L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld
Deel I • Het oude Nabije Oosten
Noord-Mesopotamië: de stad Assur en het rijk van Šamši-Adad I De stad Assur bestond al in de vroegdynastieke periode, maakte deel uit van de rijken van Akkad en Ur en werd rond 2000 v.Chr. zelfstandig (ca. 2000 1750) . Er begon toen een periode van grote bloei, die vooral berustte op Assurs voorname rol in het handelsverkeer met onder andere Klein-Aziatische ste den, waar de Assyriërs handelswijken verwierven. Na een inzinking rond 1800 ging Assur in de achttiende eeuw een nieuwe bloeiperiode tegemoet na de machtsgreep van de Amoriet Šamši-Adad I, de zoon van de heerser van de Noord-Mesopotamische stad Ekallatum. Hij breidde zijn macht over noordelijk Mesopotamië uit, zette zijn zoon Išme-Dagan op de troon in Ekallatum en zijn zoon Jasmach-Addu op de troon in Mari, een belangrijke stad aan de Eufraat in Syrië vlak bij de grens met Irak. Hij maakte Šubat-Enlil (nu Tell Leilan in Noordoost-Syrië) tot hoofdstad. Ondanks zijn Amoritische achtergrond en het feit dat hij over, maar niet vanuit Assur heerste, werd hij later in de Assyrische koningslijst opgenomen. Zuid-Mesopotamië: het Oud-Babylonische rijk Na de val van de derde dynastie van Ur rond 2000 v.Chr. viel zuidelijk Meso potamië terug in de vroegere situatie van onafhankelijke stads staten. De belang rijkste waren Isin en Larsa, die uitgroeiden tot wat grotere territoriale staten. Iets naar het noorden, ongeveer tachtig kilometer ten zuiden van het tegenwoor dige Bagdad, lag Babylon. Babylon was tot dan toe een onbeduidende stad geweest, maar werd in de achttiende eeuw een politieke grootmacht en bleef nadien, ook in perioden van politieke zwakte, een centrale rol vervullen in de Mesopotamische cultuur. Vele koningen die Babylon veroverden, bewezen eer aan Babylonische goden en tra dities en verleenden Babylon een bijzondere positie. De basis van de Babylonische beschaving werd gelegd door de Amoritische koning Hammurabi (achttiende eeuw v.Chr.; de datering is omstreden), die tegen het einde van zijn regering vrijwel geheel zuidelijk Mesopotamië en het Eufraatdal tot en met Mari had veroverd. Hammurabi is het bekendst geworden door het wetboek dat van hem gevonden is en dat een belangrijke bron is voor de sociale geschiedenis. Dit wetboek (zie p. 78 en figuur 7.2) bleef tot de stan daardlectuur van de Babylonische scholen behoren en oefende aldus een grote en blijvende invloed uit. Het Oudbabylonische dialect, geschreven in een mo numentaal spijkerschrift, werd een voorbeeld voor de latere Mesopotamische geschriften − ook in Assyrië − en werd daarmee ‘klassiek’. Lang heeft het Oud-Babylonische rijk niet bestaan (ca. 1800-1600) . Onder Hammurabi’s opvolgers brokkelde het al af en gingen de militaire kracht en het gezag van de koningen achteruit. Kort na 1600 v.Chr. werd Babylon inge nomen door Mursilis I, een koning van het in oostelijk Klein-Azië ontstane Oud-Hethitische rijk (zie kaart 3.1 en p. 39), die een plundertocht hield door Mesopotamië. Nadat hij Babylon had geplunderd, keerde hij terug naar zijn ei-
34
Made with FlippingBook - Online magazine maker