Ten Broeke-Praktijkboek Geïntegreerde Cognitieve Gedragstherapie

1.5 Cognitie en emotie

Vertaald naar de klinische praktijk kunnen deze bevindingen binnen het operante leeronderzoek een aantal fenomenen begrijpelijk en wellicht ook beter (therapeutisch) hanteerbaar maken. Voor het toepassen van zelfcontroleprocedures en voor het be vorderen van generalisatie van leereffecten naar andere omgevingen kunnen de di verse varianten van de matching law belangrijke inzichten bieden (Korrelboom & Ten Broeke, 2006b). Bij het toepassen van zelfcontroleprocedures bij verslaving, bijvoorbeeld, heeft de patiënt die thuiskomt na een dag hard werken de keuze uit een halfuurtje sporten of een glaasje wijn. Doel van de behandeling is natuurlijk om de keuze voor sport aan trekkelijker te maken dan die voor de wijn. Daartoe kan uit de matching law een aantal gevolgtrekkingen worden gemaakt: zorg dat de benodigde sportmiddelen gebruiksklaar beschikbaar zijn en dat er, bijvoorbeeld, niet eerst een roeimachine in elkaar moet wor den gezet; zorg ervoor dat voor de wijn meer moeite moet worden gedaan: zorg bijvoor beeld dat deze niet in huis is, of dat er uitsluitend wijn in huis is die niet de voorkeur heeft van de patiënt; zorg ervoor dat er snel beloningen beschikbaar zijn voor het uit voeren van de sporttaken, bijvoorbeeld feedback over het aantal verbruikte calorieën. De tot dusver geschetste psychologische inzichten in het algemeen en de paradigma’s van klassieke en operante conditionering in het bijzonder hebben binnen GCGt met name geleid tot het formuleren van twee prototypische zoekschema’s: de betekenis analyse (BA) en de functieanalyse (FA). Deze zoekschema’s sluiten aan bij bevindingen uit respectievelijk de paradigma’s van klassieke en operante conditionering. Verderop wordt hierop nader ingegaan. Vanaf het moment dat associaties niet uitsluitend op reflexmatige wijze tot stand wor den gebracht, maar er tevens van uit kan worden gegaan dat een uitgebreider informa tieverwerkend proces wordt ingeschakeld tussen het waarnemen van een specifieke gebeurtenis en het reageren op die gebeurtenis, neemt uiteindelijk de flexibiliteit van de gedragsmogelijkheden toe. Soms verlopen deze afwegingen bij mensen gedeeltelijk min of meer bewust, maar veelal vinden ze nog steeds overwegend geautomatiseerd en onbewust plaats (Dijksterhuis, 2007; Kahneman, 2011). Daarmee wordt het terrein van de functieleer betreden. Binnen de functieleer vindt het onderzoek naar informatieverwerking in eerste in stantie plaats op het terrein van de cognitieve processen. Informatieverwerking is dan de algemene benaming waarmee de functies en processen worden aangeduid die het mogelijk maken om nieuwe kennis te verwerven en om die kennis te gebruiken in al lerlei omstandigheden. Waarneming, aandacht, geheugen en leren zijn de betrokken processen en functies. Traditioneel is daarbij overwegend gekeken naar de verwerking van zakelijke, in emotioneel opzicht ‘koude’ informatie. Al veel langer echter hebben onderzoekers verondersteld dat cognitie en emotie niet los van elkaar kunnen worden gezien. Cognitie en emotie

1.5

29

Made with FlippingBook flipbook maker