier voorzichtig mee om te gaan, maar gelukkig voelen de meeste mensen aan of ze iemand mogen aanraken of niet. Toegankelijk zijn wordt echter voor een groter deel bepaald door je gezichtsuitdrukking, je luisterend oor en de tijd die je weet vrij te maken voor een kort gesprekje op het moment dat een leerling daar behoefte aan heeft. 2 De A staat voor aandacht die je leerlingen geeft, waar dan ook in het lokaal. Dat vraagt om een schikking en juiste positie van tafels. Je bent de gastheer van je eigen lokaal, en als goed gastheer bezoek je alle tafels. Zo maak je duidelijk dat het jouw lokaal is, met jouw waarden en normen. Probleemleer lingen kiezen nooit zelf voor een plek achter in het lokaal, die plaatsen zijn voorbehouden aan de uitdagende leerlingen. Als didacticus is het daarom een goed idee om tijdens je hulpronde systematisch alle hoeken te bezoeken. Het heeft ook voordelen om deze leerlingen juist niet te verplaatsen, dan weet je ze namelijk te vinden. E E De derde C is van complimenten geven . Complimenten vormen de smeerolie bij het opbouwen van contact. Met complimenten gaat alles beter. Geef bij voorbeeld een compliment als leerlingen doen wat jij vraagt. ‘Wat fijn dat jul lie allemaal gaan zitten en je boek op tafel hebben gelegd.’ Dit is niet gezocht, maar echt op zijn plaats. Je kunt ook denken aan individuele complimenten: ‘Wat een mooie sweater, is die nieuw?’ Tel eens hoeveel complimenten je maakt in een les en beloon jezelf de volgende les als je dit aantal weet te over treffen (Geerts, Van Balen & Postma, 2014). 2 De derde T is van toezicht . Het is niet alleen belangrijk dat je ziet wat leer lingen doen, het is ook essentieel dat je laat merken dat je dat ziet (Kounin, 1977). Bij positief gedrag past een glimlach, een duim omhoog of een kort compliment. Bij negatief gedrag kun je de betreffende leerling aankijken, een kleine pauze laten vallen of zijn naam noemen. Deze acties leggen niet je les stil, maar maken wel duidelijk dat je gezien hebt wat er in de klas speelt.
27
Made with FlippingBook - Online catalogs