Pieter Wagenaar, Toon Kerkhoff en Mark Rutgers (red.) - Duizend jaar openbaar bestuur in Nederland
Hoofdstuk 1 Een bestuursgeschiedenis van Nederland
Gebruik van sociaalwetenschappelijke theorieën in de geschiedschrijving is niet onomstreden. Exemplarisch (en enigszins overdreven) is de tegenstelling tus sen de historicus Leopold von Ranke (1795-1886) en de sociale wetenschapper Max Weber (1864-1920). Wat de twee van elkaar scheidde was het gebruik van en het geloof in modellen en theorieën. Ranke wilde geschiedenis beschrijven ‘zoals het geweest was’ door een feitelijke, empirische weergave van gebeurtenis sen in chronologische volgorde te geven. Weber wilde verklaren en gebruikte een ideaaltypisch model, waarbij een vergelijking tussen dat model en de werkelijk heid nuttige inzichten opleverde. Sociale wetenschappers zouden doorgaan op de door Weber ingeslagen weg en moderne concepten, modellen en theorieën voor historische analyse en verklaring inzetten. Historici zouden zich hiertegen afzetten uit angst voor anachronisme, en voor te veel betekenis toekennen aan mogelijk toevallige gebeurtenissen. Dit boek heeft als uitgangspunt dat we voor de geschiedenis van het openbaar bestuur beide benaderingen nodig hebben. De sociale wetenschappen hebben historische vaardigheden en kennis nodig en de geschiedwetenschap heeft behoefte aan sociaalwetenschappelijke concepten en modellen. We willen dus niet alleen beschrijven, maar ook een stap verder zet ten naar begrijpen en verklaren. Modellen zijn in dit opzicht nuttig, omdat zij feiten helpen te interpreteren, complexe zaken vereenvoudigen, nieuwe vragen genereren en vergelijking mogelijk maken. 1 Het gaat dan niet om het zoeken naar universele wetmatigheden in de geschiedenis, maar om het aanbrengen van betekenisvolle relaties. In dit inleidende hoofdstuk bespreken we allereerst het belang van bestuurs geschiedenis en geven we een kenschets van wat wij hieronder moeten verstaan. Waar gaat bestuursgeschiedenis eigenlijk over en wat zijn kernproblemen in het beschrijven ervan? Daarna volgt een beschouwing van de theoretische uitgangs punten waarop de constructie van de bestuursgeschiedenis kan berusten en be spreken we verschillende theorieën van staatsvorming, die voor deze bundel van bijzonder belang zijn. Tot slot wordt een verbinding gelegd tussen deze theorieën en de opbouw en structuur van dit boek en van de afzonderlijke hoofdstukken. Geschiedenis behoorde vroeger vaak tot de belangrijkste leerstof voor aspirant bestuurders. Bij de opening van de Illustere School van Amsterdam in 1632 gaf Gerardus Joannes Vossius een oratie over het nut van de geschiedenis – De His toriae Utilitate . Vossius hield zijn gehoor van studenten, magistraten en andere vooraanstaande burgers voor dat de studenten door het volgen van de colleges in de filosofie en de geschiedenis aan de Illustre School voldoende toegerust zou den worden om zich te ontwikkelen tot ‘goede’ bestuurders. Geschiedenis als een belangrijke bron van lessen voor de toekomst, waaruit bestuurders en politici konden putten, werd in de Verenigde Staten (in sommige opzichten de geboor teplaats van de moderne bestuurskunde) tot het begin van de twintigste eeuw als een onmisbaar onderdeel gezien van elke voorbereiding op een leven in dienst Het belang van bestuursgeschiedenis 2
1.2
12
Made with FlippingBook - Online catalogs