L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld

10  •  De klassieke periode

de oude aristocratie, maar in de vierde eeuw begon de literatuur zich meer te richten op vraagstukken van opvoeding, alledaagse gedragsnormen en andere aspecten van de burgerlijke moraal. Dit ging gelijk op met de achteruitgang van de politieke betekenis van de aristocratie. Zoals we al zagen, moest deze in de Atheense democratie terrein prijsgeven aan militaire, financiële en oratorische experts, die niet langer alleen uit de aristocratie kwamen. Socrates en Plato De grote bestrijders van de sofisten waren de Atheners Socrates (469-399) en Plato (429-347), de belangrijkste leerling van Socrates. Socrates meende dat de wetten verankerd waren in absolute zedelijke normen en trachtte deze op te sporen door te vragen naar de definitie en precieze inhoud van begrippen als wijsheid, vroomheid en dapperheid. De Atheners vonden zijn gevraag grie- zelig en zagen in hem ironisch genoeg de ergste sofist. In 399 veroordeelde een volksrechtbank hem tot het drinken van de gifbeker, omdat hij de jeugd zou bederven. Hij heeft niets geschreven, maar we weten iets van hem uit werken van zijn leerlingen Plato en Xenophon (een Atheense aristocraat die vooral als geschiedschrijver en militair beroemd geworden is).

Figuur 10.12 Socrates (469-399) was de zoon van een beeldhouwer of steenwerker en was aanvankelijk een ambachtsman uit de middenklasse. Bij verscheidene gelegenheden streed hij als hopliet mee in het Atheense leger. Tegen het einde van zijn leven schijnt hij tot armoede vervallen te zijn. In zijn jonge jaren had hij belangstelling voor natuurfilosofie, maar later verlegde hij zijn interesse naar vragen van begripsbepaling en ethiek via interactieve dialogen. Hij geloofde in het absolute gezag van de wetten (in tegenstelling tot sommige sofisten) en deed mee aan het politieke leven in zijn stad. In 406 pre- sideerde hij de volksvergadering die in een rumoerige zitting enige admiraals ter dood veroordeelde die in dat jaar welis- waar een grote zeeslag (bij de Arginusische eilanden) tegen de Spartanen gewonnen hadden, maar niet hadden kunnen voorkomen dat talrijke Atheners die te water geraakt waren, door een opstekende storm verdronken.

Plato trachtte Socrates’ probleem op te lossen. Hij geloofde dat alles op aarde een afschaduwing was van prototypen en grondvormen in een hogere wereld, de wereld van de ideai (= grondvormen, ongelukkig genoeg vaak vertaald met het woord ‘ideeën’). Alle tafels hadden in zijn visie deel aan de idea ‘tafel’ in die hogere wereld en konden daarom tafels genoemd worden. Plato dacht dat de menselijke ziel voor de geboorte bestond en kennis had van de ideai, maar bij de

145

Made with FlippingBook HTML5