Rosemarie Buikema & Liedeke Plate (red.) - Handboek genderstudies in media, kunst en cultuur

Deel 1 – Debatten

van de mogelijkheid van ‘hybriditeit’, zoals besproken in hoofdstuk 7 door Sandra Ponzanesi) en van universaliteit ontdaan is, vormt het nog altijd een van de pijlers van hedendaags feminisme en van het vakgebied genderstudies. Nog steeds werken we binnen het paradigma dat beelden, termen en fenomenen zich op gegenderde, hiërarchische wijze tot elkaar verhouden en is het schema van binaire opposities van De Beauvoir zowel ons gereedschap als datgene wat we uiteindelijk willen deconstru eren of veranderen. Daarvoor zijn in de loop der jaren verschillende feministische en postkoloniale strategieën ontwikkeld en al deze strategieën worden besproken in dit handboek. In De tweede sekse gebruikt De Beauvoir de theoretische term ‘situatie van de vrouw’ voor dat wat in het voorgaande ‘tweederangsburgerschap’ is genoemd. De term ‘situatie’ verwijst naar haar these ‘je bent niet van nature vrouw, je wordt vrouw’. De Beauvoir wil laten zien dat tweederangsburgerschap niet de essentie van de vrouw uitmaakt, maar een situatie is die veranderd kan worden. Ze vraagt zich af: ‘Hoe kan een menselijk wezen in de situatie van de vrouw zichzelf verwezenlijken? Welke wegen staan er voor haar open? Welke daarvan zijn versperd of lopen dood? Hoe kan men in een afhankelijke positie zijn onafhankelijkheid herwinnen? Welke omstan digheden beperken de vrijheid van de vrouw en is zij in staat die op te heffen?’ (De Beauvoir 1990 [1949]: 24-25). De tweede sekse opent met de stelling dat de gelijkheid tussen mannen en vrouwen die het feminisme van de eerste golf heeft bereikt, slechts een papieren gelijkheid inhoudt: De termen mannelijk en vrouwelijk worden alleen op officiële stukken, iden titeitspapieren en in de registers van de burgerlijke stand als volkomen gelijk waardig aan elkaar gebruikt. In de praktijk echter is de verhouding tussen de seksen niet als die van twee gelijkwaardige elektrische polen; de man verte genwoordigt namelijk zowel het positieve als het neutrale element […]. De vrouwen daarentegen vormen het negatieve element en dat zelfs in die mate dat iedere determinatie haar, zonder dat daarbij van wederkerigheid sprake is, als een beperking wordt aangerekend (ibidem: 11). Om te begrijpen wat De Beauvoir hier bedoelt, kunnen we kijken naar de beroeps aanduiding ‘hoogleraar’. De term ‘hoogleraar’ zou moeten verwijzen naar zowel man nelijke als vrouwelijke hoogleraren, maar toch komen we maar al te vaak de term ‘vrouwelijke hoogleraar’ tegen. Het bijvoeglijk naamwoord ‘vrouwelijk’ maakt van ‘hoogleraar’ een mannelijke of schijnbaar neutrale term en het feit dat voor vrouwelij ke hoogleraren de extra aanduiding ‘vrouwelijk’ nodig is, maakt dat zij welhaast geen echte hoogleraren (kunnen) zijn. Dat er tussen man en vrouw geen wederkerigheid bestaat, legt De Beauvoir uit door met de filosoof Hegel (1770-1831) te stellen dat een dualiteit tussen Zelf en Ander fundamenteel is in menselijk denken en doen. Maar zij zegt ook dat er tus-

28

Made with FlippingBook - Online catalogs