Professionalisering van sociaal werk - Van Pelt
2.2 | De globale definitie als verbindend kader
(kleine) groepen en gemeenschappen, maar worden ook gedreven door een oriëntatie om structurele omstandigheden die bijdragen aan marginalisering, sociale uitsluiting en onderdrukking te agenderen en te veranderen. Sociaal werk staat dus ook voor sociale verandering en is daarmee zelfs nauw verweven, zowel in proactieve als meer reactieve zin. Dat zien we op verschillende momenten terug in de geschiedenis van het sociaal werk. Historische excursie I Historici en sociologen hebben zichtbaar gemaakt hoe het sociaal werk zich ont wikkelde als respons op diepe maatschappelijke veranderingen die zich in de negentiende eeuw in Europa voltrokken (De Swaan, 2004; Waaldijk, 1996). De industrialisering bracht in het Europa van de negentiende eeuw ingrijpende sociale veranderingen met zich mee, zoals de opkomst van fabrieksarbeid en een scheiding tussen wonen, werken en gezinsleven, maar ook grote armoede, die zich vaak con centreerde in de grote steden. In de fabrieken waren de arbeidsomstandigheden slecht, met lange werkdagen en gevaarlijk, ongezond werk tegen lage lonen. Een deel van de elite trok zich de miserabele omstandigheden van arbeiders aan. Deze groep mensen organiseerde materiële steun en ging zich met de sociale problemen van de arbeidersklasse bezighouden. Verschillende kapitaalkrachtige burgers richt ten bijvoorbeeld verenigingen op voor betere woningen (de latere woningcorpora ties). Een belangrijke ontwikkeling in de geschiedenis van het moderne sociaal werk in Nederland en België waren de oprichting van de eerste school voor maatschap pelijk werk in Amsterdam in 1899 (de Opleidingsinrichting voor Socialen Arbeid) en de introductie van de eerste opleidingen voor maatschappelijk werk in Brussel in 1920. Alhoewel het bevoogdende gezicht van sociaal werk later uitgebreid gedo cumenteerd is (De Regt, 1984), zien we meer dan honderd jaar geleden al sporen van een oriëntatie op sociale rechtvaardigheid, mensenrechten en solidariteit. Een passage van Marie Muller-Lulofs uit 1916 in het voorwoord van het klassieke werk Van mensch tot mensch illustreert dat mooi: Iedere armenzorg, die niet doordringt tot de diepste bronnen, waaraan armoede ontwelt, en de kern van ’t wezen der armoede onaangevochten laat voortbestaan; iedere armenzorg, die slechts lenigend en niet tevens voorbehoedend werk praesteert, d.w.z. niet is aan te treffen in de voorste gelederen van hen, die daadwerkelijk deelnemen aan den arbeid der sociale hervorming: aan verbetering der volkshuisvesting, bestrijding der tubercu lose, beteugeling van het drankmisbruik, bevordering van ’t vakverenigings leven, verhooging van ’t peil van ons volksonderwijs, bestrijding van den woeker, opleiding van huisvrouwen en moeders, verbetering van de genees kundige armenpraktijk, is mede schuldig aan de minachting, waaraan de armenzorg in ’t algemeen, ondanks de grote evolutie, die ze in de laatste
25
Made with FlippingBook Ebook Creator