Ank van Heur & Brigit Kolen - Tekstzinnig

overtuigen

kritisch

objectief

zoeken

paragraaf

schrijven

tekststructuren Ank van Heur & Brigit Kolen academisch zakelijk alinea standpunt

centrale boodscha

zinnen

nformeren

alinea

oogle

plagiaat

register

argument

focu

doelgroep

Kritisch denken, zoeken en schrijven in het hbo

psomming

onderwerp

actief schrijven

rapportage

bronnen

rode draa

structuur

concreet

ignaalwoorden verwerken oodschap brainstormen motiveren

micro

werkwoord

informati

plannen

stijl

paragraaf

Tekstzinnig

Tekstzinnig Kritisch denken, zoeken en schrijven in het hbo

Ank van Heur & Brigit Kolen

c u i t g e v e r ij

c o u t i n h o

bussum 2019

© 2019 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautoma- tiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Post- bus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compila- tiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).

Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl

Omslag: Jeanne | ontwerp & illustratie, Westervoort

Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achter- halen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever.

ISBN 978 90 469 0646 0 NUR 143

Voorwoord

‘Niet zomaar weer een boek over schrijven.’ Dat is wat wij wilden toen we aan deze uitdaging begonnen. En een uitdaging, dat was het. Schrijven over schrij- ven, dat is zo eenvoudig nog niet. We wilden het anders doen dan alles wat er al bestond. En we wilden het leuk maken; de drempel verlagen, laten zien dat schrij- ven helemaal niet vervelend is. Of onmogelijk om ooit te leren. In onze ogen is schrijven veel meer dan woorden op papier zetten. Goed onder- zoek doen en de informatie uit dat onderzoek op begrijpelijke wijze overbrengen is een uitdaging waar veel studenten mee worstelen. Door een andere aanpak te kiezen, met uitdagende opdrachten en een aanvliegroute die anders is dan de bekende weg van ‘brainstorm-schrijfplan-schrijven’, willen we uit de vaste struc- tuur stappen en studenten meenemen in een dynamisch schrijfproces. En omdat het lastig is schrijfvaardigheid op eigen kracht verder te ontwikkelen, is er dit boek. Het voorwoord is de plek ommensen te bedanken. Dat doen we graag. Te begin- nen met ‘de mannen’, Boris en Bart, bedankt voor jullie geduld en begrip als we weer eens avonden in de weer waren en niet konden zeggen hoelang de schrijf- sessie dit keer nog zou duren. Coutinho, bedankt voor het zien van een kans in de review van een bestaande titel. Bedankt dat wij de vraag kregen om dit boek tot stand te laten komen. We willen de referenten en onze collega’s bedanken voor hun nuttige feedback. En bedankt aan al onze studenten, die al jaren onze lesmethode kennen en er waardevolle feedback op hebben gegeven.

Ank van Heur en Brigit Kolen Tilburg, december 2018

Inhoud

Inleiding

11

I Schrijven: het begin

17

1

De centrale boodschap 1.1 Het doel van schrijven 1.2 Voor wie je schrijft

19

20 21 23 28 29 31

1.3 Stilstaan voor je van start gaat

1.4 Invalshoek afbakenen

1.5 Eén centrale boodschap; vijf mogelijke doelen

1.5.1 De vijf doelen van communicatie

II Informatie zoeken en verwerken

37

2

Bronnen duiden

39

2.1 Informatieoverdracht: van analoog naar digitaal

39 41 43 48

2.2 Soorten literatuur

2.3 Betrouwbaarheid beoordelen 2.4 Bronnen op relevantie beoordelen

3

Zoekvaardigheden

53

3.1 Op zoek naar informatie 3.2 De opkomst van Google

54 56 57 58

3.2.1 De macht en bedreiging van Google

3.3 Hoe werkt Google?

3.3.1 Operatoren: booleans en wildcards 59 3.3.2 Google Scholar voor wetenschappelijke artikelen 63 3.3.3 Google Images voor foto’s en afbeeldingen 63 3.3.4 Google Books voor gescande boeken 64 3.4 Andere informatiebronnen 64 3.4.1 Delpher: voor kranten tot 1995 64 3.4.2 Academia: prikbord voor wetenschappers 65 3.4.3 Worldcat: toegang tot alle bibliotheken 66 3.4.4 YouTube: voor documentaires en lezingen 66 3.4.5 Hbo-kennisbank: voor afstudeeronderzoeken 66

3.4.6 CBS Statline: voor al je statistieken 3.4.7 Databases van hogescholen

66 67

4

Bronnen vermelden en verwerken 69 4.1 Informatie uit bronnen verwerken: citeren en parafraseren 70 4.1.1 Citeren: direct, gedeeltelijk direct of indirect 70 4.1.2 Parafraseren: in je eigen woorden navertellen 72 4.2 Informatie uit bronnen logisch achter elkaar zetten 75 4.3 Plagiaat 78 4.3.1 Wat is het? 79 4.3.2 Bedoeld en onbedoeld plagiaat 79 4.3.3 Algemene en specifieke kennis 80 4.3.4 Plagiaat voorkomen 81 4.4 Bronnen vermelden: APA 83 4.4.1 Bronvermelding in de lopende tekst 84 4.4.2 Bronvermelding in de literatuurlijst 85

5

Samenvatten

89

5.1 Samenvatten: wat, waarom en voor wie?

89 91 92 93 94 96 98

5.2 Samenvatten: hoe?

5.3 Samenvatten om te parafraseren 5.4 Academische samenvattingen

5.4.1 Abstract

5.4.2 Samenvatting

5.4.3 Management summary

III Tekststructuur

105

6

Samenhang op macro- en microniveau 107 6.1 Elk verhaal heeft een begin en een eind: inleiding, kern, slot 108 6.1.1 Inleiding: waarom en waarover je schrijft 108 6.1.2 Kern: wat je eigenlijk wilde melden 114 6.1.3 Slot: samenvatten en/of concluderen 116 6.2 Paragrafen, alinea’s en kernzinnen als bouwstenen 117 6.2.1 Paragrafen: een groepje alinea’s 117 6.2.2 Alinea’s: een groepje zinnen 117 6.2.3 Kernzinnen: de fundering van je alinea 119 6.3 Koppen en tussenkoppen: een adempauze voor je lezer 122 6.4 Samenhang op zinsniveau 126 6.5 Samenhang op alle niveaus: structuuraanduiders 128 6.5.1 Structuuraanduiders op hoger niveau 128 6.5.2 Structuuraanduiders op zinsniveau 129

7

Een tekst plannen 7.1 Denker of doener?

135

136 136 137 137 139 141 143

7.1.1 Voordelen en valkuilen

7.2 Drie manieren om je tekst te plannen

7.2.1 Mindmap 7.2.2 Topicschema 7.2.3 Bouwplan

7.3 Vaste structuren

7.3.1 Probleem-, maatregel- en evaluatiestructuur 144 7.3.2 Structuur bij beschrijvende en verklarende teksten 146 7.3.3 Structuur bij betogende en adviserende teksten 146

IV Onderbouwing

151

8

Argumentatie

153

8.1 Argumenteren: de basis

153 154 157 160 162 167 167 169

8.1.1 De drie bouwstenen van een redenering

8.1.2 Soorten argumentatie

8.1.3 Argumentkwaliteit beoordelen

8.2 Redeneerschema’s

8.3 Argumenten opnemen in je tekst 8.3.1 Argumentatiestructuur 8.3.2 Volgorde van argumenten

9

Drogredenen

175

9.1 Drogredenen: wat zijn het?

175 176 181

9.2 Drogredenen in de praktijk: herkennen 9.3 Drogredenen in de praktijk: repareren

V Presentatie

189

10 Formulering, stijl en spelling 10.1 Een standaardzin construeren

191

192 195 195 199 200 201 201 202 203

10.2 Schrijf correct: spelling

10.2.1 Werkwoorden vervoegen

10.2.2 Aaneenschrijven

10.2.3 Tussen-n, tussen-s of niets

10.3 Schrijf correct: taal

10.3.1 Correcte inversie 10.3.2 Incongruentie 10.3.3 Contaminatie

10.4 Schrijf concreet

204 204 206 207

10.4.1 Abstracte en concrete taal 10.4.2 Tautologie en pleonasme

10.5 Schrijf actief

10.5.1 Tangconstructies beperken 207 10.5.2 Activeer je zinnen: vermijd de lijdende vorm 208 10.5.3 Naamwoordstijl 209 10.5.4 Zet de belangrijkste informatie vooraan 210 10.6 Schrijf zakelijk 211 10.6.1 Vermijd ik/je/u/we/men 211 10.6.2 Objectief en neutraal 213 223 11.2.1 Literatuurverslag: presenteer wat je hebt gelezen 223 11.2.2 Projectverslag: presenteer wat je hebt gedaan 224 11.2.3 Stageverslag: presenteer wat je hebt geleerd 225 11.2.4 Wetenschappelijk artikel: presenteer je volledige onderzoek in het kort 226 11.2.5 Overige rapporten: presenteer wat je wil overbrengen 227 11.3 Het CCC-model van Jan Renkema 227 11.3.1 Drie thema’s: correspondentie, consistentie en correctheid 229 219 11.1 De opzet van een (onderzoeks)rapport 11.2 Andere veelvoorkomende genres 219

11 Rapporteren

Checklist eindredactie

235

Literatuur

237

Register

244

Inleiding

Dit boek is bedoeld voor hbo-studenten die weleens moeten schrijven voor school – dat ben jij dus. Of je nu communicatie studeert of biologie – zodra je een tekst moet schrijven en moet onderbouwen met bronnen, is dit boek voor jou relevant. Het kan dat je dit boek doorneemt als onderdeel van een schrijfvaardigheidsvak. Het is echter net zo geschikt voor zelfstudie. Zo kun je op eigen kracht je ‘schrijf­ skills’ verbeteren. Doorloop het als eerstejaars voor een frisse kijk op het ont- staan van teksten. Of neem het erbij als naslagwerk in latere jaren, bijvoorbeeld als je aan de slag gaat met je scriptie of stageverslag. Academisch schrijven We hebben het in dit boek over academische teksten en academisch schrijven. Hiermee bedoelen we niet puur wetenschappelijk schrijven – dat hoort meer thuis op de universiteit. Maar in het hbo moet je wel teksten schrijven gebaseerd op bronnen. En je sluit je studie waarschijnlijk af met een scriptie – meestal een rapport waarin je verslag doet van eigen onderzoek. De academische schrijfvaar- digheden die in dit boek aan bod komen zijn bij al dit schrijfwerk onmisbaar. Goed (academisch) schrijven is meer dan enkel een zakelijke stijl hanteren en foutloos schrijven. Pas als je deze dingen onder de knie hebt komt de echte uit- daging: sterke argumentatie, zorgvuldige afbakening en structurering, doelge- richt schrijven en vooral goed onderzoek doen. Onderzoek doen Onderzoek doen? Dit boek gaat toch over schrijven? Ja, maar schrijven en onder- zoek doen hebben veel met elkaar te maken. Sterker nog, een schrijfopdracht op basis van bronnen kun je niet volbrengen zonder onderzoek.

In dit boek leiden we je dus stapsgewijs door het proces van informatie zoeken – want daar komt onderzoek doen bij schrijven op neer. We leren je hoe zoek-

11

Tekstzinnig

machines werken en vooral hoe je ze voor je kunt laten werken. Je leert bronnen op betrouwbaarheid beoordelen. We leren je ook hoe je informatie in een tekst giet – en wel zo dat je niet per ongeluk werk van anderen kopieert. Academische vaardigheden Met academische vaardigheden bedoelen we in dit boek academische schrijf- vaardigheden. Soft skills , zoals samenwerken, onderhandelen en presenteren zijn ook belangrijk in het hbo, maar daar gaat dit boek niet over. Wij richten ons op schriftelijke communicatie, en dan met name op teksten die met bronnen zijn onderbouwt. Kritisch denken als rode draad Academische schrijfvaardigheid gaat niet alleen over het schrijven, maar ook over kritisch nadenken bij wat je schrijft – en wat je leest. Vertrouw jij blind op wat je krijgt gepresenteerd? Of heb je de fout in de vorige alinea al gezien en dacht je: hoe is dat door de redactieronde gekomen? Geen nood, het is geen slordigheid – we wilden gewoon kijken of je wakker bent. Gedurende dit boek leren we je dat je altijd alert moet blijven als je informatie tot je neemt. Dat doen we door je uit te nodigen stil te staan bij complexe vraag- stukken waar niet zomaar een eenduidig antwoord op is.

Je kunt er overigens van uitgaan dat alles verder zorgvuldig is samengesteld – zo’n grapje als hiervoor zullen we niet meer uithalen.

… oké, niet vaak dan.

De opbouw van dit boek

Thema’s Dit boek bestaat uit vijf thema’s die corresponderen met de stappen die je door- gaans doorloopt in het academisch schrijfproces. Bij elkaar belichten deze the- ma’s alle facetten van academische schrijfvaardigheid. Afhankelijk van je schrijfvoorkeuren kun je zelf bepalen in welke volgorde je de thema’s doorloopt. Ook tussen de hoofdstukken kun je heen en weer springen; elk hoofdstuk is zo geschreven dat het op zichzelf kan staan. Begin je het liefst met een tekstplan? Start dan met hoofdstuk 7. Wil je liever eerst naar informatie leren zoeken? Dan zijn hoofdstuk 2 en 3 een goed beginpunt. Je zult ook veel verwijzingen tussen hoofdstukken over en weer vinden.

12

Inleiding

I Schrijven: het begin Een tekst kan meerdere doelen hebben, maar heeft slechts één centrale bood- schap. Als je die boodschap voor ogen houdt tijdens het schrijven, heb je de eer- ste stap naar een samenhangende tekst al gezet. Hoofdstuk 1 legt je uit hoe je je doelen en centrale boodschap kunt bepalen en opstellen. II Informatie zoeken en verwerken Als je eenmaal een centrale boodschap hebt (bepaald), kun je informatie gaan zoeken: typen bronnen onderscheiden, zoekvaardigheden toepassen, bronnen vermelden en samenvatten. Hoofdstuk 2 gaat over informatie uit bronnen selec- teren en beoordelen op relevantie. In hoofdstuk 3 leer je hoe je Google en andere zoekmachines voor je kunt laten werken. Hoofdstuk 4 gaat over verwijzen naar bronnen. Het thema sluit af met hoofdstuk 5, over hoe je informatie uit bronnen kunt verwerken in je tekst. Op de juiste wijze, zodat je niet per ongeluk plagieert. III Tekststructuur Het derde thema heeft alles te maken met de totstandkoming van je tekst. Hoofdstuk 6 gaat over de standaardstructuur van zakelijke teksten. In hoofdstuk 7 leer je vervolgens verschillende manieren om je tekst te plannen, als voorberei- ding op het schrijven. IV Onderbouwing Dit thema gaat over de onderbouwing van je tekst. Hoofdstuk 8 legt uit hoe je een sterke argumentatie kunt ontwikkelen en hoe je logicafouten kunt voorko- men. Je leert onder andere werken met een redeneerschema. In hoofdstuk 9 leer je slechte argumenten herkennen en ontkrachten – ook handig in discussies! V Rapporteren Stijl, spelling en andere schrijfkwesties – we komen er niet onderuit. Dit thema is echter niet als ‘eindredactiehoofdstuk’ bedoeld. Gedurende het hele boek nodi- gen we je uit om zo zorgvuldig mogelijk te werken. Dan zet je vanzelf de puntjes op de i. Maar zorgvuldig schrijven en rapporteren verdient wel een eigen deel. Hoofdstuk 10 behandelt uiteenlopende stijlkwesties waar hbo-studenten tegen aanlopen. In hoofdstuk 11 wordt stilgestaan bij de eisen die worden gesteld aan verschillende soorten rapportages.

Kaders In dit boek kom je de volgende kaders tegen: • Uitproberen?

Deze opdrachten zetten je aan de slag met praktijkgerichte kwesties, die soms heel klein zijn en soms in een grotere context horen. In de praktijk komen vraagstukken immers ook lang niet altijd geïsoleerd voor.

13

Tekstzinnig

• Denk! Hier nodigen we je uit om eens bij een bepaalde kwestie stil te staan en er een mening over te formuleren – een soort brainsnack als uitstapje bij de lesstof. • Note Deze teksten bieden verdiepende informatie voor de geïnteresseerde lezer. • Tip De naam zegt het al: dit zijn handigheidjes die helpen de theorie uit de hoofd- stukken verder toe te passen. Eindopdrachten Elk hoofdstuk heeft een eindopdracht, die vaak wat groter is dan de opdrachten die je gedurende de hoofdstukken maakt. Deze eindopdrachten dagen je uit om alle kennis uit het hoofdstuk in een grotere context toe te passen. Leerdoelen en controlevragen Elk hoofdstuk begint met een aantal leerdoelen. Die geven een goed idee van de inhoud en dus ook van wat je moet hebben opgestoken nadat je klaar bent met het hoofdstuk en de opdrachten. Aan het einde van elk hoofdstuk vind je dan ook controlevragen die gebaseerd zijn op deze leerdoelen. Als je deze beant- woordt weet je niet alleen of je de stof goed hebt begrepen, maar heb je ook meteen een samenvatting van het hoofdstuk gemaakt! Maak gebruik van de schrijfruimte die bij deze vragen is gegeven, dan heb je je eigen aantekeningen altijd bij de hand. Op www.coutinho.nl/tekstzinnig vind je het online studiemateriaal bij dit boek. Dit bestaat uit: • extra opdrachten die je helpen je de stof verder eigen te maken; • uitwerkingen van de opdrachten; • extra tools zoals checklists en stencils; • weblectures bij hoofdstuk 1 tot en met 10. Weblectures De weblectures sluiten naadloos aan bij de informatie uit het boek. In de hoofd- stukken wordt naar deze lectures verwezen; soms staat het antwoord op een vraag bijvoorbeeld in de lecture, of vragen we je aan het begin van een hoofdstuk eerst de lecture te bekijken en grijpen we er later op terug. Soms is de weblecture een aanvulling op het hoofdstuk en kijk je deze achteraf. In het boek vind je bij elke weblecture bovendien vragen die je helpen na te gaan of je de lecture goed hebt begrepen. Online studiemateriaal

14

Inleiding

Voordat je verder leest Dit boek nodigt je uit om anders te kijken naar het schrijfproces. Daarom willen we je vragen ook meteen anders te kijken naar dit boek. Beantwoord dus de vol- gende vragen voor je verdergaat met dit boek: Bekijk de inhoudsopgave van dit boek. Welk hoofdstuk zou je als eerste willen lezen? Waarom? Wat hoop je er te vinden? Hoe zou je de hoofdstukken ordenen (en dus doornemen) als je ze je eigen schrijfproces wil laten volgen?

15

deel I Schrijven: het begin

17

I Schrijven: het begin

Als je in schrijfboeken opzoekt hoe het schrijfproces in elkaar zit, dan kom je vaak de volgende stappen tegen: 1 Bedenk een onderwerp. 2 Baken het af. 3 Maak een tekstplan. 4 Schrijf je tekst. 5 Doe de eindredactie. Maar schrijven is een hectisch proces, waarbij je vaak heen en weer springt tus- sen deze stappen. En wat nou als je gewoon begonnen bent met schrijven en bent vastgelopen? Of als het je nog nooit is gelukt een tekstplan te maken waar je je aan kon houden? Betekent dat dat je niet kunt schrijven? Nee hoor. Als jij schrijft op een andere manier dan bijvoorbeeld je vroegere docent Nederlands voorschreef, is daar niks mis mee. Gelukkig maar. Iedereen kan een samenhan- gende tekst schrijven die gebaseerd is op bronnen. Je moet alleen een aanpak vinden die voor jou werkt. Dit boek doorloopt alle hiervoor genoemde stappen van het schrijfproces, maar we hebben de volgorde een beetje door elkaar gehusseld en de stappen aangevuld met belangrijke onderwerpen. Een onderwerp bedenken en afbake- nen (stap 1 en 2) kan bijvoorbeeld niet zonder informatie te zoeken en deze te beoordelen op betrouwbaarheid en bruikbaarheid voor jouw betoog. Voor een tekstplan (stap 3) zul je moeten weten welke argumenten je gaat gebruiken in je tekst en bij het schrijven van de tekst (stap 4) moet de structuur de inhoud ondersteunen. En bronnen op de juiste manier vermelden, dat zou je bij stap 5 kunnen rekenen. Het zijn allemaal aspecten die essentieel zijn voor het schrijven van teksten in het hbo. Zoals in de inleiding vermeld hoef je de hoofdstukken ook niet per se in de gege- ven volgorde te doorlopen. Wel raden we je aan te beginnen met hoofdstuk 1 uit dit thema, gevolgd door hoofdstuk 2, uit thema II. Deze hoofdstukken beant- woorden namelijk de vraag die aan de basis van het schrijven ligt: wat wil ik mijn lezer nu eigenlijk precies vertellen?

18

schrijven: het begin

De centrale boodschap

I

Je herkent het wel. Je bent aan het praten met een vriend of vriendin en ineens denk je: waar wilde ik ook alweer heen met mijn verhaal? Net zoals je bij een lange mop de punch line kunt vergeten, zo kun je ook in andere vormen van communicatie de draad kwijtraken. En die rode draad, die is belangrijk. Zeker in geschreven communicatie. De lezer kan je namelijk niet even vragen: maar wat bedoel je hier nu eigenlijk? Dit hoofdstuk leert je om de rode draad van je tekst te bepalen. Dat doe je voor- dat je gaat schrijven. Hoe je die rode draad vervolgens tijdens het schrijfproces kunt vasthouden leer je in de rest van dit boek. Paragraaf 1.1 gaat over het centrale doel van schrijven en paragraaf 1.2 gaat over de doelgroep: voor wie je schrijft. In paragraaf 1.3 staan we stil bij het belang van kritisch nadenken en geven we enkele brainstormtechnieken. Paragraaf 1.4 legt uit hoe je de invalshoek van je tekst afbakent. We sluiten af met paragraaf 1.5, over de vijf doelen van communicatie. Leerdoelen Na dit hoofdstuk kun je: • uitleggen waarom kritisch nadenken zo belangrijk is als hbo-vaardigheid; • de vijf doelen van communicatie onderscheiden in teksten; • verschillende brainstormtechnieken toepassen; • uitleggen waarom het zo belangrijk is dat een tekst een centrale boodschap heeft; • uitleggen wat er wordt bedoeld met ‘anticiperen op de onzichtbare ont- vanger’; • de invalshoek van je tekst afbakenen; • bepalen welke doelen een tekst kan hebben; • uitleggen hoe je de rode draad van een tekst kunt vasthouden.

19

1 De centrale boodschap

Kijk nu eerst de weblecture bij dit hoofdstuk en beantwoord de volgende vragen: 1 Wat zijn de doelen van ‘goededoelenreclames’? 2 Waarom is het zo lastig voor nieuwsberichten om puur een informerend doel te hebben? 3 Wat gebeurt er als de centrale boodschap van een communicatie-uiting ver- keerd wordt begrepen? 4 Welke subdoelen ken je nu?

1.1 Het doel van schrijven

Communicatie kent drie noodzakelijke voorwaarden: 1 Er is een zender. 2 Die zender stuurt een boodschap de wereld in. 3 Er is een ontvanger; die probeert van die boodschap chocola te maken. Gaat er iets mis in dit proces, dan ontstaat er ruis en komt de boodschap niet goed aan, of bij de verkeerde ontvanger. Daarom moet je als zender van een schriftelijke boodschap vooraf goed bedenken wat je wil vertellen en hoe je dat het beste kunt doen, zodat de (juiste!) ontvanger je boodschap begrijpt en er hopelijk iets aan heeft. Zomaar beginnen met schrijven, zonder helder doel voor ogen, is daarom lastig. Elke vorm van communicatie heeft namelijk een doel. Er wordt een signaal uit- gezonden en daar wordt een bepaalde reactie op verwacht. Dit kan heel onbe- wust gaan – bijvoorbeeld door de kleding die iemand aantrekt – maar ook heel bewust, bijvoorbeeld bij reclame. Ook schriftelijke communicatie heeft altijd een doel (sterker nog, er kunnen vijf soorten doelen zijn – zie daarvoor paragraaf 1.5). Een berichtje op social media heeft (vaak) als doel om likes te krijgen. Schrijvers van een wetenschappelijk arti- kel hopen andere mensen te laten leren van de resultaten. Een creatief schrijver hoopt een bestseller uit te geven. Een adviesrapport heeft als doel een onder- bouwd verbetervoorstel te bieden waar de ontvanger iets aan heeft. De opdrach- ten die je op school krijgt, hebben zelfs twee doelen: namelijk je docent te laten zien dat je bepaalde vaardigheden beheerst, en het doel van de opdracht zelf. Het doel dat je met jouw tekst hoopt te bereiken kun je zien als een soort stip aan de horizon. Zo’n stip (het doel) helpt je bepalen wanneer je klaar bent met schrijven. Het is dus van belang dat je weet waar aan de horizon die stip is. Als je dat namelijk niet weet, dan blijft zo’n stip zich als een fata morgana steeds verschuiven, en zul je zien dat het bijzonder moeilijk is om een tekst tot een con-

20

1.2 Voor wie je schrijft

creet einde te brengen – en dus je doel te bereiken. Zorgen dat het beoogde doel ook door de ontvanger zo begrepen wordt is de volgende uitdaging. Daarom gaat het in de vorige alinea over wat de schrijver ‘hoopt te bereiken’. Je kunt er immers niet zeker van zijn of jouw boodschap het gewenste effect zal hebben. Je kunt er wel (heel) veel aan doen om deze kans zo groot mogelijk te maken. Daarvoor moet je eerst bepalen voor wie je nu eigenlijk schrijft. Dat is het begin van de rode draad van je tekst. 1.2 Voor wie je schrijft De ontvanger van je tekst is net zo essentieel als de inhoud en dus het doel van je boodschap. De uitdaging is dat je je tekst zo goed mogelijk laat aansluiten op de ontvanger, terwijl je niet altijd weet wie die ontvanger precies is. Een ander woord voor ontvanger is ‘doelgroep’. Doel en doelgroep samen bepa- len alles aan jouw tekst. Je kunt wel een tekst schrijven die jij heel tof vindt, maar als hij niet past bij de doelgroep, gaat die je tekst niet lezen. Lastig, zeker omdat je lang niet altijd weet hoe die doelgroep eruitziet! Denk je maar eens in: als je doel- groep eerstejaars hbo-studenten is, dan kun je aan je eigen klasgenoten denken, maar ken je niet elke individuele hbo-student van elke opleiding in het hele land. Gelukkig kun je wel een aantal kenmerken op een rij zetten die voor de groep als geheel gelden en die relevant zijn als je ze een schriftelijke boodschap wil sturen. Bijvoorbeeld hoe oud ze (ongeveer) zijn, welke social media ze gebruiken, waar ze wonen en waar ze studeren. Die informatie zou, samen met je doel, het start- punt van je tekst moeten zijn. Maar ook met deze algemene kenmerken weet je niet exact wie je ontvanger is. Hoe houd je er dan rekening mee met schrijven? Door op je onzichtbare ontvan- ger te anticiperen. Dat doe je als volgt: 1 voorkennis/moeilijkheidsgraad bepalen 2 doel aankondigen 3 lezersvragen beantwoorden 4 tone of voice bepalen 1 Voorkennis/moeilijkheidsgraad bepalen Ga bij jezelf na wat de lezer al weet over je onderwerp en stem daar de moeilijk- heidsgraad op af. Dit houdt in dat je je doelgroep leert kennen en deze zo speci- fiek mogelijk maakt.

schrijven: het begin

I

Neem die eerstejaars hbo-studenten. Stel dat je voor hen een tekst moet schrij- ven over een gezonde levensstijl. Om te beginnen kun je – gewoon door je

21

1 De centrale boodschap

gezonde verstand te gebruiken – op een rij zetten wat ze waarschijnlijk al weten over gezonde voeding, lichaamsbeweging, vitamines, superfoods, enzovoort. Is het een doelgroep die verder van je afstaat, zoals 65+’ers, dan kun je andere manieren gebruiken om die voorkennis te verkrijgen. Bijvoorbeeld naar je omge- ving kijken, op internet zoeken of een onderzoekje doen. Hoe je het ook doet, zorg dat je je doelgroep leert kennen voordat je begint met schrijven. Tip: maak je tekst liever te makkelijk dan te moeilijk, om te zorgen dat je boodschap in ieder geval wordt begrepen. 2 Doel aankondigen Een lezer wil eigenlijk maar één ding weten als die jouw tekst onder ogen krijgt: waarom is dit belangrijk voor mij? Zorg dus dat je aan het begin van je tekst ant- woord geeft op die vraag, zodat de lezer meteen kan bepalen of het zinvol is om door te lezen. Dat bedoelen we met het doel aankondigen in je tekst. In die tekst over een gezonde levensstijl, moet je dus in het begin duidelijk maken waarom de studenten door moeten lezen. Dat kan bijvoorbeeld door in de inleiding aan te geven dat je in de tekst tips gaat geven over het aanleren van een gezondere levensstijl. In paragraaf 6.1.1 leer je hoe een inleiding eruit kan zien, en hoe je het doel van je tekst daarin goed kunt verwerken. 3 Lezersvragen beantwoorden Naast de hamvraag – waarom is dit belangrijk voor mij? – gaat een lezer meer vragen krijgen bij het lezen van jouw tekst. Dit noemen we lezersvragen. En ook die vragen moeten beantwoord worden. Verplaats je dus goed in je lezer en bedenk welke vragen er zouden kunnen opkomen voor, tijdens en na het lezen – waarbij je natuurlijk het liefst wil dat er na het lezen geen vragen meer zijn. Deze kan immers niet naar je toe komen en vragen: maar wat bedoelde je hier nou? In het beste geval laat de lezer de vragen voor wat ze zijn, maar in het slechtste geval legt die je tekst opzij. In paragraaf 6.4 leer je hoe je ervoor kunt zorgen dat je tekst de juiste vragen oproept en beantwoordt. 4 Tone of voice bepalen Ten slotte is het essentieel dat de toon van je tekst de juiste snaar raakt. Je wil je doelgroep op gepaste wijze aanspreken. Je wil niet neerbuigend doen tegen jon- geren en niet onbeleefd tegen ouderen, geen vaktaal gebruiken bij leken en geen jip-en-janneketaal bij professoren. Het gaat hier over woordkeus, aanspreekvorm (‘u’ of ‘je’) en schrijfstijl. We geven je alvast één tip: schrijf liever op een zakelijke toon dan op een informele, zodat je, als je niet precies weet wat je lezer aan- spreekt, nooit te veel mensen voor het hoofd stoot. Mensen vinden ‘u’ door- gaans namelijk minder beledigend dan ‘je’.

22

1.3 Stilstaan voor je van start gaat

1.3 Stilstaan voor je van start gaat

schrijven: het begin

Denk voordat je verder leest na over de volgende stellingen. Zijn ze waar of niet waar? • Een lichtjaar is langer dan een jaar. • Een kilo lood is zwaarder dan een kilo veren. • De zon en de maan zijn even groot. • Een liter duivenmelk kost meestal rond de 2 euro. Bovenstaande stellingen zijn geen van alle waar. Sterker nog, ze zijn volslagen onzin. Heb je eerst gegoogeld of wist je het zelf al? Een lichtjaar is een afstand, en een kilo is een kilo, ongeacht de inhoud. De zon is groter, maar staat ook verder weg dan de maan. En duivenmelk bestaat niet. Kritisch nadenken is een vaardigheid die van groot belang is voor jou als stu- dent en als toekomstig professional. Bij elke opdracht en elk venijnig vraagstuk moet je de tijd nemen om jezelf af te vragen: wat staat hier eigenlijk, wat wordt hier precies bedoeld? En wat wordt er van mij verwacht? Het helpt je ook om informatie die je leest te beoordelen op kwaliteit. In tijden waarin fake news en hoaxes dagelijks via social media worden verspreid, is het belangrijker dan ooit om betrouwbare bronnen te vinden die de gevonden informatie kunnen onder- bouwen. Naast kritisch denken ook kritisch lezen dus. Bovendien zijn er mensen die heel goed zijn in informatie zó presenteren dat er een eenzijdig maar geloofwaardig beeld van een situatie ontstaat. Als dit goed wordt gedaan, moet je van goeden huize komen om hier doorheen te prikken. Er zijn een aantal bekende situaties waarbij informatie op een bepaalde manier of via een bepaald medium werd gepresenteerd waardoor een vertekend beeld ontstond. In de weblecture werden twee bekende voorbeelden genoemd. Zou zoiets nu nog kunnen voorkomen, denk je? Toch wel – zie de opdracht hierna. 1 Uitproberen? Lang geleden dachten mensen dat de aarde plat was, en dat wij het middel- punt waren van het universum. Galileo Galilei bracht hier in de zeventiende eeuw verandering in toen hij ontdekte dat de zon het middelpunt is van ons melkwegstelsel. En dat is precies waar we je toe willen uitdagen.

I

Vandaag de dag zijn er nog steeds mensen die geloven dat de aarde helemaal niet rond is, maar plat. Deze zogenoemde flat earthers gebruiken berichten

23

1 De centrale boodschap

waarin zij hun verhaal zodanig presenteren, dat het in hun ogen klopt. Fake news? Nee, niet helemaal. De aanhangers van deze overtuiging geloven im- mers echt dat zij de waarheid spreken.

Lees de volgende tekst die van deze beweging komt:

Earth is a flat plane, surrounded by a giant ice wall going on for miles (south pole/Antarctica). That’s why the UN have banned any explo- ration of the area, there is land beyond Antarctica that they are keep- ing hidden from us. (Research: Admiral Richard Byrd – Antarctica) Airplanes do not dip to curve with the supposed curvature of the Earth, there is no need. They fly straight, if Earth was a sphere they would eventually fly out of the atmosphere. Bridges / traintracks etc. also haven’t been designed to take the sup- posed curvature of the Earth into consideration – why? because Earth is flat. Water does not curve, full stop. We see the same stars at night every night from thousands of years ago. This wouldn’t be possible if Earth was a spinning ball hurdling through space. We are told gravity causes millions of tonnes of ocean to stick to a spinning ball, a force apparently strong enough to do that, yet in- sects can fly around freely not be drawn to Earth’s centre as strongly. If you submerge a tennis ball, for example, into water and throw it into the air spinning the water will fly off. That’s the only possible outcome of water on a spinning ball. (inUth, 2018)

1 Wat is je eerste reactie op deze tekst? 2 Wat is de centrale boodschap van deze tekst? Wat zijn de doelen? 3 Wie is de doelgroep, denk je? Wat is hun voorkennis?

Op de website vind je een uitwerking.

24

1.3 Stilstaan voor je van start gaat

2 Uitproberen? In de weblecture bij dit hoofdstuk werd verwezen naar een bekende dj waarvan het gerucht werd verspreid dat hij niet meer leefde. Zoek uit waar dit gerucht vandaan kwam.

schrijven: het begin

I

Op de website vind je een uitwerking en een vervolgopdracht.

Bij je doel stilstaan Zoals je eigenlijk zelden de deur uit gaat of in de auto stapt zonder eindbestem- ming in gedachten, zo ga je ook niet schrijven zonder doel voor ogen. En zoals je bij een autorit weet welke afslagen je moet nemen, zo weet je bij een goed voorbereide schrijftaak precies welke kant je op wil. Je weet dus ook wat je wel wil benoemen, en wat je achterwege laat. Je rijdt vanuit Eindhoven ook niet over Maastricht naar Arnhem, dus waarom zou je in een tekst via een omweg bij je conclusie uit willen komen? Bij autorijden houd je je overigens aan de verkeersregels die we met z’n allen heb- ben afgesproken. Bij schrijven zijn er ook regels, waarvan je lezer verwacht dat je je eraan houdt: bijvoorbeeld dat je een begrijpelijke structuur aanbrengt in je tekst en de Nederlandse taal- en grammaticaregels volgt. 3 Uitproberen? Soms zijn vragen en opdrachten niet duidelijk genoeg. Schrijven blijft een proces, zelfs voor degenen die er heel ervaren in zijn. In een tentamen stond ooit de volgende vraag, die voor veel verwarring zorgde. Je kunt hem name- lijk op meerdere manieren interpreteren: ‘Waarom bepaalt het KNMI elk uur de temperatuur op een groot aantal meetpunten?’ (Van Berkel, Bax & Joosten-ten Brinke, 2014, p. 134) 1 Welke vragen roept deze vraag bij je op als je heel kritisch kijkt? Het kunnen er vijf zijn. 2 Waarom is het eigenlijk onmogelijk om deze vraag te beantwoorden? 3 Wat denk je dat de maker van deze vraag eigenlijk bedoelt?

Op de website vind je een uitwerking.

Dat je boodschap in je hoofd duidelijk is, wil niet zeggen dat die dat ook is voor de lezer. Daarom is het heel belangrijk dat je, voor je gaat schrijven, stilstaat bij waar je naartoe wil. Want als je zelf niet weet waar je wil eindigen, hoe wil je dan

25

1 De centrale boodschap

je lezer meenemen in jouw denkproces? Of het nu een opdracht is voor school, stage of je baas, of een idee dat je voor jezelf wil uitwerken in een blog – je hebt hoe dan ook al een idee van wat de bedoeling is van je schrijven. Die stip aan de horizon, dus. Die bedoeling kun je afleiden uit twee elementen van de opdracht:

1 de gewenste vorm 2 de gewenste inhoud

1 De gewenste vorm Een tekst kan een bijna oneindig aantal vormen aannemen: van een tweet tot een tegeltjeswijsheid en van een blog tot een betogend artikel. Het doel van je schrijven bepaalt mede welke vorm je tekst zal aannemen. Wil je een bericht de wereld in sturen van wat je hebt gegeten vanavond, dan is een foto met bijschrift op Instagram wel voldoende. Wil je een punt maken waarom spruitjes goed zijn voor je gezondheid (ja, echt), dan moet je met iets meer komen dan een foto en een emoticon. De tekstvorm die we in dit boek voornamelijk behandelen is een tekst die onderbouwd wordt met behulp van (wetenschappelijke) bronnen. Daar zijn verschillende varianten van – die komen gedurende het boek aan bod. 2 De gewenste inhoud De inhoud van de opdracht bepaalt waarover je iets gaat schrijven. Een opdracht bevat vaak eisen waar die inhoud aan moet voldoen, bijvoorbeeld: ‘Schrijf een zakelijk advies over de toepassing van storytelling in de kinderzorg. Maak hierbij gebruik van minimaal twee wetenschappelijke bronnen. De tekst is tussen de 800 en 1.000 woorden lang.’ In de weblecture kwam dit voorbeeld al aan bod. Zou je een uiteenzetting schrijven of vergeten geschikte bronnen erbij te zoeken, dan heb je dus niet aan de opdracht voldaan. Kijk dus altijd goed naar wat er precies van je wordt verwacht. Brainstormen In de weblecture bij dit hoofdstuk werden onder andere vier vormen van brain- stormen besproken. Deze worden hierna nog eens kort uiteengezet. Mindmaps Mindmappen is een manier om associatief te denken, waarbij je nog geen volgor- de van belangrijkheid aanbrengt in de onderwerpen die je bedenkt. In paragraaf 7.2.1 komt de techniek uitgebreider aan bod. In het kort: om een mindmap te maken zet je het kernwoord in het midden van een leeg vel papier. Daaromheen schrijf je echt alle woorden op die in je opkomen als je denkt aan het hoofdon- derwerp. Zet een timer op bijvoorbeeld drie minuten en ga zonder afleiding aan de slag. Klaar? Bekijk welke woorden je kunt gebruiken in je tekst of onderzoek. Maar wat als je niet verder komt dan het onderwerp dat is genoemd in de opdracht? Dan is het goed om te gaan brainstormen.

26

1.3 Stilstaan voor je van start gaat

Briefjes Een andere manier van vrij brainstormen is werken met geeltjes of post-its. Neem een stapeltje van deze blaadjes, zet een timer, en schrijf alle woorden op waar je aan denkt bij je onderwerp. Neem voor elk nieuw woord of idee een nieuw blaadje. Klaar? Bekijk dan wat je hebt opgeschreven: plak de geeltjes op een gro- ter vel en cluster ze. Het voordeel ten opzichte van een mindmap is dat je de blaadjes kunt verplaatsen, zodat je eenvoudig thema’s kunt creëren. Google De twee methoden hiervoor zijn gericht op een brainstorm waarbij je al iets weet van het onderwerp. Maar soms is de opdracht zo ‘ver van je bed’ dat een brainstorm zonder hulpmiddelen niet lukt. Dan helpt het om een zoekmachine te gebruiken en het internet mee te laten denken. Zo kom je vanzelf op onder- werpen (zet deze eventueel in een mindmap!) die mogelijk relevant zijn voor jouw toekomstige tekst. Zie hoofdstuk 3 voor meer informatie over het gebruik van Google en andere zoekmachines. Gesprekken Kom je er online ook niet uit? Ga dan in gesprek met een klasgenoot. Ook handig: praat eens met een expert. Tijdens zo’n gesprek kun je meteen vragen stellen en doe je zonder twijfel nuttige kennis op die je kan helpen je tekst vorm te geven. 4 Uitproberen? Er zijn nu vier methoden besproken die je kunnen helpen een onderwerp te verkennen. Welke spreekt je het meest aan? Waarom? En welke lijkt je helemaal niks? Waarom? Tussen de uitwerkingen op de website vind je een toelichting. Doe nu de opdracht die in de weblecture werd gegeven. Viel de techniek die je initieel het meest aansprak uiteindelijk mee of tegen? En waarom? En de techniek die je het minst aansprak?

schrijven: het begin

I

Brainstormen kan dus op verschillende manieren. Je kunt zelf bepalen welke methode en welke situatie het beste voor je werkt.

Als je zover bent dat je kunt beginnen met onderzoeken en schrijven, is het belangrijk dat je je doel niet uit het oog verliest. Of, om op de autometafoor hiervoor terug te grijpen, niet alsnog de verkeerde afslag neemt. De kortste route van A naar B is immers de rode draad van je tekst.

27

1 De centrale boodschap

1.4 Invalshoek afbakenen Een tekst van begin tot eind doelgericht laten zijn – dat is een uitdaging waar zelfs de meest ervaren schrijver weleens mee worstelt. Bijvoorbeeld wanneer er heel veel interessante informatie is over een onderwerp, of de schrijver van tevo- ren nog niet precies wist waar de tekst heen moest, waardoor het nog even zoe- ken was naar de focus. De invalshoek afbakenen is het beste te vergelijken met zo’n ouderwetse theater- spotlight. Tegenwoordig zijn er volgspots, maar voordat deze bestonden moest vooraf worden bepaald waar het licht zou komen te schijnen. Op het podium werd dan met tape een kruisje geplakt voor de speler: hier moet je zijn. Liep de speler daarvan weg, dan liep die letterlijk het beeld uit. De invalshoek van je tekst is de lichtcirkel van zo’n spot. Ga je als schrijver daar- buiten, dan raakt de lezer je kwijt – en raak jij je lezer kwijt. Bedenk dus bij alle informatie die je wil geven: is dit relevant voor het doel van mijn tekst? Is het antwoord nee, overweeg dan om het te schrappen. Is het antwoord ja, verwoord dan zo concreet mogelijk voor jezelf waarom het relevant is. Zo houd je de rode draad van je tekst vast. In de casus over storytelling in de zorg voor kinderen die je in de lecture tegen- kwam is dit zichtbaar gemaakt. Als je daar een beetje onderzoek naar doet, kom je er vrij snel achter dat virtual reality een effectieve methode is om storytelling toe te passen. VR is een techniek waarbij iemand met behulp van een VR-bril met (bijna) alle zintuigen wordt ondergedompeld in een verhaal: met 3D-beeld en geluid waant de persoon zich in een film of game. In sommige gevallen kan de persoon zich ook voortbewegen in een virtuele wereld, wat de beleving nog intenser maakt. Stel, je hebt de volgende feiten verzameld: • VR maakt een wijze van storytelling mogelijk waarbij je helemaal wordt onder- gedompeld in het verhaal (VRExpert, 2015). • VR is duur en staat nog in de kinderschoenen, maar de ontwikkelingen gaan snel (VRExpert, 2015). • Voor sommige spelcomputers zijn al VR-brillen beschikbaar waarmee je kunt gamen en films kunt kijken (Hol, 2016). • In Galveston, Texas wordt VR ingezet bij de behandeling van kinderen met brandwonden (Total Burn Care, z.d.). • Hun pijnervaring daalt daardoor met wel vijftig procent (Matchar, 2016). • Shriners Hospital in Galveston, Texas bestaat sinds 1966 (Shriners Hospitals for Children, z.d.).

28

1.5 Eén centrale boodschap; vijf mogelijke doelen

• Het was eerst een instituut in het John Sealy ziekenhuis (Shriners Hospitals for Children, z.d.).

schrijven: het begin

Zie je wat hier gebeurt? De punten in het lijstje borduren weliswaar logisch op elkaar voort, maar dwalen langzaam aan steeds verder af. Het doel van je schrij- ven is bijvoorbeeld niet om iets te zeggen over het Shriners kinderziekenhuis in Texas. Of om heel gedetailleerd uit te leggen wat VR precies is. Je doel is om een advies uit te brengen over het gebruik van storytelling, door VR, in de zorg voor kinderen.

I

5 Uitproberen? 1 Welke punten zou je wegstrepen uit het lijstje hiervoor? 2 Er mist in deze lijst een essentieel onderwerp. Welke is dat?

Op de website vind je een uitwerking.

Je invalshoek is dus zeer belangrijk. In hoofdstuk 7, over teksten plannen, vind je meer informatie over hoe je die invalshoek kunt bewaken. Zelfs als je niet het type schrijver bent dat eerst een plan maakt voor het daadwerkelijke schrijven.

1.5 Eén centrale boodschap; vijf mogelijke doelen Een tekst heeft altijd een doel – of zelfs meerdere doelen; meer daarover in para- graaf 1.5.1. Maar er is altijd maar één centrale boodschap. Wat je ook wil over- brengen, het moet te vatten zijn in een of twee zinnen. Wil je meer vertellen, dan verliest je tekst focus. Je lezer begrijpt dan niet meer wat de bedoeling van je tekst is en zal misschien zelfs stoppen met lezen. Best een naar scenario. Gelukkig is het bepalen van een centrale boodschap niet erg moeilijk. Het advies over storytelling in de zorg in de vorige paragraaf heeft als centrale boodschap waarschijnlijk iets als: ‘gebruik storytelling middels VR in de (medi- sche) zorg voor kinderen, want dit heeft gunstige effecten op hun mentale toe- stand’. Elke alinea, elke zin in de tekst moet bijdragen aan die centrale boodschap, die in dit geval erg lijkt op het advies dat je in de tekst geeft (dat was immers de opdracht). Zo kun je dus toetsen dat de informatie over de totstandkoming van Shriners Hospital in het lijstje hiervoor niet relevant is. Je centrale boodschap helpt je dus ook de rode draad vast te houden in de tekst. De centrale boodschap van dit boek is: zakelijke teksten schrijven die onder- bouwd zijn met goede bronnen is een eitje als je dit boek en de opdrachten hebt doorlopen. Elk hoofdstuk in dit boek draagt bij aan die centrale boodschap. Veel

29

1 De centrale boodschap

andere leuke onderwerpen, zoals ‘hoe schrijf je een persbericht’ of ‘hoe werkt framing in communicatie nu eigenlijk’, hebben we niet meegenomen. Ze zijn weliswaar gerelateerd aan wat we bespreken, maar dragen niet bij aan de cen- trale boodschap.

6 Uitproberen?

Afbeelding 1.1 NAD

Bovenstaande foto is ‘in het wild’ geschoten. Op het raam van een gebouw is een briefje geplakt waar met grote letters ‘NAD’ op staat. Wat is de centrale boodschap van dit bericht denk je? Wat is het doel? Zou de schrijver de fout per ongeluk hebben gemaakt? Of expres?

Op de website vind je een uitwerking.

Het is goed om je ervan bewust te zijn dat de centrale boodschap van je tekst vragen kan oproepen bij de lezer. Dat is niet erg – als je het goed doet, kun je namelijk sturen welke vragen je oproept en deze vervolgens dus ook beantwoor- den. De casus over storytelling zou dus als centrale boodschap kunnen hebben: ‘gebruik storytelling middels VR in de (medische) zorg voor kinderen, want dit heeft gunstige effecten op hun mentale toestand’. Welke vragen roept dit bij je op? Waarschijnlijk:

30

1.5 Eén centrale boodschap; vijf mogelijke doelen

• Wat is storytelling? • Hoe wordt VR toegepast in de zorg voor kinderen? • Waarom is VR gunstig voor hun mentale toestand?

schrijven: het begin

I

Zit de tekst vervolgens goed in elkaar, dan worden deze vragen beantwoord. De opdracht was om een advies te schrijven. De centrale boodschap lijkt in dit geval dus erg op dat advies. Dit hoeft overigens niet altijd zo te zijn. In de weblecture zijn al voorbeelden besproken waarin centrale boodschap en communicatie- vorm wat verder uit elkaar liggen. 1.5.1  De vijf doelen van communicatie Een tekst kan dus slechts één centrale boodschap hebben, maar heeft bijna altijd meerdere doelen. Om dit beter te kunnen uitleggen, is het zinvol om stil te staan bij de vijf hoofddoelen die binnen communicatie worden onderscheiden:

Tabel 1.1 De vijf doelen van communicatie doel uitleg informeren

De lezer voorzien van neutrale informatie; kennisoverdracht. Bijvoorbeeld: het nieuws, of het weerbericht. De lezer voorzien van heldere uitleg zodat deze weet wat die moet doen. Bijvoorbeeld: een gebruiksaanwijzing van een apparaat of een bouwinstructie voor een meubelstuk.

instrueren

De mening van de lezer ergens over veranderen. Bijvoorbeeld: reclame, een betoog.

overtuigen

Het gedrag van de lezer veranderen. Bijvoorbeeld: reclame, een advies.

motiveren

Emotie oproepen bij de lezer. Bijvoorbeeld: een reclame voor goede doelen.

affecteren

In deze beschrijvingen kun je al een beetje zien dat een uiting zelden één doel heeft. Er zitten eigenlijk altijd wel meerdere doelen in verstopt. Zie daarvoor de opdracht hierna.

31

1 De centrale boodschap

7 Uitproberen? Bekijk deze leuke vintage reclame voor scheerspullen:

Afbeelding 1.2 Een reclame voor scheerspullen van GEM uit 1953 (Gem Cutlery Company, 1953)

Een bekende honkbalspeler uit de jaren vijftig beveelt scheerspullen aan van GEM. In de weblecture werden al twee communicatiedoelen van deze adver- tentie genoemd. Als je goed kijkt, kun je echter alle vijf doelen van commu- nicatie herkennen in deze advertentie. Wijs ze maar eens aan en leg ze uit.

Op de website vind je het antwoord.

Ook zakelijke teksten onderbouwd met bronnen, die de kern zijn van dit boek, hebben vaak meer dan één doel. Voor de storytelling-casus was het de bedoeling om een advies te schrijven. Er zijn meerdere doelen die horen bij een advies; je zou zelfs kunnen beargumenteren dat ze alle vijf van toepassing zijn: • informeren, omdat je je advies met goede feiten wil onderbouwen; • instrueren, omdat een goed advies ook uitleg bevat hoe het in de praktijk kan worden gebracht; • overtuigen dat het advies een goed idee is; • motiveren om het advies in de praktijk te brengen; • affecteren, omdat je soms beslissingen nu eenmaal neemt met je hart en niet met je hoofd; zeker bij een onderwerp dat veel mensen zal aangaan, zoals kin- deren die zorg nodig hebben.

Affecteren komt in zakelijke teksten wel minder vaak aan bod dan de andere vier doelen. Je blijft in zakelijke teksten immers altijd neutraal en objectief.

32

1.5 Eén centrale boodschap; vijf mogelijke doelen

DENK! In sommige gevallen is het juist een goed idee om te proberen emotie op te roepen in zakelijke communicatie. Bijvoorbeeld door abstracte begrippen concreet te maken. Voormalig Amerikaans president Obama deed dit in een van zijn toespraken, waarin hij de gevolgen van bezuinigingen op het zorgsysteem onder de aandacht bracht: More and more Americans pay their premiums, only to discover that their insurance company has dropped their coverage when they get sick, or won’t pay the full cost of care. It happens every day. One man from Illinois lost his coverage in the middle of chemothe- rapy because his insurer found that he hadn’t reported gallstones that he didn’t even know about. They delayed his treatment, and he died because of it. (New York Times, 2009) Obama’s speech heeft één centrale boodschap: dat een goed zorgsysteem belangrijk is. Daar zit ook meteen het eerste doel: overtuigen. Hij wil het congres van mening doen veranderen over de geplande bezuinigingen. Hij hoopt daarmee ook het congres aan te zetten tot ander gedrag (motiveren). Dit doet hij door te informeren – op andere plekken in de speech komt hij met feiten en cijfers – maar ook door op de emotie in te spelen. En dat is wat in dit fragment gebeurt. Door abstracte zaken concreet te maken (hij geeft de mensen die de gevolgen dragen van deze bezuinigingen een gezicht), pro- beert hij emotie op te roepen bij de luisteraar. Want, hoe dichter bij iemands belevingswereld iets zich afspeelt, hoe meer het raakt. Meer over abstracte zaken concreet maken vind je in paragraaf 10.4. Houd bij het schrijven je centrale boodschap en je doel(en) altijd scherp voor ogen. Deze bepalen namelijk de richting en daarmee de rode draad van je tekst. Elk tekstonderdeel moet bijdragen aan die rode draad. Gebeurt dat niet, dan verliest de tekst zijn samenhang en raak je je lezer kwijt. Die kan je immers niet even komen vragen: wat bedoelde je hier nou? Dus moet je die vraag continu aan jezelf blijven stellen. Dit is de WIEBI-regel: zit je vast in het schrijfproces, zeg dan tegen jezelf: Wat Ik Eigenlijk Bedoel, Is … Dikke kans dat er dan iets uit komt dat niet alleen behoorlijk logisch klinkt, maar wat je ook terugbrengt naar de focus van je tekst.

schrijven: het begin

I

33

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online