Anna van der Vleuten (red.) - De bestuurlijke kaart van de Europese Unie
1 Van slagveld tot onderhandelingstafel: de geschiedenis van de Europese samenwerking
EU-bevolking vóór waren. Waarom zo ingewikkeld? De grote lidstaten vreesden voor afname van hun invloed als er negen kleine lidstaten en slechts één grote lidstaat (Po len) bij zouden komen. Om te voorkomen dat een besluit zou worden goedgekeurd door een meerderheid van de lidstaten die slechts een klein deel van de Europese bevolking vertegenwoordigden, werd de drievoudige weging ingevoerd. Vrijwel overal werd ‘Nice’ ervaren als een nederlaag voor de EU. De conclusie drong zich op dat de beproefde methode van de Grand Bargains niet langer garant stond voor overeenkomsten die in begrijpelijke termen konden worden uitgelegd als een stap voorwaarts in het integratieproces. Door het toenemende aantal deelnemers en de complexiteit van de dossiers was het spel eenvoudig weg te ingewikkeld geworden. De onderwerpen op de agenda van de moderne EU bleken te complex om te komen tot een constructief compromis tussen: ■■ supranationale krachten (de Commissie en de pro-Europese lidstaten) en intergouvernementele krachten (veelal onder leiding van Frankrijk en/of het Verenigd Koninkrijk); ■■ voorstanders van verdere verdieping en federalisering, voorstanders van verbreding en tegenstanders van een of meerdere van deze processen; ■■ grote en kleine lidstaten. Naarmate de jaren negentig vorderden, klonken de eurosceptische waarschu wingen steeds luider. De EMU werd niet gezien als een nieuw begin, maar juist als het sluitstuk van verdieping dat voor gerespecteerde leden als het Verenigd Koninkrijk en Zweden zelfs al te ver ging; zij bleven dan ook buiten de EMU. Bovendien werden de zorgen over de omvangrijke uitbreiding alsmaar groter, niet in de laatste plaats bij de Europese bevolking. Volgens een groeiende groep burgers moest de EU harde geografische grenzen in acht nemen in plaats van steeds maar verder oost- en zuidwaarts uit te breiden. In de scepsis die het Verdrag van Nice in heel Europa veroorzaakte, zag België echter een kans. Onder Belgisch voorzitterschap besloot de Europese Raad van Laken in 2001 om een Conventie in te stellen, een brede vergadering van de staatshoofden en regeringsleiders, vertegenwoordigers van de nationale parlementen van de vijftien lidstaten en de twaalf kandidaat-lidstaten, alsme de leden van het Europees Parlement en vertegenwoordigers van de Commis sie. De Conventie zou voorstellen moeten doen voor een ‘Europese grondwet’. Die grondwet zou de bestaande verdragen moeten vervangen en de democra tische legitimiteit van de Unie moeten vergroten. Vervolgens zou een klassieke IGC de uitkomst van de Conventie moeten bevestigen en zou het zogenoemde Grondwettelijk Verdrag, in de volksmond de ‘ Europese Grondwet ’, door alle nationale parlementen of door een referendum moeten worden geratificeerd. 1.5.3 De moeizame totstandkoming van het Verdrag van Lissabon (2001-2009)
32 |
Made with FlippingBook HTML5