Anja Valk, Martijn Baalman, Mariken van der Laan en Vita Olijhoek - Actief met taal in de zaakvakken
hoofdstuk 2
Werkvorm in stappen 1 Deel de tekst uit en laat de leerlingen allemaal een blaadje en een pen voor zich nemen. Maak alvast tweetallen. Zeg: ‘Dit is een tekst uit het …boek. Ik heb in deze tekst een aantal belangrijke woorden onderstreept. Jullie gaan straks met z’n tweeën proberen erachter te komen wat deze woorden betekenen. Ik doe eerst een woord voor, daarna doen we er eentje samen.’ Als je deze werkvorm voor de eerste keer doet, is het wellicht zinvol om meerdere woorden samen te doen. 2 Kies een woord dat je voor gaat doen (modelen). Lees het woord voor. Lees daarna de zin voor waarin het woord voorkomt. Vertel of je nu al voldoende informatie hebt om achter de betekenis van het woord te komen. Lees als dat nodig is de zinnen die voor en achter het woord staan. Staan daar aanwijzingen voor de betekenis van het woord? Analyseer als dat mogelijk is het woord. Staan er bekende delen in het woord waardoor de betekenis te ach terhalen is? Doe ook een woord samen met de leerlingen. Gebruik hierbij de inbreng van de leerlingen. 3 Laat de leerlingen nu zelf aan de gang gaan. Vertel dat ze de betekenis van de woorden moe ten opschrijven op hun blaadje. 4 Loop langs en geef aanwijzingen waar nodig. 5 Bespreek de betekenis van de woorden na. Besteed hierbij vooral aandacht aan de manier waarop de leerlingen de betekenis gevonden hebben.
voorbewerken ■ semantiseren
Woordenschat
Voorbeeld
Engelse en Ierse monniken De Franken zijn christen. Maar veel andere stammen in hun rijk geloven nog in de Germaanse goden. Daarom komen er monniken naar het Frankische Rijk. Zij zijn missionaris. Ze proberen de heidenen over te halen christen te worden. De monniken komen uit Engeland en Ierland. Een van hen is Willibrord. Hij komt naar ons land om de Friezen te bekeren. Maar ook om kerken en kloosters te stichten.
Bron: Mortel e.a., 2013
20 min. 15
59
Made with FlippingBook. PDF to flipbook with ease