Arie Wilschut, Dick van Straaten en Marcel van Riessen - Geschiedenisdidactiek
Deel I De fundamenten
1.1.4 Tijdgebondenheid, anachronisme en onvoorspelbaarheid Bij het vaststellen van de specifieke kenmerken van elke periode op zichzelf hoort de regel dat kenmerken van de ene periode niet met die van een andere mogen worden verward. Daaruit volgt dat een periode zoveel mogelijk ‘vanuit zichzelf ’ zou moeten worden bestudeerd en uitgelegd, niet vanuit het perspectief van een andere periode. Daardoor zou het verleden ook niet mogen worden gezien en uit gelegd vanuit het perspectief van het heden. Zo iets wordt algauw veroordeeld als ‘presentisme’. 14 Toch is een zekere mate van ‘anachronistisch’ redeneren bij geschie denis onvermijdelijk. We kunnen niet anders dan het verleden bezien vanuit ons standpunt in het heden, om de eenvoudige reden dat het niet mogelijk is om in de tijd te reizen. Dat blijkt alleen al uit de hedendaagse taal die we gebruiken om het verleden te beschrijven. Als je het verleden écht zou bekijken vanuit het perspectief van destijds, zou je over de Gouden Eeuw alleen kunnen schrijven in zeventiende eeuws Nederlands en over het Romeinse Rijk alleen in het Latijn. Niettemin proberen historici ‘recht te doen’ aan het verleden door het heden daagse perspectief zoveel mogelijk te vermijden en al helemaal niet te oordelen over het verleden volgens hedendaagse maatstaven. Dat is voor leerlingen op school niet zo gemakkelijk. De maatstaf van de eigen tijd wordt, vaak onbewust, algauw gehanteerd bij ontmoetingen met het verleden. Een politicus uit de jaren dertig van de twintigste eeuw die met de beste bedoelingen spreekt over de ‘grootsche taak’ die Nederland in Indië te verrichten had, wordt gemakkelijk als imperialistische schurk veroordeeld. Zeventiende-eeuwers die zo ‘dom’ waren om de aanspraken van Lodewijk XIV op een goddelijk recht te accepteren, worden meewarig bezien. Populair is ook het vooruitgangsgeloof, vooral wat betreft de technische vooruit gang van de mensheid. Door het gebruik van de woorden ‘nog’ en ‘al’ wordt de ei gen tijd onbewust als norm gesteld: de Romeinen hadden ‘al’ huizen met centrale verwarming; in de negentiende eeuw waren er ‘nog geen’ sociale voorzieningen. Zulke uitspraken houden in dat het normaal en goed is om centrale verwarming en sociale voorzieningen te hebben, zoals wij. Het is de norm van de eigen tijd die wordt opgelegd aan het verleden. Waar geprobeerd wordt af te zien van de maatstaven van het heden bij het oor delen over het verleden, is een botsing tussen verschillende waardesystemen vaak onvermijdelijk. De manier waarop onderscheid wordt gemaakt tussen wat goed en kwaad is, hangt af van het waardepatroon van de cultuur waarvan men deel uitmaakt. Historisch denken heeft oog voor de unieke waardepatronen van ieder tijdperk. Geen enkel waardepatroon is dan universeel of algemeen geldig, elk waar depatroon is historisch bepaald. Hier schuilt echter een adder onder het gras. Als men bijvoorbeeld wil ver klaren waarom tijdens het nazibewind joden werden vervolgd en uitgemoord, zal daarbij het waardepatroon van een racistische ideologie worden betrokken. Vol gens dat waardepatroon was uitmoorden van ‘minderwaardige rassen’ goed; daar door is verklaarbaar dat het gebeurde. Als men het bij zo’n uitleg laat, wekt dat de schijn van goedpraten. Volgens het toenmalige waardepatroon was het immers ‘logisch’ dat genocide werd gepleegd. Toch zouden we als leraren niet tevreden zijn
28
Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online