L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld
Deel II • De Griekse wereld
Het Attische drama Het Attische drama (tragedie en komedie) is waarschijnlijk ontstaan uit beurt- zang tussen koor en voorzanger tijdens de processies die deel uitmaakten van de feesten ter ere van de god Dionysus , de god van de wijn, de roes, de extase en de wilde krachten in de natuur. Deze cultus is door de Atheense tirannen in de tweede helft van de zesde eeuw bevorderd, omdat hij geen binding had met een van de oude aristocratische familiegroepen (zie p. 114). Het was – net als het grote feest van de stadsgodin Athena, de Panathenaeën – een cultus van het poliscollectief. De democratie, die na de tirannen kwam, was zulke culten ook goedgezind. In de meeste tragedies stond de verhouding tussen de mens en de goden cen- traal, bijvoorbeeld de botsing tussen menselijke wet en goddelijke inzetting of het conflict tussen menselijk streven en goddelijk lot. De onderwerpen werden in de regel gekozen uit de oude sagen en mythen, waaruit ook de ependichters van de archaïsche tijd geput hadden. Geliefde thema’s waren de lotgevallen van Oedipus, die zijn vader doodde en zijn moeder huwde zonder dat hij wist dat het om zijn vader en moeder ging, en het dilemma van Orestes. Deze zoon van Agamemnon, de leider van de Grieken in de strijd tegen Troje, zag zich geplaatst voor de plicht zijn vader te wreken, die bij zijn terugkeer vermoord was door zijn vrouw Clytaemnestra. Door Clytaemnestra te doden zou Orestes echter moedermoordenaar worden, wat ethisch niet acceptabel was. De bekendste tra- gediedichters waren Aeschylus (525-455, schrijver van de trilogie Oresteia en Perzen (over de nederlaag van Xerxes bij Salamis), Sophocles (495-406, onder andere Oedipus Tyrannus en Electra = de zuster van Orestes) en Euripides (480- 407/6). Van Euripides zijn heel wat werken bewaard gebleven. Hij schreef een Orestes en De Bacchanten over de invoering van nieuwe extatische riten ter ere van Bacchus. Een komedie had in de begintijd, de vijfde eeuw, trekken van een politiek cabaret dat ingekleed was in toneelspel. De bekendste vertegenwoordiger is Aristophanes (460-kort voor 386). Hij schreef onder andere de Lysistrata in 411 tijdens de Peloponnesische oorlog, met als thema een seksstaking van de vrou- wen om de mannen tot het sluiten van vrede te bewegen. In de vierde eeuw werd de komedie meer een burgerlijk blijspel. We spreken van de nieuwe komedie, waarvan Menander (344/3 ? -292/1) de bekendste vertegenwoordiger is. Zowel in de tragedies als in de komedies speelde het koor ook mee. Koorzang werd begeleid met muziek en dans. De toneelopvoeringen vonden plaats in the- aters in de open lucht en werden betaald door rijke burgers en metoiken (li- turgie). Tijdens de Dionysusfeesten was er sprake van competitie; stukken van verschillende dichters werden opgevoerd en het beste stuk kreeg een prijs van de jury. Vanaf de late vijfde eeuw werden populaire stukken opnieuw opgevoerd en breidde het Attische drama zich uit over de hele Griekse wereld.
142
Made with FlippingBook HTML5