Anna van der Vleuten (red.) - De bestuurlijke kaart van de Europese Unie

1.5  Kansen en bedreigingen van een andere orde (1993-2018)

ook Europa te herenigen. De Europese Raad stelde vast dat kandidaat-lidstaten zouden moeten voldoen aan de zogenoemde Criteria van Kopenhagen alvo rens zij konden toetreden (zie hoofdstuk 17). Voorafgaand aan deze omvangrij ke uitbreiding traden in 1995 Zweden, Finland en Oostenrijk toe, waarmee het ‘Europa van de 15’ ( EU-15 ) ontstond. Ook al stonden de precieze datum van toetreding en het aantal nieuwe lid staten nog niet vast, wel was duidelijk dat de institutionele structuur (de regels en organisatie van de besluitvorming) van de EU aangepast zou moeten worden. Hoe kon de EU met 25 of meer lidstaten goed blijven functioneren op basis van de structuur die oorspronkelijk voor en door zes lidstaten gecreëerd was? In 1996 startte een IGC waarin de lidstaten onderhandelden over mogelijke aan passingen. Deze onderhandelingen spitsten zich toe op de besluitvorming (stem verhoudingen) in de Raad, het aantal leden van de Commissie, de bevoegdheden van het Europees Parlement en de rol van de nationale parlementen. De IGC mondde in juli 1997 uit in het Verdrag van Amsterdam . De regeringsleiders hadden over allerlei zaken een akkoord bereikt (onder andere over de toevoe ging van een werkgelegenheidsparagraaf in het verdrag), maar niet over de insti tutionele aanpassingen van de EU met het oog op de uitbreiding. De grote en de kleine lidstaten konden het onderling niet eens worden over de nieuwe stemver houdingen in de Raad en het aantal leden van de Commissie. De openstaande institutionele discussiepunten werden bekend als de ‘kliekjes van Amsterdam’. 1.5.2 Klem tussen uitbreiding en institutionele stagnatie (1998-2000) In 1999, vlak na de Kosovo-oorlog, besloot de Raad de toetredingsonderhande lingen te openen met tien Midden- en Oost-Europese landen (Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Slovenië, Estland, Letland, Litouwen, Bulgarije en Roe menië) plus Malta en Cyprus. Dit besluit maakte een akkoord over de Amster damse kliekjes des te urgenter. In 2000 startte een nieuwe IGC over de instituti onele aanpassingen. Deze zou moeten uitmonden in een nieuwe verdragstekst. Het uiteindelijke Verdrag van Nice – het resultaat van een vier dagen durende marathonvergadering in een uitgesproken zure sfeer – was een nauwelijks te volgen compromis. Als zodanig is het Verdrag van Nice een treffend voorbeeld van de onontwarbare kluwen van compromissen waartoe de Grand Bargains in de EU kunnen leiden. Ingewikkelde stemprocedure na ‘Nice’ Een van de kernpunten uit het Verdrag van Nice was de invoering van een drievoudi ge stemmenweging in de Raad voor besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid. Elke lidstaat had een aantal stemmen dat was gebaseerd op zijn grootte. Voortaan zou een besluit goedgekeurd zijn als minstens 75 procent van de stemmen én een meerderheid van de lidstaten én een meerderheid van minstens 62 procent van de

| 31

Made with FlippingBook HTML5